De Amerikaanse auteur David Vann (1966) was in augustus en september op uitnodiging van het Letterenfonds en het Amsterdams Fonds voor de Kunst als writer in residence in Amsterdam. Het bood Emy, als liefhebber fan van Vanns tragische, semi-autobiografische verhalen, de ideale mogelijkheid om zijn psyche te ontleden. Met geluid door Paula Lina.
Bij het werk van sommige schrijvers vertoon ik abrupt alle tekenen van het eerste (en beste) stadium van verliefdheid. Een versnelde hartslag, blozen, moeite met ademen en een onweerstaanbare behoefte om andere mensen hierover te vertellen. David Vann is zo’n schrijver voor mij, en de vonk sloeg over tijdens het lezen van het verhaal ‘Sukkwan Island’ uit Legend of a Suicide (2008). In dit verhaal gaat een jongen bij zijn depressieve vader wonen op een Alaskaans eiland. Het is onbarmhartig slecht weer, en elke avond als hij probeert te slapen, wordt de jongen wakker gehouden door het gehuil van zijn vader. De situatie is onhoudbaar, beklemmend en Vann weet het te beschrijven alsof je erbij staat. Als een kind bij een poppenkast wil je de personages toeschreeuwen om het afgrijselijke einde af te wenden. Tevergeefs. Bij David Vann wordt een in potentie tragisch scenario tot aan het meest bittere eind uitgewerkt.
Als ik hoor dat David Vann naar Nederland komt om op uitnodiging van het Letterenfonds samen met zijn vrouw Nancy ruim een maand in de binnenstad van Amsterdam te resideren, mail ik hem meteen. Het plan: hem een dag lang volgen, van ontbijt tot diner. In praktijk blijkt dat David ‘s ochtends niemand in zijn buurt kan verdragen. Na een eerdere toezegging via email bedenkt hij zich:
I've been thinking that it's too disruptive to see anyone before I write. I never see anyone then. It's only half an hour between when I wake up and when I start writing, and I don't want to talk with anyone then. I just have a bowl of cereal. So let's meet at noon. I know I'll be done writing then, and showered.
11:45u – appartement David Vann (Spui)
David heeft inderdaad gedoucht, maar de boord van het lichtblauwe overhemd dat hij heeft aangetrokken is ernstig versleten. Ik had dit zelf nog niet gezien, hij vestigt er de aandacht op: “Ik heb nog overwogen een ander overhemd aan te doen, maar jullie wilden een day-in-the-life-of en alle overhemden die ik fijn vind zien er zo uit. De boorden gaan er het eerste aan, ik weet ook niet waarom.”
Wij - ik en Paula, die voor de geluidsopnames zorgt - lopen achter de schrijver aan, een stuk of vier smalle trappen op naar een ruim appartement. Nancy is net terug van yoga – als David schrijft, moet ook zij zich uit de voeten maken - en begroet ons hartelijk. Ze lijken beiden dolgelukkig met hun verblijf hier. Om te beginnen met het appartement. “Het heeft zelfs een bad, ik hou ervan om in bad te lezen,” zegt David stralend. “We zitten hier zo centraal, we kunnen overal naartoe lopen. Dat doen we dan ook, elke middag gaan we Amsterdam in, naar een museum of voorstelling. Vanmiddag is er een percussieconcert.” Hij biedt ons iets te drinken aan. Fris of sap heeft hij niet, wel een zorgvuldig uitgekozen voorraad sterke drank, van rum tot tequila. Hij schenkt tequila voor ons in, Nancy drinkt ook mee. “We drinken maar twee hele kleine glaasjes per dag hoor,” zweert hij. “A couple of treats, animals have to be given their treats.”
Na de tequila laat David zien waar hij ‘s ochtends aan zijn roman schrijft. “Ik ben geen ochtendmens. Als ik ‘s ochtends opsta krijg ik maar één oog open. Het is niet alsof ik het niet open wil doen, het gaat gewoon niet. Later komt dat weer goed. Na het ontbijt ga ik in bed liggen met mijn laptop op schoot en begin ik te schrijven gedurende één of twee uur. Ik lees dan de laatste twintig, vijfentwintig pagina’s van het manuscript door en voeg er één pagina aan toe, driehonderd woorden. Het is dan ongeveer half twaalf. Ik ga dan naar beneden en werk aan het bureau in de woonkamer nog zo’n half uur aan mijn vertaling van [het oud-Engelse epos, EK] Beowulf. Mijn grootste ingreep ten opzichte van eerdere vertalingen is dat ik Grendel [de vijand van protagonist Beowulf, EK] niet langer “monster” noem. Het woord dat normaal gesproken als “monster” wordt vertaald betekent eigenlijk “fierce one”. Het is hetzelfde woord dat voor Beowulf wordt gebruikt! Grendel en Beowulf moeten afstammelingen van Kaïn en Abel voorstellen, twee kanten van de mensheid. Ze stellen de strijd voor tussen de goede en slechte kanten van onszelf. They’re not supposed to be monsters, they are actually supposed to be us.”
“Dat lijkt op de thematiek van je eigen boeken, je eigen personages…”
“Ja, ik schrijf tragedies over de slechte kanten in onszelf. Wat ik zo mooi vind aan Griekse tragedies is dat de protagonisten en antagonisten meestal geen vijanden zijn. Vaak houden ze juist van elkaar, maar ze maken elkaar toch kapot, omdat ze zijn wie ze zijn. Er is geen monster, geen dreiging van buitenaf. In Goat Mountain bijvoorbeeld [Vanns recent gepubliceerde roman, EK]; dat wordt een waar inferno, maar de reden daarvan, de dreiging, zit in de jongen zelf. Mijn personages handelen onbewust, ze hebben heel weinig controle over wat er om hen heen gebeurt.
“Weet jij van tevoren wel wat er met hen zal gebeuren?”
“Schrijven gaat bij mij heel automatisch, onbewust, het komt in kleine snelle uitbarstingen. Ik typ zo snel als ik kan denken. Als ik schrijf probeer ik te zien wat een personage ziet en te voelen wat hij voelt. Als ik begin met schrijven ga ik uit van een personage met een probleem en een landschap, vooral dat landschap. Elke dag kom ik terug op het beschrijven van de plek, en dat werkt dan als een Rorschach-test: mijn onderbewuste gaat het automatisch opvullen met patronen. Zo worden de personages steeds completer en groeit het verhaal uit tot iets heel anders dan ik ooit had verwacht. Ik bedenk nooit van tevoren precies wat de verhaallijn zal worden, dat zou ik niet interessant vinden. Dus soms gebeuren er dingen die ik zelf choquerend vind. Dat vind ik heel boeiend, boeiender dan wat ik verder ook in mijn leven heb gedaan.”
Woede, pijn, schaamte en wraakzucht zijn de vertrouwde emoties van de personages van David Vann. Tragedie is zijn genre en hij maakt er geen geheim van dat die voorkeur direct voortkomt uit zijn eigen familiegeschiedenis. Het verhaal ken je misschien al: Davids vader pleegde zelfmoord toen David dertien was. Hij deed dat door zich door zijn hoofd te schieten, terwijl hij Davids stiefmoeder aan de telefoon had. “I love you, but I can’t live without you,” zouden zijn laatste woorden zijn geweest, waarna de stiefmoeder een schot hoorde en het geluid van stukjes hersenen die van het plafond op de grond vielen. Minder dan een jaar daarvoor had haar eigen moeder al zelfmoord gepleegd, nadat deze eerst haar man had neergeschoten. De zelfmoord van Davids vader staat centraal in verhalenbundel Legend of a Suicide (2008), de moord en zelfmoord van de moeder van zijn stiefmoeder in zijn eerste roman Caribou Island (2011). Voor iemand die voortdurend over zulke zaken schrijft is David wel erg opgewekt. Ik had een ernstiger man verwacht.
“Als je ziet wat je personages zien en voelt wat zij voelen, is dat dan niet vreselijk zwaar?”
David: “Ja, je… je voelt de impact van alles wat er gebeurt. Maar ik heb een soort voodoo-geloof dat als een schrijver niets voelt tijdens het schrijven, zijn lezers ook niets kunnen voelen. Ik weet wel dat dat niet waar is, maar ik heb het gevoel dat je niet kunt doen alsof. Fiction can’t be faked. Ik zou angstig worden als ik niets zou voelen wanneer ik schrijf, ik zou het gevoel hebben dat er geen waarde in zit. Maar schrijven werkt voor mij ook echt cathartisch. I basically immerse into a bit of hell for two hours each morning when I write and then the rest of the day I feel so much better. Anything can happen the rest of the day, it doesn’t really matter, it all feels good.”
“Maar is het echt als een hel voor je?”
“Ja, ik heb dat nodig, ik moet mezelf onderdompelen in een stukje hel. Ik heb het conflict tussen personages nodig, een confrontatie met het slechte, of angstaanjagende in ons. Ik moet me dat voorstellen om het voor mezelf veilig en controleerbaar te maken. Maar op dit moment werk ik aan een minder helse roman: Aquarium, over een elfjarig meisje dat een oude man ontmoet in een aquarium die haar grootvader blijkt te zijn. Hij is daar natuurlijk niet toevallig, hij wilde haar ontmoeten. De dramatische kern van het verhaal is dat de moeder van het meisje – voor wie die oude man nooit een vader is geweest – haar vader zal moeten leren vergeven opdat haar dochter een opa kan hebben. Het is waarschijnlijk meer feel good dan alles wat ik eerder geschreven heb…”
“Een feel good-David Vann?!”
David, lachend: “Het is nog steeds literair drama! Alleen geen tragedie meer, er gaat niemand dood.”
“Niemand?!”
Ook Nancy lacht nu hardop. David: “Het is nog niet klaar, en ik weet altijd pas tijdens de laatste vijftig pagina’s wat ik nu eigenlijk geschreven heb, maar ik denk dat deze positief gaat eindigen. Dat betekent niet dat het licht is, de personages hebben het een hele tijd behoorlijk zwaar, want vergiffenis is een van de moeilijkste dingen die er zijn.”
13:15u – Indonesisch restaurant Kantjil & de Tijger (Spuistraat)
David en Nancy komen vaak, heel vaak in Kantjil & de Tijger, en nemen dan standaard de 'Bandung classic' en de avocadosalade, die ze met z’n tweeën delen. Paula en ik volgen hun voorbeeld. Ik ben benieuwd naar iets wat David eerder heeft gezegd, dat zijn net uitgekomen boek Goat Mountain het slotstuk is van een trilogie met de romans Dirt en Caribou Island. Daar kun je ook nog de verhalenbundel Legend of a Suicide aan toe voegen: die vier boeken zijn min of meer gebaseerd op zijn familiegeschiedenis. David: “Together they are meant to kind of burn away that whole family history and all the ugliness of it, with five suicides and a murder and divorces and depression and all that.”
“Dus na Goat Mountain komen er geen verhalen over je eigen familie meer?”
“Ja, ik denk dat het nu klaar is. Het schrijven van die vier boeken, met Goat Mountain als slotstuk, dat gaf me ook een enorm gevoel van afsluiting, catharsis, een soort transformatie. Ik voel me echt een stuk beter nu. Maar… je kunt natuurlijk nooit de gebeurtenissen ongedaan maken, of je familie ongedaan maken. En dat zou wel nodig zijn om er definitief mee klaar te zijn: dat het allemaal nooit gebeurd is... Mijn familie oefent nog steeds een enorme invloed op wie ik ben en ik word ook onvermijdelijk aangetrokken door onderwerpen die voortkomen uit de conflicten die in mijn familie plaatsvonden. Als ik zelf boeken lees of films kijk, dan ben ik toch extra geïnteresseerd als er ergens een zelfmoord in voorkomt. En gezien de manier waarop ik schrijf zou het zomaar kunnen dat die familie weer opduikt, je weet het nooit zeker. Maar voorlopig is Goat Mountain de afsluiting.”
Natuurlijk gun ik David zijn catharsis, maar het lijkt me ook zonde. De boeken die gebaseerd zijn op zijn familiegeschiedenis zijn krachtig, voelen urgent; kan hij dat effect wel bereiken met andere onderwerpen? Zelf blijkt hij ook te hebben getwijfeld: “Ik was zo bang na Goat Mountain dat ik nooit meer zou schrijven. Was er nog wel iets ‘over’, nu ik klaar was met mijn familie? Maar toen diende het onderwerp Medea zich aan, hoe weet ik niet meer, ik ben al meer dan twintig jaar geïnteresseerd in haar verhaal. En het bleek zo makkelijk om over haar te schrijven, elke dag vulde mijn pagina zich als vanzelf. Ik was alsnog bang dat het niet zo’n emotioneel gewicht zou hebben als de verhalen die mijn familiegeschiedenis als achtergrond hadden. Maar tegen het einde, als Medea haar kinderen moet doden, huilde ik terwijl ik het schreef. Dus dat gewicht heeft het wat mij betreft wel.”
Tijdens de rest van de lunch blijft vooral David aan het woord. Ik vind het niet erg, wij zijn hier voor hem en het is interessant om over zijn werk, zijn perikelen met uitgevers en zijn kortstondige worstelcarrière op de middelbare school te horen. Ik vraag me alleen wel af hoe leuk dit is voor Nancy, die deze verhalen ongetwijfeld al tientallen keren heeft gehoord. En hoe schrijvers steeds met evenveel enthousiasme hetzelfde verhaal kunnen houden. Is het talent of training? Tussen twee happen garnalen met pindasaus zegt David: “Een paar jaar na de dood van mijn vader gooide ik alles om: mijn leven, mijn vrienden, en alles wat ik deed, ik ging van worstelen naar de dramaclub. Dat was een goede verandering, na drie jaar waarin ik iedereen vertelde dat mijn vader aan kanker was overleden, gaf ik eindelijk toe dat het zelfmoord was.”
Het is een emotionerend gegeven, maar ik merk dat mijn gedachten afdwalen: ik heb dit gisteren nog gelezen in Davids non-fictieboek Last Day on Earth (2011), waarin hij parallellen trekt tussen zijn eigen leven en dat van de NIU school shooter Steven Kazmierczak. In Last Day on Earth leek deze intieme onthulling, paradoxaal genoeg, meer direct aan mij gericht dan nu het in een restaurant door David zelf gezegd wordt. Het gewicht dat het eerder had, heeft het nu niet meer. De ongemakkelijke waarheid dat je niet te lang in de nabijheid van idolen moet verkeren begint zich op te dringen. Idolen eten geen pindasaus, idolen zijn immer origineel.
16:15u – terug in Davids appartement
Het percussieconcert (waarvan wij niet vonden dat we er per se bij moesten zijn) viel tegen, David vond de percussionisten niet getalenteerd genoeg. Door de dag heen komt hij hier meerdere keren op terug: hoe belangrijk het is dat kunstenaars – van schrijvers tot muzikanten – hun vak beheersen. Hij fulmineert tegen Jonathan Franzen en diens volgens hem onverdiende succes: “Franzen is doodgewoon, ik kan niets van hem leren!”
“Van wie kun je wel wat leren?”
Euripides heeft daar een fout gemaakt, dat probeer ik recht te zetten.
“Het gaat me dan om de stijl, ik ben echt op zoek naar mooi proza. Annie Proulx en Cormac McCarthy gebruiken zinsfragmenten in plaats van volledige zinnen, ze laten die woorden die je niet nodig hebt weg. En in hun zinnen ligt er steeds op een aantal woorden achter elkaar nadruk [paired heavy stresses]. Annie Proulx schrijft bijvoorbeeld in The Shipping News over een personage, Quoyle: “Hive-spangled, gut roaring with gas and cramp, he survived childhood”. En: “He […] liked a ham knuckle, buttered spuds.” Dat doe ik ook, het sterkst in mijn Medea-boek Bright Air Black. Bright Air Black legt nog meer nadruk op de taal en op het landschap dan de boeken ervoor. Veel lezers zullen dat niet waarderen, maar als je als schrijver iets interessants wil doen, moet je je niet te veel aantrekken van je publiek. Zelf heb ik ervan genoten. Ik vond die wereld van Medea prachtig om over te schrijven. En ook de gebeurtenissen. Griekse tragedies zijn zo gewelddadig, zo bloederig. Het was een uitdaging om dat te beschrijven: een vrouw op de achterzijde van een schip die zojuist haar broer in stukjes heeft gehakt en hem nu stukje voor stukje in het water gooit – om dat realistisch neer te zetten. En om invoelbaar te maken waarom ze haar kinderen vermoordt. Ik geloof het origineel van Euripides niet, dat ze haar kinderen zou doden om Jason te stangen…? Ik geloof gewoon niet dat een man ooit zo belangrijk is voor een vrouw dat ze haar kinderen zou doden om hem. Euripides heeft daar een fout gemaakt, dat probeer ik recht te zetten.”
“Heb je altijd al tragedies geschreven?”
“Ik begon met verhalen over jagen en vissen. Die gaf ik aan familieleden tijdens de Kerst, collecties korte verhalen met titels als North to Alaska: how we almost died. Daarna, in de laatste jaren van de middelbare school, schreef ik hele slechte new age poëzie, over eekhoorns enzo. Ik was toen een true believer in new age, compleet met het lopen over hete kolen – ach ja. Maar toen ging ik naar Stanford en ontdekte ik de verhalen van Flannery O’Connor. Dat was tragedie en daar was ik zo van onder de indruk dat ik een hele tijd gedacht hebt dat je alleen kunt laten zien hoe personages “echt” zijn door hun slechte kanten te laten zien. Maar toen las ik Marilynne Robinsons Housekeeping en wist ik dat het ook anders kon, zachtaardig. Nu zijn mijn boeken, hopelijk, een combinatie: je ziet de slechte kanten van mensen, maar er is ook hoop en gulheid. Ik weet wel dat mensen die mijn boeken kennen denken dat er niet zo veel hoop is als er zou moeten zijn. Zelf vind ik Dirt eigenlijk heel grappig, vanwege al die new age denkbeelden waar ik zelf ook ooit in geloofde. Maar niet iedereen vindt dat boek grappig.”
“Ik denk dat mensen moeite hebben met het feit dat de zoon zijn moeder in een schuurtje opsluit.”
“Ja, iemand krijgt dorst in dat boek. Iemand krijgt heel veel dorst. Wat ook grappig is: mensen vinden Dirt een gewelddadig boek, terwijl er bijna geen geweld in zit.”
“De personages zijn wel voortdurend verbaal agressief tegen elkaar.”
“En daarom denken mensen dat het zo gewelddadig is, omdat het emotioneel heftig is, maar puur fysiek is het eigenlijk uitgesproken niet-gewelddadig. Mensen gaan op in de personages en hebben dan uiteindelijk een heel oppervlakkig idee van waar het boek over ging, gebaseerd op hoe ze zich voelden, of ze het verontrustend vonden of niet. Het is vreemd om te zien dat veel lezers een compleet ander beeld hebben van je boek dan wat je daadwerkelijk hebt geschreven.”
“Wat trekt jou zo aan in tragedies?”
“Tragedy is how you end up feeling good. Ik vind tragedies heel geruststellend, omdat alles wat beangstigend is, of onze verliezen en andere ellende, dat wordt allemaal betekenisvol en coherent gemaakt. Ik volgde ooit antropologievakken binnen een studie Religiewetenschappen en wat ik me nog herinner is het voorbeeld van een primitieve cultuur waar ze geen geneeskunde hadden zoals wij die kennen. Om de ziekte te bezweren gaven ze die een naam, alleen dat al gaf het betekenis. Dat gebeurt ook in tragedies: het idee dat een trauma benoemd wordt bevat het op een manier waarop het eerder niet werd bevat, en dat maakt het minder beangstigend. Voor mij werkt immersie in een tragisch verhaal kalmerend. Terwijl die onderdompeling gaande is kan het allemaal heel duister lijken, maar het doel is om ons te helen. Daarom erger ik me ook aan recensenten en lezers in de VS die mijn boeken te ‘donker’ en ‘deprimerend’ vinden. Kinderachtig. Zij begrijpen niet waar het om draait, op een of andere manier hebben ze 2500 jaar literaire geschiedenis gemist.”
“Terwijl je zo positief bent over tragedie, ben je in je non-fictie boek The Last Day on Earth heel negatief over horror...”
Naar een Saw-film kijken en dat plezierig vinden is precies hetzelfde als een nazi zijn.
“Ja, om dat boek te schrijven moest ik horrorfilms kijken, dat doe ik anders nooit. Drie of vier van de Saw-films heb ik gezien, vreselijk! Naar een Saw-film kijken en dat plezierig vinden is precies hetzelfde als een nazi zijn. Je kijkt naar mensen die worden gemarteld ter vermaak, zonder empathie, zonder emotionele connectie. Ik vind die films gevaarlijk: door elk gevoel te dempen maken ze monsters van ons. Dat maakt het mogelijk om te doden zonder iets te voelen, net als militaire training. We zouden horrorfilms moeten haten, we zouden ze moeten proberen te vernietigen. Als ik dat zeg besef ik dat het klinkt alsof ik vind dat er censuur moet zijn, en dat is het laatste wat een schrijver moet zeggen. Voordat ik over die schietpartij schreef had ik hele andere ideeën over kunst. Ik dacht dat iedereen vooral moest kunnen doen wat hij wil, dat in alle kunst wel iets van waarde zit. Ik vind nog steeds niet dat er censuur moet zijn, maar ik zie nu dat sommige kunst gewoon lelijk is. Nietzsches The Antichrist bijvoorbeeld, dat is een oproep tot massamoord in elke zin. Het was het favoriete boek van de NIU shooter, maar ik vind het een hoop stront, en mensen die het verdedigen vind ik ook hoopjes stront terwijl ze dat doen. Ik geloof niet in een relativistische wereld waarin we allemaal perspectieven op de wereld hebben van gelijke waarde. Ik vind sommige gezichtspunten beter dan anderen en om te zeggen dat horror walgelijk is, is een goed gezichtspunt. Ik klink nu als een klootzak, dat realiseer ik me.”
Nietzsche als hoop stront en horrorliefhebbers als nazi’s - zo ver als dit gaat David in Last Day on Earth niet. Ik ben geschrokken door zijn felheid, de vriendelijke en de radicale David Vann laten zich in mijn hoofd nog slecht verenigen. Automatisch wil ik het opnemen voor horror-fans:
“Het lijkt me een kwestie van of je afstand kunt nemen of niet. De meeste mensen die horrorfilms als vermaak zien nemen het niet zo serieus…”
“En ik denk dat ik alle kunst als echt zie, in die zin dat het een visie geeft op wat de wereld is, wie wij zijn.”
“Je bent nu wel erg hard over horrorfilms. Je eigen romans zijn ook behoorlijk gruwelijk…”
“Jawel, maar dat is geen horror, niet in de verste verte. Alles wat gebeurt, elk klein ding – dan gaat het niet eens om afgezaagde ledematen, maar zelfs een gemene opmerking ofzo – krijgt een emotionele context. En je ziet de impact ervan, de consequenties. Wat gebeurt er als iemand zich zo gedraagt, een taboe doorbreekt? Wat gebeurt er als de regels die ons bij elkaar houden wegvallen? Als je de gevolgen van iets ziet, kun je bedenken dat je dat maar beter niet kunt doen. Bij horrorfilms zie je dat niet, dat is allemaal even leuk.”
“Je laat zien hoe personages zich voelen, maar je hebt ook gezegd dat de Amerikaanse lezers het fysieke gedeelte zelf invullen. Ze denken dat er veel meer lichamelijk geweld in zit. Heb je daar geen moeite mee, wat lezers doen met je romans?”
“Lezers raken overstuur van mijn boeken, en ik voel me daar helemaal niet slecht over, absoluut niet. Als ze overstuur raken, zijn ze iets aan het ontkennen. Boeken zoeken hun eigen publiek, aan sommige mensen hebben mijn boeken niets te bieden, het raakt niets bij hen. Als ze overstuur raken, dan raakte het kennelijk wel iets. Maar dat is niet mijn schuld, dat komt door iets wat in hun leven is gebeurd.”
18:00u – op straat in de binnenstad, lopend richting Haägen-Dazs
Het is inmiddels volgens de kloktijd officieel avond. We sluiten de dag af met David en Nancy’s favoriete bezigheid: ijs halen. David zet een beige zonnehoed op voordat hij naar buiten gaat. Het is een wat belachelijke zonnehoed, met een slappe rand. Nancy: “Hij schaamt zich nergens voor. Alleen Japanse vrouwen dragen zulke hoeden.”
David lacht erom. Hij begint enthousiast te vertellen over het ijs bij Haägen-Dazs: “Gisteren hadden we het er nog over dat de smaak die ik daar haal, Belgian chocolate, al 25 jaar haal, sinds het schrijven van mijn eerste verhaal. In theorie heb ik een low cholesterol diet en eet ik geen ijs, maar ik hou ervan, toetjes zijn deel van ons dagelijks ritueel. We gaan bijna elke dag naar Haägen-Dazs.”
Nancy: “En we hebben ook een Ben & Jerry’s ontdekt, voor de afwisseling.”
David: “We houden vooral van de smaak banoffee.”
Nancy: “Ja, banoffee!”
David: “Maar toetjes, daar doen we niet echt aan. We denken nooit aan toetjes.”
We zijn inmiddels bij de ijssalon. Serieus maar met glimmende ogen bestudeert David de smaken: “Wat neem jij? Ik denk dat ik vandaag iets anders ga proberen.” Ik moet om hem glimlachen. Hij kiest uiteindelijk strawberry cheesecake. We eten onze ijsjes in het gras van het Rembrandtplein, dat helemaal volzit - het is het soort wolkeloze nazomerdag waarop iedereen buiten gaat zitten, uitgelaten en onrustig, angstig dat dit de laatste kans is. Bij David en Nancy geen spoortje angst, alles hier is even fijn, als er een stortbui zou vallen zouden ze ook nog lachen.
Er blijft me iets dwarszitten in Vanns werk. In het begin van Last Day on Earth vertelt hij over de raakvlakken tussen hemzelf en de massamoordenaar van de NIU shooting: hoe zij beiden door hun vrienden werden vernederd en uitgestoten en welke agressieve wraakfantasieën daarop volgden. Zijn begrip voor de getroebleerde tiener die Kazmierczak ooit was, is ontroerend. Je kunt hun eenzaamheid en zelfhaat voelen. Maar dan vertelt hij hoe de dramaclub hem redde en plaatst hij zichzelf boven Kazmierczak, die hij wegzet als "mentally ill". Hoe kan de man die zo hard probeert onze goede en slechte kanten te laten zien zoiets doen?
David: “Ja, ik heb geprobeerd om geen monster van hem te maken. Ik heb geprobeerd uit te vogelen waar onze levens elkaar raakten. Maar ik moest hem uiteindelijk wel haten, om wat hij gedaan heeft. Dat is een morele reactie, hij is gewoon te ver gegaan, met wat hij gedaan heeft kan hij niet langer sympathiek zijn. En er was nog een probleem: hij nam allerlei medicatie. Je kunt menselijk gedrag begrijpen totdat iemand drugs gaat gebruiken. Op dat punt gedraagt hij zich niet meer als mens. Weet je, dat boek is het enige dat ik terug zou willen nemen. Niet het eindresultaat, maar de ervaring van het schrijven ervan. De effecten van het schrijven ervan waren zo negatief, het maakte me zo negatief over Amerika. Kazmierczak is voor mij typisch voor de Amerikaanse cultuur, met zijn libertijnse individualisme, zijn voorkeur voor games en horrorfilms en geweren… dat zijn dingen die ik Amerika niet kan vergeven, en hem dus ook niet.”
Ergens houdt de menselijkheid op. Ik snap het wel en toch had ik ergens gehoopt dat David een bovenmenselijk standpunt in zou nemen, een Christusachtig vermogen tot inleving en vergiffenis. In plaats daarvan is hij vandaag zelf erg menselijk geworden. In mijn hoofd klinkt een liedje van Dan le Sac vs. Scroobius Pip, 'Thou Shalt Always Kill': “The Beatles were just a band, Led Zeppelin: just a band, The Beach Boys: just a band, The Sex Pistols: just a band…” Idolatrie is onnodig. David Vann is ook maar een mens die van toetjes houdt, met een gekke zonnehoed. Zijn romans blijven ijzersterk.