Haar nieuwe boek gaat over een onmogelijke liefde, maar over nog veel meer: over grenzen die overschreden worden en hoe we daar soms zelf op aansturen. Lees tijdens het staartje van de Boekenweek (met als thema 'Eerste liefde') een fragment uit Emy Koopmans Tekenen van het universum over een lichaam dat gelooft dat het moet krimpen om het waard te zijn te worden liefgehad.
- ‘Vertellen zelf is een daad van hoop, ongeacht het verhaal dat verteld wordt. Het veronderstelt immers dat iemand bereid is om te luisteren.’
- Wytske Versteeg, Verdwijnpunt (2020)
Mijn eerste hevige, hopeloze verliefdheid was op een jongen met een groot tekentalent, mooie bruine ogen en een gezonde gezinssituatie. We waren brugklassers, maar van hem, die luisterde naar de Wu-Tang Clan en virtuoze graffititekeningen maakte, zou je dat niet hebben gezegd. Als hij niet zo vaak zo vriendelijk naar me had gelachen, had ik zeker gedacht dat hij te cool voor me was. ‘Het neusje van de zalm,’ noemde de geschiedenisleraar hem, zonder ironie, een dubieuze opmerking waarmee ik het eens was, maar waarvan ik ook dacht: ‘Zeg dat nou niet, straks merkt zíj het ook.’ Zij, het dunne blonde meisje, voor wie mijn beste vriendinnetje me toen nog niet had ingeruild, maar dat al wel een object van afgunst was aangezien iedereen op haar verliefd leek te zijn. Ook hij, zo was de consensus van de klassikale roddelmachine, moest wel iets voor haar voelen. Ze zouden er goed uitzien samen.
Alles wat er maar nodig zou zijn, dat was ik bereid te doen om deze jongen te verdienen, alles, behalve rechtstreeks mijn verliefdheid uitspreken. Ik had helemaal niets met hiphop – luisterde zelf naar Nirvana, Alanis Morissette en Eels –, maar voor hem leende ik van de lokale bieb Enter the Wu-Tang (36 Chambers) en Wu-Tang Forever, mijn wijsvinger meeglijdend langs onbegrijpelijke teksten. Ik prees zijn pieces en vroeg hem me te leren hoe je letters zo driedimensionaal krijgt. Zelf tekende ik, thuis, heimelijk, zijn gezicht na van de schoolfoto. En ik begon erop te letten hoeveel calorieën ik binnenkreeg, opdat ik wat meer zou gaan lijken op het blonde meisje en haar evenbeelden uit de tijdschriften en televisieseries, met hun sierlijk slanke ledematen. Ik was geduldig en vastberaden aan het voortploeteren, wachtend op mijn kans, toen hij aan de klas liet weten dat hij moest verhuizen.
Als je een kind bent, staat verhuizen gelijk aan het achterlaten van een wereld
Een verhuizing, wist ik – aangezien mijn eigen lichaam niet zo lang geleden was verplaatst naar dit betrekkelijk diepe zuiden, mijn spraak omgebogen van harde naar zachte medeklinkers – dat is het achterlaten van een wereld. Als je een kind bent, staat dat gelijk aan het einde van een wereld. Of je nu honderd kilometer wordt verplaatst of duizend, de wereld die je kende is in één klap onbereikbaar geworden, de vrienden van daar plotseling een ander volk, waarmee je nog een tijdje flessenpost over en weer kunt gooien, maar jullie gaan elkaar onvermijdelijk steeds slechter verstaan, totdat ze zijn verdwenen, een ander leven in.
Ik ben hem kwijt, dacht ik.
Een paar maanden na zijn vertrek, of misschien wel een half jaar, vierde hij zijn verjaardag, in zijn nieuwe huis. Van zijn oude school had hij slechts twee kinderen uitgenodigd. Het eerste was een meisje dat voetbalde op professioneel niveau en niet romantisch geïnteresseerd leek te zijn in deze jongen of in wie dan ook. Het tweede, dat was ik.
Ik weet niet meer welke ouders ons naar hem toereden, die van mij of die van het andere meisje. De rit zal hoogstens een uur hebben geduurd, maar het leek een eindeloos uitgestrekte reis, waarin ik hoopte op iets waar ik al lang niet meer in geloofde. Een hoop die vaag bleef en op de achtergrond, als het voorbijschietende avondlandschap achter het raampje.
Zijn huis, zijn lach, zijn kamer, zijn vrienden, zijn posters – hij was hetzelfde, met hem was niets mis, en ik voelde het heus nog wel, ergens diep in mijn maag, maar ik kon het niet meer: mijn best voor hem doen, iemand zijn die hij zou willen. Ik kon het niet meer en ik wilde het niet meer. Ik was daar en ik was er niet. Ik was in mezelf, bleekjes maar soeverein. Al het eten wat er stond, al het eten wat me werd aangeboden – de taart, de chips, de popcorn, de M&M’s – sloeg ik af. Niets mocht naar binnen. Het enige wat ik consumeerde was cola light. Op de terugrit zat ik met rechte rug.
Een lichaam dat een jongen zou willen beschermen, een lichaam dat een jongen zou willen koesteren
Ik was begonnen met hongeren om een lichaam te krijgen dat liefde opwekt. Een lichaam dat een jongen zou willen beschermen, een lichaam dat een jongen zou willen koesteren. Van het beperkte aantal acties dat ik kon ondernemen om deze jongen voor me te winnen, had ik het streven naar zo’n lichaam niet kunnen laten liggen. Maar wat begon als een toegeven aan de norm dat dun zijn mooi is en nastrevenswaardig, was tegen de tijd dat ik naar dat feestje ging getransformeerd in iets geheel anders. Ik had een staat van zijn veroverd die me veel meer waard was dan een jongenshart. Terwijl de cijfers op de weegschaal almaar lager werden en mijn heupbotten almaar zichtbaarder, werd ik overspoeld door een gevoel van macht. Ík ben de baas over dit lichaam! Ik ben degene die het hier, op dit krappe maar wezenlijke terrein, voor het zeggen heeft! I am the artist, I am in control. Sterker, voelde ik me, schoner, zuiverder. Steeds vaker ervoer ik een kleine high, niet langer de flauwte van de honger maar een prettig soort duizeligheid, een zweven, een lichtheid. Terwijl de lichamen van de meisjes om me heen veranderden in vrouwenlichamen met rondingen en bloedingen, groeide ik enkel in lengte en bleef wat een cyclus had moeten worden een rechte lijn. Alle nadelen, alle kwetsbaarheden van de vrouwelijkheid leek ik van me af te schudden. Geslachtsloos werd ik, onaantastbaar. En dat alles zonder lawaai te maken, zonder dat mijn ouders het merkten.
Anorexia, stelt psychotherapeute Susie Orbach in de feministische klassieker Hunger Strike. The Anorectic’s Struggle as a Metaphor for Our Age (1986), is een uitdrukking van de verwarring van vrouwen hoeveel ruimte ze mogen innemen. Vrijwel alle vrouwen, aldus Orbach, krijgen te maken met de maatschappelijke eis dat ze niet te veel initiatief moeten tonen, vooral ook niet te gretig, te gulzig, moeten overkomen. Het is onbetamelijk, ondenkbaar bijna, voor een meisje, om haar lichamelijke lusten níet in bedwang te houden; zij is ‘lief’ als zij zichzelf ontzegt wat ze wil, wat ze nodig heeft. Maar de beloning op zelfbeheersing is pas het beginpunt. Wat volgens Orbach voor het meisje de verwarring compleet maakt is dat haar lichaam, dat algemene symbool van menselijke behoeften, tegelijkertijd een consumptieartikel is, schijnbaar voornamelijk bedoeld voor het plezier van anderen. Anderen verorberen haar, met hun blikken, hun handen, hun opmerkingen. ‘Mooi’, zeggen ze, of ‘lelijk’, en haar waarde is bepaald. Nog voordat ze zichzelf heeft kunnen vormgeven, is ze al gezien.
De buitenwereld begint steeds vaker bezorgde opmerkingen te maken. Wat goed voelt voor jou, jaagt anderen angst aan
Zo raakt ze vervreemd van wat ze zelf wil, het meisje (meisje, dat woord dat niet zonder verkleining kan, dat woord dat zichzelf vernedert). Ze hoort niet boos te worden, ze hoort niet met anderen te vechten, ze hoort helemaal niet te vechten. Ze weet dat hoe mooier, hoe liever, hoe zorgzamer ze is, hoe meer mensen haar aardig en aantrekkelijk zullen vinden. Maar ook: hoe meer ze opgeeft, en hoe groter de kans dat er over haar heen wordt gewalst. Binnen die beperkte ruimte navigeert ze, groeit ze op. Als een bonsaiboompje, met de groeiwoede van een oerwoud.
Meisjes heroveren de controle over zichzelf, over hun lichamen, op de manieren die ze tot hun beschikking hebben. De magerzucht is de perverse genoegdoening, even pervers als de manier waarop de wereld omgaat met vrouwenlichamen. Er wordt al van ons gevraagd om tenger te zijn, onze behoeften in toom, onze aanwezigheid bescheiden, dus kijk ons conformeren. Wie kan er wat op tegen hebben als we meer willen bewegen, als we ongezond eten afslaan? Wie kan er wat op tegen hebben als we petite worden, frêle?
En kijk hoe ontzagwekkend we vervolgens worden, tot onze eigen verbazing – wij, de seculiere reïncarnaties van de middeleeuwse vastenheiligen. De buitenwereld begint steeds vaker bezorgde opmerkingen te maken. Wat goed voelt voor jou, jaagt anderen angst aan. Mooi zo, het zal de eerste keer zijn, misschien de enige keer, dat jouw aanwezigheid anderen laat schrikken. Verdwenen is het gehoorzame meisje, het wezen dat nu ontstaat is bovenmenselijk, heeft niets of niemand meer nodig buiten zichzelf. Al haar overvloedige ambitie gestort in deze ultieme competitie, deze uitzonderlijke prestatie. Zolang ze ermee weg kan komen.
Een schoolgenootje was met ernstig ondergewicht afgevoerd naar het ziekenhuis, waar ze een voedingssonde in haar neus geduwd had gekregen
Je komt er niet mee weg, natuurlijk. Het is een val: wat je weghongert, ben je zelf. Datgene wat jou kracht gaf, breekt ook je spieren af, datgene waarmee je dacht de baas te worden over jezelf, wordt de baas over jou. Er is geen ontsnappen aan het lichaam. Je veronderstelde autonomie, je controle, is een farce, en dat zul je snel genoeg merken als je te ver gaat.
Zoals bij zoveel dwangmatig menselijk gedrag lijkt er een omslagpunt te zijn bij de magerzucht, een drempel die je over gaat waarna je lichaam haar eigen logica gaat volgen. Tot aan de dood, als ze haar zin krijgt. Ik was nog niet zo ver, ik kon nog terug. Een schoolgenootje was met ernstig ondergewicht afgevoerd naar het ziekenhuis, waar ze een voedingssonde in haar neus geduwd had gekregen. Dat, die machteloosheid, die horror, was de consequentie van doorgaan. Wellicht had dat schrikbeeld genoeg kunnen zijn om uit eigen beweging te stoppen, maar de optie om zelf in stilte te kiezen werd mij en de andere meisjes op mijn school die hongerden uit handen genomen. Er werd een ouderavond ingelast om dit probleem, zonder ons, te bespreken. Het spel was uit. De zorgelijkheid van anderen veranderde in expliciete veroordeling, en erger nog: in medelijden. Ik was gezien en beoordeeld als zwak, als ziek. Dus bood ik geen weerstand toen mijn moeder, met de bewering dat je er borsten van kreeg – dat attribuut waarmee je, als niets anders, mannen voor je zou winnen – slagroom op mijn bord spoot. Ik capituleerde, werd weer sociaal acceptabel. Al bleef ik nog jarenlang heimelijk braken, ogenschijnlijk was ik genezen.
Verslaving moest licht worden opgevat, zoveel was duidelijk
Het zal zo’n jaar na de ouderavond zijn geweest, dat ik tijdens de les Engels mijn vinger opstak na de vraag van de lerares of iemand wilde voorlezen wat hij of zij had opgeschreven bij de opdracht ‘Waaraan was of ben jij verslaafd?’. De klasgenoot net voor mij had gekozen voor chocola, die dáárvoor voor een televisieprogramma – verslaving moest licht worden opgevat, zoveel was duidelijk.
‘Ik was verslaafd aan niet-eten,’ zei ik. Om te vervolgen met de beknopte uitleg van het hongeren zoals ik dat had ervaren: niet iets waar je een willoos slachtoffer van bent, maar iets wat je zelf doet, aanvankelijk, totdat het, inderdaad, begint te veranderen in een verslaving.
De klas was stil, maar het was geen stilte voor de spot, het voelde als een respectvolle stilte, misschien ook een stilte van verbijstering. Ik voelde geen schaamte op dat moment, geen schaamte voor wat ik had gedaan en geen schaamte voor het spreken. Om te spreken moet je je hoofd oprichten. Bij het spreken dwing je de ander jouw woorden tot zich te nemen, jouw interpretatie van de dingen. Als er wordt geluisterd, zolang er wordt geluisterd.
‘Goed, dankjewel,’ zei de lerares Engels, en bladerde door naar de volgende opdracht.

Emy Koopman was jarenlang Hard//hoofd-redactielid en is literatuurwetenschapper, psycholoog en schrijver. Ze debuteerde in 2016 met de roman Orewoet. Haar meest recente boek Tekenen van het universum verscheen in januari 2022 bij uitgeverij Prometheus.

Jill Heesbeen is een illustrator die graag werk maakt over de relaties tussen personen op maatschappelijk en op persoonlijk niveau. Zo laat ze je nadenken over de omgang met je medemens. Ook de relatie met jezelf (en de mentale problematiek die daarmee gepaard kan gaan) is een onderwerp dat ze graag verbeeldt.