Hoe verhouden seks en angst zich tot elkaar? Naar aanleiding van de vertoning van het muziektheaterstuk The String Quartet’s Guide tot Sex and Anxiety op het Holland Festival liet Emy Koopman die vraag een paar dagen haar leven beheersen; vóór, tijdens en na de voorstelling.
Vóór: een poging tot een eerste keer
Het liefst denk ik er niet aan, houd ik de angst uit de slaapkamer – het is ook wel erg freudiaans om seks als bron van angst te zien – maar in mijn 32-jarige bestaan zijn er talloze momenten geweest waarin seks en angst samen opgingen. Ik moest daar weer aan denken in de dagen voordat ik naar The String Quartet’s Guide to Sex and Anxiety ging.
De eerste keer – dat was een van mijn eerste gedachten: is er iemand voor wie die níet beangstigend was? Toen ik zestien was, vond ik het hoog tijd om seks te hebben gehad. Niet zozeer seks te hebben, maar seks te hebben gehád. Ik ontken niet dat high-schoolfilms waarin tieners per se ‘before prom’ ontmaagd willen zijn hier iets mee te maken kunnen hebben gehad. Een directere invloed was het populairste meisje van de klas, van wie bekend was dat zij met meerdere jongens had geslapen. Ooit was zij mijn beste vriendin geweest, maar al snel waren we in een psychologische oorlogsvoering verwikkeld geraakt, die onder andere inhield dat zij mij ‘Charlotte’ noemde (die preutse uit Sex & the City) en ik haar ‘Samantha’ (die sletterige). Ik deed alsof onze beledigingen gelijkwaardig waren, maar ik wist wel beter. Sletterigheid was te verkiezen boven preutsheid, boven maagdelijkheid. Seks was stoer. Charlotte was saai.
We ontkleedden ons tot aan het ondergoed en gingen naast elkaar liggen. Ik raakte hem aan, en hij… barstte in snikken uit.
Dus probeerde ik seks te hebben met mijn vriendje. We hadden al een aantal maanden verkering, het mocht weleens. In een weekend waarin mijn ouders niet thuis waren klapte ik het logeerbed uit, zette kaarsen neer (maar stak die toch maar niet aan omdat dat ook weer zo cliché was) en zette muziek op die niet overdreven sexy was maar hopelijk toch lustopwekkend (Garbage geloof ik, niet echt zijn smaak, maar van een van de bedpartners van ‘Samantha’ begreep ik dat dat voor hen had gewerkt). We ontkleedden ons tot aan het ondergoed en gingen naast elkaar liggen. Ik raakte hem aan, en hij… barstte in snikken uit.
Mijn vriendje was voor mij de knapste jongen van heel de middelgrote stad waar we woonden, maar hij bleek gierend onzeker over zijn lichaam. Niet dat ik me Jennifer Lopez of Kate Moss waande, ik was op die avond alleen te doelgericht geweest om me daar zorgen over te maken. Direct erna kwam de onzekerheid binnenvallen: ik heb geen opwinding kunnen opwekken, wat zegt dat over mij?
Angst voor seks vind ik volkomen terecht. Seksuele handelingen zijn op zichzelf al behoorlijk bizar: dat je die organen waarmee je plast ineens ergens anders voor gebruikt, met als doel genot, en dan ook nog samen met een ander; dat de ene persoon letterlijk in de ander zit. Seks is ook gevaarlijk, met het risico op seksueel overdraagbare virussen en babyhoofdjes die te groot zijn voor het moederlijk bekken. Daarbovenop komen nog eens alle normen rondom seks, wat je wel en niet hoort te doen volgens de mensen in wiens tijd en buurt je leeft. Terecht of niet, het zijn waarschijnlijk vooral die normen die onze angsten opwekken.
In de sociale context van mijn zestienjarige (en ook nog zesentwintigjarige) zelf was losbandigheid de norm, ook voor meisjes (al gold voor ons wel: met mate). Je moest op je zeventiende echt wel seks (als in: penetratie) hebben gehad. Had je dat eenmaal achter de rug dan moest je gelijktijdig leren klaarkomen met de ander, experimenteren en jezelf ‘ontdekken’. Had je eenmaal een vaste partner, dan moest je twee keer per week met diegene naar bed. Minstens.
Ik spreek in de verleden tijd omdat er iets lijkt te verschuiven, onder jongeren dan. Vorig jaar zomer was het groot nieuws dat zij later aan seks beginnen. Was in 2012 de helft van de jongeren rond de zeventiende verjaardag met iemand naar bed geweest, in 2017 ligt die leeftijd op 18,6 jaar. Als jongere zou ik opgelucht ademhalen: het hoeft nog niet! Het onderzoek, uitgevoerd door Rutgers en Soa AIDS Nederland, heeft eigenlijk vooral vrolijk stemmende uitkomsten: er is een (lichte) afname in seksuele grensoverschrijding, de sekseverschillen in genieten van seks zijn kleiner geworden, en jongeren staan toleranter tegenover homoseksualiteit dan vijf jaar geleden.
Ja, ook een te losse seksuele moraal kan benauwen.
De interpretaties in de media waren echter zorgelijk, er werd naar verklaringen gezocht voor het ‘probleem’ dat jongeren wachten met seksueel actief worden. Die reactie geeft aan dat in elk geval onder de oudere generaties een dwingende losse seksuele moraal nog altijd dominant is. Zoals schrijver en recensent Basje Boer onlangs opmerkte in een bespreking van drie seksboeken: ‘Wie oppert dat rondneuken misschien niet de meest veilige of gezonde keuze is, is kleingeestig. Een vijand van vrijheid. Maar vernauw je op die manier niet opnieuw de denkkaders rond seksualiteit?’
Het antwoord is natuurlijk: ja, ook een te losse seksuele moraal kan benauwen. Na de mislukte poging met mijn vriendje schoot het weleens door mijn hoofd dat ik maar verkracht moest worden, dat het dan tenminste gebeurd was. Die gekke gedachte heeft niets te maken met de baudettiaanse redenering dat vrouwen overweldigd wíllen worden – dat was niet wat ik wilde. Ik wilde niet verkracht worden, ik wilde normaal zijn, of beter dan normaal: aantrekkelijk. En ‘aantrekkelijk’ betekende: seksueel aantrekkelijk.
Tijdens (het introductiepraatje): seks en de prestatiemaatschappij
Als er één filosoof is die zich heeft beziggehouden met seks en angst in de 21e eeuw, dan is het wel Byung-Chul Han, begrijp ik uit het praatje waarmee programmamaker en afgestudeerd filosoof Julia Ploum The String Quartet’s Guide introduceert.
Volgens de Koreaans-Duitse Han leven we in een prestatiesamenleving, met als motto ‘Je kunt het!’. We zijn gaan geloven dat we alles moeten kunnen, als we maar ons best doen. We denken dat we vrij zijn, maar we leggen onszelf een strikte discipline op om net zo mooi/ fit/ slim/ creatief/ succesvol te zijn als degenen die we langs zien komen in onze Facebook- of Instagramfeed. Tot zover niets nieuws. Verrassender is Hans bewering dat al deze ‘zelfgerichtheid’ ertoe leidt dat we grote moeite krijgen met het feit dat de ander zo anders en onvoorspelbaar kan zijn. Dus vergelijken we die ander voortdurend met onszelf en proberen hem aan ons gelijk te schakelen. Han noemt dat ‘de hel van het gelijke’.
We willen de ander bestellen via dating-apps. We willen de liefde plannen in plaats van erdoor overspoeld te raken.
Vroeger, stelt Han, kon ‘Eros’ (liefde plus erotiek) die hel van het gelijke doorbreken, het mogelijk maken ‘de ander te ervaren in heel zijn anders-zijn’. Eros was nutteloos genieten. Maar not anymore! Liefde, erotiek en seks zijn ook in het domein van de prestatie gekomen. De ander is verworden tot seksueel object dat geconsumeerd kan worden. We willen de ander bestellen via dating-apps. We willen de liefde plannen in plaats van erdoor overspoeld te raken. En: ‘via digitale media proberen we nu de ander zo dicht mogelijk naar ons toe te halen, de distantie tot de ander te wissen om nabijheid te bereiken.’ Helemaal fout, vindt Han, want die afstand tot de ander was juist wat ieder de kans gaf anders te zijn.
Bovendien, klaagt hij, is liefde ‘feel-good’ geworden. Als het niet meer prettig is, lopen we weg. Daarmee ontkennen we dat liefde ook onplezierige en gevaarlijke kanten heeft. Zelfs het sadomasochisme uit Fifty Shades of Grey, stelt Han tandenknarsend vast, blijft leuk en veilig. ‘Zelfs de pijn moet te genieten zijn.’
Er is volgens Han maar één oplossing, één paardenmiddel om onze navelstarende consumerende ikken te dwingen die ander weer echt te zien: we moeten met de dood bedreigd worden. Zoals in de film Melancholia. Volgens Han komt de depressie van Justine (Kirsten Dunst) in die film voort uit een overmatige zelfgerichtheid. Ze ziet de ander niet meer echt en kan die dus ook niet liefhebben. Maar dan komt de planeet Melancholia op de aarde afgestevend. Die planeet is voor Han in dit verhaal ‘de ander’: onverwachts, onberekenbaar, gevaarlijk. En deze dreiging van buitenaf dreigt ook het zelf van Justine en van iedereen om haar heen te vernietigen. Dat zet de dingen op scherp. Ineens leeft Justine op en kan ze haar familie en echtgenoot weer liefhebben. Of, zoals Doe Maar al zong: ‘Ik wil weten wie jij bent / voordat de bom valt.’
Dit is het punt waar Han mij kwijtraakt. Ja, de dood van iemand in je naaste omgeving of je eigen net-ontweken dood kan tijdelijk intimiteit- en lustopwekkend zijn, maar ‘tijdelijk’ is daarbij wel het sleutelwoord. Doodsbedreigingen lijken me niet de oplossing voor onze kennelijk vergiftigde verhouding tot ‘de ander’ en ons prestatiegerichte seksleven, alleen al omdat we niet voortdurend bezig kunnen zijn met de naderende dood zonder depressief te worden.
We willen goed zijn voor de ander. Diens ‘gelaat’ roept op tot mededogen. En zijn naakte lichaam is kwetsbaar en kan tegelijkertijd lust opwekken.
Ook Ploum is niet helemaal te spreken over Hans liefdesfilosofie. Emmanuel Levinas, aan hem hebben we volgens haar meer. Deze Frans-joodse filosoof was krijgsgevangene onder de nazi’s, maar zijn mensbeeld is vele malen positiever dan dat van Han. Volgens Levinas hebben we de confrontatie met de dood niet nodig om de ander in zijn waarde te kunnen laten, alleen een vaag besef van onze sterfelijkheid. We zijn hier maar even, en dat gegeven maakt dat we ethisch willen handelen. We willen goed zijn voor die ander. Diens ‘gelaat’ roept op tot mededogen. En zijn naakte lichaam? Dat is extreem kwetsbaar en kan tegelijkertijd lust opwekken. Met die combinatie ligt geweld op de loer, maar de levinasiaanse mens zal in een erotische relatie de ander niet uitbuiten. Hij kan tot de grens gaan van het onfatsoenlijke, maar ergens neemt hij dat respect voor ‘het gelaat’ mee, aldus Levinas.
Levinas overleed in 1995, hij heeft de opkomst van sociale media dus niet meegemaakt. Zijn idee dat het gelaat van de ander vrijwel automatisch een appèl op ons doet, dat we eigenlijk inherent sociaal zijn, kun je gemakkelijk te rooskleurig vinden. Maar Han is wel weer heel pessimistisch. De ander bestellen, controleren, gelijkschakelen? Dat lukt toch niet. Zoals Ploum haar praatje concludeert: ook na alle Tinder-conversaties voel je je nog zenuwachtig over zo’n eerste ‘echte’ date waarin je tegenover of naast die ander zult gaan zitten. Voor de meesten van ons blijft de ander een beetje eng.
Tijdens (The String Quartet’s Guide to Sex and Anxiety): ‘To swallow or not to swallow?’
Helemaal achteraan op het podium staan kolommen hoog opgestapelde schoolstoeltjes. Daarvoor een oerwoud aan metalen muziekstandaarden zonder bladmuziek. Vooraan vier lege stoeltjes. Een man in het zwart komt het podium op en declameert met ernstige, droeve blik ernstige, droeve regels uit het 17e-eeuwse The Anatomy of Melancholy van Robert Burton.
Drie acteurs (twee vrouwen, één man) komen op en gaan op de stoeltjes zitten. Ze trillen en bibberen terwijl vier muzikanten (twee vrouwen, twee mannen) Ligeti’s String Quartet no. 2 inzetten, in ‘allegro nervoso’. Een van de acteurs laat zich van haar stoel zakken en kronkelt over het podium. De acteur rechts van haar – overgewicht, groot wollen vest – zit op zijn stoel en pulkt aan zijn oor. De kronkelende vrouw roept dat ze wilde dat ze dood was. Als de kronkelende vrouw zwijgt, begint de man in het vest in keurig Brits te spreken. Met schalkse blik somt hij al zijn angsten op en alles wat hij eraan heeft geprobeerd te doen, van acupunctuur tot Zoloft. ‘What worked? Nothing.’ Hij verzorgt duidelijk de comic relief van de avond, bij de andere drie is het een en al dood, pijn en verdriet. Seks ook? Een beetje. De kronkelende vrouw blijkt bang dat ze niet goed pijpt. ‘To swallow or not to swallow?,’ vraagt ze zich bloedserieus af. De zaal durft daarbij wel even hardop te lachen.
Het is moeilijk om zelf nog iets te denken over angst, melancholie of wat dan ook, zoveel aandacht eisen deze zwaar gedeprimeerde personages op. Is dat ook wat de Spaanse regisseur Calixto Bieito beoogde: via de extreme zelfgerichtheid van zijn personages het egocentrisme van het publiek doorbreken? Als ik me erger aan hen, erger ik me dan eigenlijk aan mezelf? De begeleidende folder vertelt dat Bieito ‘de laatste jaren zijn best heeft gedaan om zijn oude, pessimistische manier van denken te doorbreken’. Hij wil de mensen nu ook hoop geven, staat er. Op het podium oefent de kronkelende vrouw haar aftrektechniek op een muziekstandaard. De andere vrouw vertelt hoe haar kind op een zonnige dag werd overreden.
De vrouw blijkt bang dat ze niet goed pijpt. ‘To swallow or not to swallow?,’ vraagt ze zich af.
Ik app mijn geliefde: ‘Heb vooral geleerd dat je de ander (dat ben jij in dit geval) de ander moet laten zijn en niet steeds met digitale media de afstand moet proberen weg te halen.’
Dan, ineens, staan alle acteurs gelijktijdig op en lopen tot aan de rand van het podium. Ze zien iets ontzagwekkends, misschien afschuwelijks. Dit moet het Melancholia-moment van de voorstelling zijn, ik verwacht half dat er een komeet uit de zaal komt suizen. In plaats daarvan klinkt er een enorm gekletter. De stapels schoolstoeltjes achterop het podium storten omver. ‘Wow,’ zeg ik hardop, toch nog verrast.
Heel even lijken de acteurs hierna rustiger geworden. Het strijkkwartet speelt String Quartet No. II, opus 95 van Beethoven. Dat klinkt afwisselend woest en kalm. De man in het vest aait een cello, de kronkelende vrouw danst tussen de stoelen, de vrouw die een kind is verloren zingt een liedje. Wat kalmeert: de afgewende dreiging van de dood of het in staat zijn tot sublimatie, tot het omzetten van lastige gevoelens in kunst, zelfexpressie, muziek?
De kalmte houdt niet aan, niet voor de acteurs tenminste. Terwijl de muzikanten vrolijk samen blijven spelen, zitten zij al snel weer ieder in hun eigen hel. Ze hervatten hun zelfbeklag en zetten het door tot het doek valt.
Na: oorlelseks
‘Kun je er iets van maken?’ vraagt de man die naast me zat en me notities heeft zien maken. ‘Lastig,’ zeg ik. Mijn gedachten over seks en angst zijn zo goed als verstomd. Wat vooral nog na blijft spelen is het Melancholia-moment, en de bijbehorende vraag: in hoeverre is die dreigende dood nodig om het andere van de ander te waarderen? In de voorstelling hielp het de personages maar heel kortstondig. Een verwarrend muziektheaterstuk volstaat misschien ook om de ander weer even te zien: overal om me heen zie ik mensen met elkaar in gesprek gaan.
Als al het andere onmogelijk bleek, konden we altijd nog oorlelseks hebben.
Op weg terug naar het huis van mijn geliefde hoor ik twee grote stoere mannen praten over het bakken van taarten. We redden ons wel, denk ik, in deze tijd. Het gevoel bekruipt me dat we echt ergens voorbij zijn, voorbij het extreme presteren en de seksualisering. Of misschien ben ik vooral zelf ergens voorbij (de dertig, de scharrels).
Ik denk aan mijn geliefde en hoe we maandenlang geen seks (als in: penetratie) konden hebben omdat ik een zware, levensreddende operatie had ondergaan. In de tussentijd bedachten we andere vormen van heel dichtbij elkaar zijn, andere aanrakingen. ‘De oorlel,’ zei hij op een festival, ‘is ook een erotisch lichaamsdeel.’ Als al het andere onmogelijk bleek, konden we altijd nog oorlelseks hebben.
Ik denk aan de geliefde die ik had toen ik zestien was. In alle tijd dat we samen waren hebben we nooit seks gehad (als in: penetratie). Maar – en ik wil hier eigenlijk niet eens ‘maar’ zeggen – we hielden van elkaar en die relatie was een van de intiemste die ik heb gehad.
We hebben geen seks die avond. Zijn ouders blijven logeren, maar dat is niet per se de reden.
Gaan jongeren nu later met elkaar naar bed uit angst of uit respect voor de ander? Misschien liggen die twee niet eens zo ver uit elkaar. Het is eng om naakt te zijn bij een ander, het is eng om van een ander te houden. Wat ik vooral hoop is dat de jongeren zich niet meer zoveel laten wijsmaken over wat voor seksueel gedrag ze op welke leeftijd ‘horen’ te vertonen, maar het uitzoeken met elkaar. Dat ze merken dat er vele manieren zijn om je op een niet-apathische, niet-prestatiegerichte manier tot een geliefde ander te verhouden, dat er vele manieren zijn om een seksleven in te vullen. En dat ze iets meer denken als Levinas dan als Han.
Eenmaal thuis vertelt mijn geliefde dat hij een computerscript heeft geschreven om weersvoorspellingen van het KNMI te testen. Ik geloof die voorspellingen wel, hij niet. ‘We can settle this once and for all!’ roept hij enthousiast. We hebben geen seks die avond. Zijn ouders blijven logeren, maar dat is niet per se de reden, ik hoef geen reden aan te voeren. We aaien over elkaars wang, raken zachtjes een oorlel aan. We hoeven geen quotum te halen.
The String Quartet’s Guide to Sex and Anxiety was te zien op het Holland Festival, op 13 en 14 juni, in de Stadsschouwburg Amsterdam.
Een essay van Julia Ploum over Byung-Chul Han en Levinas vind je hier.
Beeld: Keith Rowley via Flickr.com