Als de wereld is verdeeld in mensen die meer van katten houden dan van honden en andersom, behoor ik tot de eerste categorie. De trouwe hondenogen die me onschuldig aankijken doen mijn haren overeind staan. Zijn aanhankelijkheid jeukt. Dan liever een egocentrische kat die doet wat ze wil en ieder moment bereid lijkt me met opgeheven staart te verlaten.
Naast verschillende huisgenoten, wonen beide diersoorten bij mij in huis. Dat gaat, hoewel op dit moment de hond zachtjes piept en op de bank wacht om uitgelaten te worden, en één van die eigenwijze katten al bijna een week zoek is.
Maar, het moet gezegd, een kat neem je niet gemakkelijk mee naar zee. Rennen of slenteren langs de kustlijn is er niet bij met een eigenwijs dier.
Dus toen de zon en wind me naar zee joegen, had ik ander gezelschap nodig. Tussen de ijsjes, emmers en schepjes vond ik een vlieger. Hij bleek een vriend in de lucht, een zwevend huisdier dat zich gemakkelijk laat temmen en weer laat opbergen als je moe en rozig thuiskomt.
Een vriend die wappert in de wind en kwispelt met z’n staart, maar zonder die eeuwig trouwe hondenogen.