Om te blijven ontwikkelen als schrijver, legt Annelies van Wijk zichzelf opdrachten op. Iedere maand vraagt ze iemand uit haar vriendenkring om haar iets te laten schrijven binnen een bepaald thema. Dit keer: een tragische familiegeschiedenis in de vorm van een kort verhaal.
Voor Niels,
Je vroeg me een puur zintuigelijke verhandeling uit te schrijven over het wel en wee van een familie. Ik deed een poging. Ik hoop dat je er een beetje om moet snikken, al is het vanbinnen.
Snel weer zandtaart.
Liefs,
Annelies
Waterlanders
Als hij de rook door zijn neus uitblaast, adem ik diep in. Ik snuif de rook op tot het prikt in mijn neusvleugels. Adem uit. Adem in. Brandaris Zwaar. Adem uit. Adem in. Een slof per week. Adem uit. Pakjes melancholie.
Melancholie die leidt naar een tijd waarin het geluid van de deinende zee hem in slaap wiegde. Een tijd waarin hij bij stormachtig weer alleen op het strand was om te kijken naar de regen die in druppels zichtbaar bleef in zijn baard. Ik stel me voor dat hij iets verlangde. Liefde, geluk. Lege begrippen nog, zonder tastbaar gezicht.
Alleen de mannetjes zingen een melodietje.
Nu heeft mijn vader handen waar vier vogels in passen. Is hij iemand die zaadjes in het kuiltje van zijn hand strooit voor hij de volière in de tuin binnengaat. Iemand waarbij de moed niet in de schoenen is gezakt, maar in de vingers, de handpalmen. De zebravinkjes pikken erin, zoals de rook prikt in mijn neus. Hij babbelt met ze. Alsof het zijn kinderen zijn.
Hij schuifelt door de woonkamer richting de zwartlederen sofa, draagt sloffen die aan de neuzen versleten zijn. Aan de manier waarop hij het fotolijstje van mama verschuift op het dressoir, weet ik hoe hij vandaag over haar denkt.
‘Bram is een brave, zag-ie dat?’ zegt hij.
‘Zo snel gewend aan zijn nieuwe familie. Dat doen ze goed hè, die vogeltjes. Als ze maar zaadjes hebben, en een meissie.’
Zebravinkjes zingen niet, ze snorren. Alleen de mannetjes zingen een melodietje. De moeilijkheid van het melodietje bepaalt hoe slim hij is. Hoe goed hij problemen oplost. Soms kunnen ze met complexere melodietjes zelfs beter voedsel vinden, beter vrouwtjes versieren. Ze leren het van hun vader als ze oud genoeg zijn om zich voort te planten.
‘Zullen we binnenkort weer eens naar de haven gaan, samen?’ vraag ik.
‘Ik heb daar niks te zoeken.’
‘We hoeven alleen te kijken, naar de boten.’
‘Ik wil geen zee meer.’
‘Je hoeft ook niet naar zee, alleen – ‘
‘Leg me effies uit. Waarom is nee nooit duidelijk voor jou?’
Ik kijk naar mijn schoenen, zal mijn handen nooit afleren klam te worden.
‘Ik zou wel weer eens samen naar de haven willen,’ zeg ik.
‘Ouwe wonden openhalen?’
Op zulke momenten kan ik de handen van mijn moeder nog langs mijn armen voelen.
Hij plukt shag uit zijn pakje Brandaris. Door het trillen van zijn vingers valt de helft op zijn broek. Hij trekt een vloeitje uit de verpakking, legt de gevallen shag erop. Doet een poging tot het rollen van een strak sjekkie.
Ik hurk naast de bank, neem het sjekkie van hem over. Ik lik het vloeitje dicht, stop hem in mijn mond, houd een aansteker bij. Adem in. Hoest. Gadverdamme.
Hij slaat op mijn rug, als ik naast hem op de bank ga zitten.
‘Vroeger kon je ook al niks hebben. Je kotste al als je een boot zag liggen!’
Op zulke momenten kan ik de handen van mijn moeder nog langs mijn armen voelen, als ze vroeger wilde helpen zijn zinnen van me af te laten glijden. ‘Het is je vader maar,’ zei ze dan, terwijl ze de woorden van mijn schouders naar mijn vingertoppen veegde.
‘En? Is er al een meissie voor je gevallen?’ vraagt hij.
Ik zwijg.
‘Had ik je toch maar leren vissen.’
‘Jij wil nooit meer naar de haven.’
Herinneringen branden op het puntje van zijn tong, blijven daar liggen, zoals het sjekkie in zijn mondhoek rust. Hij kijkt naar de foto op het dressoir, kijkt naar haar glimlach, de afgewende blik.
‘Ik kwam de mannen tegen,’ zeg ik.
‘Zo,’ zegt hij.
‘Ze vroegen wanneer je weer eens naar de haven kwam.’
‘Nou.’
‘En hoe het met je ging.’
‘En wat zei je toen?’
‘Dat je vogels had.’
Ik wil zijn blik ontwijken.
‘Ze vroegen naar mama.’
Een kus op mijn voorhoofd, weg was ze.
Ik sluit kort mijn ogen, probeer me voor te stellen hoe mijn moeder haar handen rond mijn gezicht legt. Als ik mijn ogen weer open, laat de blik van mijn vader me niet meer los. Zie ik hoe herinneringen van het puntje van zijn tong naar zijn keel getrokken zijn.
‘Ik wil godverdomme niet dat je daar komt.’
‘Ik was er ook niet. Ik kwam ze – ‘
‘Je zit tegen me te liegen, hè? Ik zie het aan je ogen, jongen, je hebt nooit en te nimmer kunnen liegen jij. Zoals je moeder dat ook niet kon, met die kop van d’r. Met die ogen die telkens maar vroegen, vroegen, vroegen. Het gaat nu goed met me, zie je dat?’
Ze zei dat ze naar zee zou gaan, om naar de golven, de sterren te kijken. Een kus op mijn voorhoofd, weg was ze.
Toen mijn vader thuiskwam was het huis stil. Het waaklampje in de woonkamer was al uit. Ik hoorde hem alle kamers binnengaan. Hij kwam als laatste mijn kamer binnen. Ik deed alsof ik sliep. Hij schudde me zacht wakker. Toen ik zei dat ze aan zee was, stormde hij het huis uit, sloeg de deur dicht. Fotolijstjes trilden aan de muur.
Ik heb met mijn neus tegen het raam op ze gewacht. Het glas beslagen door mijn adem. Hij kwam alleen terug.
‘Het wordt tijd dat je een meissie krijgt,’ zegt hij.
‘Sodemieter op, pap.’
‘Uithuilen, opnieuw beginnen, jongen. Je moet accepteren dat het beter is zo.’
‘Is het beter zo?’
‘Je moet vooruitkijken. Gewoon met een leuk, lief meissie.’
‘Ik heb geen meissie nodig.’
‘Je moeder had het leuk gevonden.’
‘Alsof jij wist wat zij leuk vond.’
‘Krijg ik nou een grote bek?’
Ik kijk hem aan, open mijn mond. De woorden blijven steken.
‘Niet gaan huilen hoor,’ zegt hij. ‘Niet huilen. Ha!’
Zijn ogen beginnen te glanzen, worden langzaam zachtroze.
Met trillende handen pakt hij zijn pakje shag.
‘Kom, samen eentje.’
Ik peins er niet over.
Annelies van Wijk (1993) is redacteur bij Hard//hoofd, maakt podcasts, wandelingen en kletst het liefst met vreemden over vogels en het leven. // annelies.van.wijk@hardhoofd.com
Niels Sinke (1992) is een illustrator en podcastmaker uit Utrecht. Wakker te maken voor een gesprek over gebruik en misbruik van technologie en de uitwerking daarvan op de mens. Zijn illustraties nodigen uit om te denken, dwalen en dwarsverbanden te leggen, eigenlijk net zoals dat in zijn hoofd gebeurt.