Alberquerquee baby
met een fletse bek van de kou zink je je huis uit
de stoep veert niet mee en de rest
ook al niet
er is een plek die je kent
waar iemand missen de vale gloed wordt
die soms boven steden hangt
steden, waar 's nachts een trein voorbijrijdt
waar gespeeld wordt, muziek
die harkend op een hoop veegt
wat uit jouw hoofd verdween
die hoop wordt een berg om in te schoppen
sneeuw, herfstblaadjes of
de plastic bekers na Koninginnedag, desnoods
je schopt
maar zij verdwijnt niet
jouw Albuquerquee baby
en met boliderode lippen
drukt ze vlinders in je kraag
Dit gedicht is een gastbijdrage van Laura van der Haar