Acht weken lang, iedere zondag een verhaal van Joost Baars, geïllustreerd door Nina Maissouradze. Al meer dan vijftien jaar werkt Joost in boekwinkels. De verhalen die hij tijdens zijn werk oppikt zijn haast even mooi als de boeken die hij verkoopt.
U haat poëzie
Toen ik De Optocht, de laatste dichtbundel van Toon Tellegen als cadeau inpakte voor een klant, zei deze: "Ik vind dit zó mooi, ik heb het nu al aan zes mensen cadeau gedaan. Maar ik heb er nog weinig respons op gekregen."
Ik zei: "Het is ook een vrij pittig boek. Mensen denken altijd dat Tellegen lieve toegankelijke verhaaltjes schrijft, maar dat is niet zo, en De Optocht is natuurlijk ook één grote litanie van steeds hetzelfde. En het is heel duister."
"Ja, dat klopt. Ik denk dat je gewoon een knop om moet zetten. Je moet in een roes komen en dan in één ruk lezen. Het is net muziek, net Phillip Glass. En de taal is ook zó mooi!"
Nadat de klant de winkel verlaten had, kwam er een andere klant naar me toen, die onze conversatie gehoord had. "Nu ben ik nieuwsgierig geworden. Over wat voor boek ging dat? Een roman? Een detective?"
"Nee, een dichtbundel."
"O. Oké." De klant rolde met de ogen en verliet de winkel.
Een van de voorname taken van een boekverkoper is de klant vanuit eigen leeservaring te adviseren. Voor een poëzielezende boekverkoper als ik is dat evident een probleem. Poëzie is het gros van wat ik lees. En dat wil niemand lezen, al prijs ik het nog zo aan.
"Mama, wat zijn gedichten?" vroeg in de winkel ooit een jongetje aan zijn moeder. "Een gedicht is iets dat meestal rijmt", antwoordde ze. Toen ze daarna haar zoon een gedichtje voorlas, liep hij halverwege ongeïnteresseerd ergens anders naartoe.
Bestaat er een kunstvorm die in onze cultuur meer gehaat wordt dan de poëzie?
Misschien zijn daarom de meeste pogingen om poëzie te populariseren erop gericht om die haat te overwinnen. Dat leidt soms tot merkwaardige taferelen. Ik bracht drie uur door op de openingsavond van het Amsterdams Poëziefestival, en hoorde daar welgeteld 11 gedichten. De rest van de tijd – veruit het grootste gedeelte van de tijd – werd gevuld met op zich niet onverdienstelijke kunstenaars in de disciplines rock 'n' roll, moderne klassieke muziek, tapdansen, drag, trompetimprovisatie. De gedachte moet zijn geweest: zelfs mensen die bereid zijn €17,50 neer te leggen voor een avond met de titel “Poëziefestival” houden het niet vol om langer dan heel eventjes naar poëzie te luisteren.
Illustratie: Nina Maissouradze
En misschien klopt dat ook echt. Het opmerkelijke van poëzie is dat het, ondanks de haat, toch een soort statusverhogend effect heeft. Zelfs mensen die het niet willen lezen, willen ermee worden geassocieerd.
“Is dat al, dat je dat gratis gedichtenbundeltje krijgt?”
“Het Poëziegeschenk. Ja, dat is nu. Dat bundeltje krijg je gratis als je gedurende de Poëzieweek in de boekhandel €12,50 aan poëzie besteedt.
"Oh... dus je krijgt het boekje niet bij een atlas?"
"Nee, helaas."
"Hm. Jammer. Ik heb niet zoveel met poëzie. Dus waarom zou ik een bundel kopen?"
Je kunt je afvragen of prediken voor ongeïnteresseerde parochie de poëzie écht verder helpt. Het enige effect dat je kunt sorteren is het bevestigen van het statusverhogende effect van poëzie. Je laat de mensen nog eens voelen dat ze het niet begrijpen, dat het te hoog gegrepen voor hen is, en dat bevestig je nog eens door al na 11 gedichten een band aan te kondigen met de woorden “Zo, nu hebben we wel genoeg poëzie gehoord”. Bovendien maak je de mensen die in poëzie geïnteresseerd zijn om ándere redenen dan om haar statusverhogende effect, op die manier onzichtbaar. Je stoot ze zelfs af.
Het probleem is dat de meeste mensen die in de poëzie werkzaam zijn, niet geloven dat dat soort mensen bestaan. 'Alle poëzielezers zijn dichter' is niet voor niets een veelgehoord cliché in die wereld.
Een vrouwelijke klant die een dichtbundel zocht, zei: "Sommige gedichten zijn heel erg geconstrueerd. Andere zijn juist intuïtief. Ik zoek een dichter die heel intuïtieve gedichten schrijft." Ik reikte haar een paar bundels aan, van Kira Wuck, Ingmar Heytze, Krijn Peter Hesselink, u snapt het wel. Die legde ze terzijde, en na lang snuffelen in de poëziekast kwam ze op de proppen met Donorwoorden van Sybren Polet – een dichter die juist te boek staat als een schrijver van moeilijke, erg bedachte poëzie – na de bundel uitvoerig te hebben doorgespit.
Ooit kwam een man die voor de winkel waar ik in dienst was aan het riool werkte in zijn smerige werkkloffie naar binnen met de vraag waar de poëzie stond. Ik vroeg hem of hij een tip nodig had. Hij zei: “Nee hoor, ik kom gewoon even kijken.” Hij kocht een bundel van Frederik Lucien de Laere, een dichter die hij niet kende.
Ik zou kunnen doorgaan. Ze bestaan.
--
Joost Baars is dichter, essayist en boekverkoper. Nina Maissouradze is illustrator.