Ondanks de grauwe dag zet Zainal Umarella (nu 38) buiten een donkere zonnebril op. Hij draagt een lange zwarte jas tot aan zijn knieën. In huis, de jas uit, komt een licht en strak gestreken overhemd tevoorschijn en achter de zonnebril blijken indringende, bruine ogen verscholen. Hij is voorzichtig, maar wanneer het vertrouwen is gewekt praat hij openhartig. Over zijn turbulente leven. Hij heeft diep verdriet gekend maar zijn toekomstbeeld is er een van hoop. Gesteund door zijn geloof kon hij de moeilijke periodes het hoofd bieden en steeds opnieuw heeft hij met zijn nuchtere blik lessen kunnen trekken voor de toekomst.
Wil je in het kort vertellen wie je bent?
'Ik ben Zainal Umarella, 36 jaar, geboren in Rotterdam en opgegroeid in Ridderkerk, een rustig plaatsje onder de rook van Rotterdam. In 2020 is mijn vierde kind geboren, de andere drie zijn 14, 13 en 11 jaar. Zelf kom ik uit een gezin met zeven kinderen. Ik ben het oudste kind van mijn ouders, maar mijn vader heeft uit een eerder huwelijk nog een oudere zoon.
'Mijn ouders zijn allebei van Molukse afkomst. Mijn moeder is in 1961 in Friesland geboren; niet lang daarna verhuisde ze als baby met haar ouders naar de Molukken. Mijn vader is juist op de Molukken geboren en op zijn achtste met de boot naar Nederland gekomen.'
Wanneer begon je bewust na te denken over je Molukse achtergrond?
'Ik begon me er nadrukkelijk mee bezig te houden toen ik naar de middelbare school ging. Klasgenoten vroegen aan me wat een Molukker was en om het verschil met een Indonesiër te kunnen benoemen, ging ik me in de Molukse geschiedenis verdiepen. Geografisch gezien zijn de Molukken een provincie van Indonesië, maar veel Molukkers die in Nederland wonen hebben geen binding met dat land. De Molukkers die hier wonen, zijn geen Indonesiërs - zonder daarmee Indonesiërs te beledigen. Ik heb me ook nooit Indonesiër gevoeld.
Tijdens mijn middelbareschooltijd wilde ik me heel erg als Molukker profileren
'Samen met een vriend uit Ridderkerk zat ik op het gymnasium in Rotterdam. Hij is ook van Molukse afkomst en ouder dan ik, waardoor hij altijd een klas hoger zat. Hij was als een oudere neef die mij beschermde; in hem zag ik de stoere Molukse jongen die ik tijdens mijn pubertijd zelf wilde zijn. Tijdens mijn middelbareschooltijd wilde ik me heel erg als Molukker profileren. Zo droeg ik op mijn jas een embleem van de RMS. Dat staat voor Republik Maluku Selatan, de Republiek der vrije Zuid-Molukken. Ik dacht dat het RMS-embleem voor de Molukse vlag stond, maar daar had ik me in vergist. De RMS is een politieke beweging en richt zich met name op de centraal gelegen Lease-eilanden, waaronder Ceram, Ambon en Saparua en heeft veel aandacht voor de christelijke dorpen. Als Ambonees vind ik het belangrijk om ook de Noord-Molukken en Zuidoost-Molukken erbij te betrekken. Molukse moslims horen ook bij Maluku. Een vrije Molukken klinkt mij mooi in de oren, maar dan wel van Noord naar Zuidoost.'
In hoeverre speelde de actualiteit op de Molukken voor jou een rol in die jaren?
'Het waren in mijn pubertijd woelige tijden op de Molukken. In 1999 brak er een burgeroorlog uit tussen moslims en christenen en ook in Nederland kregen wij dat mee. In de omgeving van Rotterdam heb je vier Molukse wijken. Het was niet raar dat we elkaar regelmatig tegenkwamen, want iedereen ging in Rotterdam stappen. Dat zorgde wel voor spanningen, was mijn ervaring. Er gingen geruchten dat ze onze moskee in de fik wilden steken. Wij zijn toen met een groep jongeren de moskee gaan bewaken. Andersom gingen er geruchten rond dat de kerken in de fik zouden worden gestoken. Wij waren dat niet van plan, maar de geruchten werden wel verspreid. De spanningen van de burgeroorlog waren in Nederland dus voelbaar.'
Wat betekent de Molukse identiteit nu voor jou?
'Maluku zit in mijn hart. Mijn uiterlijk, hoe ik me voel en mijn doen en laten is Moluks. Maar in de basis voel ik mij moslim. Het geloof overstijgt. Soms kom ik Molukkers tegen die zeggen dat het niet uitmaakt of je moslim of christen bent. Het belangrijkste is volgens hen dat we Moluks zijn. Ik wil eraan toevoegen: voor mij is het belangrijkste dat we allemaal van dezelfde Schepper komen. Mijn geloof heeft me gesterkt in mijn identiteit. Op de middelbare school leerde ik jongens met een Turkse en Marokkaanse achtergrond kennen en in hen herkende ik me ook. Zij waren mijn moslimbroeders.
'Omdat mijn vader imam was, heb ik me naast de Molukse identiteit altijd beziggehouden met het geloof. Toen ik me daar meer in verdiepte, besefte ik dat bepaalde uitingen van het nationalisme, het ideaal onder Molukkers van een eigen land, moeilijk te rijmen zijn met de leer van de islam. Door nationalisme voel je je verheven boven andere volkeren, terwijl de islam leert dat iedereen gelijk is, ongeacht ras, kleur of geloof. Ik heb dat kunnen verenigen. Ik steun het idee voor een vrije Molukken en schaar iedereen gelijk. Ik ben doordrongen van het verdriet en de wrok van de Molukse gemeenschap in Nederland. Dat onrecht heb ik altijd gevoeld. Dat er Molukkers in Nederland zijn die meer RMS minded zijn, begrijp ik wel. De Nederlandse overheid heeft de Molukkers die in het KNIL dienden van alles beloofd waaronder steun bij onafhankelijkheid, maar puntje bij paaltje is alles teruggedraaid. Daardoor voelen veel van hen zich bedrogen.'
Hoe zijn je ouders in Ridderkerk terecht gekomen?
'Mijn vader kwam in 1951 in Nederland. Veel families van KNIL-militairen, zoals mijn opa’s, arriveerden in Amsterdam en Rotterdam. Daar, of al op de boot naar Nederland, werden ze ontslagen uit het leger en overgeplaatst naar Amersfoort voor demobilisatie. Vandaaruit werden ze weer overgeplaatst naar voormalige concentratiekampen, zoals Westerbork en Vught. Vanwege de verschillende religies en achtergronden op de Molukken ging dat in die kampen niet altijd goed. Na een incident in Westerbork - kamp Schattenberg heette dat toen - waarbij varkensvlees in een grote pan was gevallen, is dat geëscaleerd. Dat was voor ene Ahmad Tan aanleiding om op zijn brommer langs de verschillende kampen in Nederland te gaan en te inventariseren of mensen openstonden voor een woonoord voor alleen Molukse moslims. Hij wordt wel gezien als de eerste leider van die groep. Dat was een belangrijke stap voor de Molukse moslims in Nederland, want uiteindelijk kwam zo’n oord er: kamp Wyldemerk nabij Balk in Friesland. Ook mijn vader verhuisde erheen met zijn familie. De meeste van mijn ooms en tantes zijn in dat kamp geboren en ze hebben me verteld over de bossen eromheen waar ze konden rennen en spelen. Volgens mij hebben ze daar een fijne jeugd gehad. Ik probeer iedere twee jaar naar Balk te gaan. Er staat een stroomkastje op de plaats waar ooit het kamp was en daar stift iedereen met een verleden daar zijn familienaam op.
Opgroeien in de Molukse gemeenschap heeft mij kleur gegeven
'Eind jaren vijftig zag de Nederlandse overheid in dat tijdelijke woonoord niet meer reëel was en werden de meeste kampen opgeheven. De bewoners van kamp Wyldemerk verspreidden zich over de gemeenten in Waalwijk en Ridderkerk. Dat zijn de enige twee islamitische gemeenschappen van de ongeveer zeventig Molukse gemeenschappen in Nederland. Er wonen trouwens ook Molukse christenen in deze gemeenten. In Ridderkerk is een moskee; dat was eerst gewoon een rijtjeshuis waar later een moskee is gebouwd, geschonken door de rijksoverheid. Mijn ouders namen me daarmee naartoe. Daar kwam iedereen elkaar tegen en anders dan buiten de moskee herkende ik mezelf er in de anderen. We hadden allemaal dezelfde gebruiken. Ik ontmoette in de moskee mijn beste vrienden. Wij noemden elkaar trouwens neven, want zo gaat dat in de Molukse gemeenschap. Naar buiten toe zijn we allemaal familie, dat voelde ook echt zo. Opgroeien in de Molukse gemeenschap heeft mij wel kleur gegeven.
'Begin jaren tachtig is mijn vader, nadat hij was gescheiden van zijn eerste vrouw, terug naar de Molukken gegaan, naar het dorp Tulehu op Ambon. Daar stond een familiehuis dat hij wilde opbouwen; in dat dorp hebben mijn ouders elkaar leren kennen. Mijn moeder was geboren in Stavoren, vlakbij Balk, en als baby met haar ouders naar Tulehu verhuisd. Haar moeder kwam uit Tulehu en haar vader van Ternate, een eiland in de Noord-Molukken. In 1982 trouwde mijn moeder met mijn vader en werd ze zwanger van mij. Mijn ouders besloten tijdens de zwangerschap naar Ridderkerk te verhuizen. In 1983 ben ik hier geboren.'
Hoe was het voor je ouders om daar te wonen?
'Mijn vader was een echte cultuurbewaker. Hij was het oudste kind in zijn gezin en ook andere jongeren zagen hem als oudere broer; hij werd door iedereen kaka genoemd. Toen hij later op bedevaart naar Mekka was geweest werd dat kaka haji. Hij was een wandelende bibliotheek voor de Molukse geschiedenis en had veel kennis van de islam. Het was een zeer gerespecteerde man.
'Voor mijn moeder was de verhuizing naar Ridderkerk een grote stap. Ze was toen 22 en was opgegroeid op de Molukken. Je zag aan haar het verschil tussen hoe Molukkers in Nederland en op de Molukken in het leven staan. In de Molukse traditie ken je het ‘pelaschap’, een pact tussen Molukse dorpen waarbij je belooft elkaar te helpen in moeilijke tijden, zoals oorlog. Het betekent dat je de inwoners van dat andere dorp ziet als familie en bijvoorbeeld ook niet met elkaar mag trouwen. Als jongeren waren we daar wel mee bezig. Op school en in de stad vroegen we elkaar: ‘Uit welk dorp komt je familie?’ Zo kwamen we erachter wie pela van wie was en of je een leuk meisje mee uit kon vragen. Door vast te houden aan deze tradities probeerden we onze identiteit vorm te geven. Ik vroeg een keer aan mijn moeder van wie haar familie pela was, maar ze wist het niet en antwoordde: ‘Dat moet je aan je vader vragen. Denk je dat we daar op Ambon mee bezig zijn?’
Ik kan me voorstellen dat mijn moeder zich in Nederland weleens geïsoleerd heeft gevoeld. Toen ze hier aankwam sprak ze geen Nederlands, mijn vader was negentien jaar ouder en had al een verleden in Nederland achter zich. Hij had een zoon uit een eerder huwelijk en de jaren zeventig waren een hectische periode voor de Molukse gemeenschap. De twee treinkapingen zijn daarvan de bekendste voorbeelden. Mijn moeder is altijd geduldig gebleven, heel liefdevol naar haar kinderen toe en zorgzaam voor haar man.'
Is je familie nog verbonden met het dorp Tulehu op Ambon?
'Ik ben er toen ik jonger was regelmatig met mijn ouders geweest. Er woont van hen beide nog familie en we hebben er een stuk grond. Nadat mijn vader in 2013 aan een hartaanval overleed en de moeder van mijn kinderen en ik uit elkaar gingen, ging het een tijd niet goed met me en ben ik naar Tulehu gegaan. Ik voelde de aanwezigheid van mijn voorouders. Iedereen in Tulehu had iets over mijn vader te vertellen, het was net alsof hij er was. Alsof hij er zelf nog rondliep of op een hoekje van de veranda mee zat te luisteren. Zijn geest was sterk aanwezig. Ik kreeg er de spirituele knuffel die ik nodig had.
'In totaal ben ik er vijf keer geweest en volgend jaar hoop ik mijn kinderen ermee naartoe te nemen. Het is voor hen ook thuis en dat zullen ze voelen en ervaren wanneer ze daar zelf komen.'
Wat merk je op Ambon nog van de koloniale geschiedenis?
'Dat is een kwestie van perspectief. Er zijn mensen die zeggen dat Indonesië de islamitische overheerser van de Molukken is. Je kunt het ook omdraaien en stellen dat er Molukse dorpen zijn die het christelijke geloof van de Nederlandse overheerser hebben overgenomen toen de VOC er huishield. Toen Indonesië zijn onafhankelijkheid begon te verwerven heeft Nederland Molukse soldaten ingezet om tegen de Indonesiërs te vechten. Dat is een politieke zet geweest van de Nederlandse overheid. Interesse in politiek, de RMS en onderdrukking door Indonesiërs, tegen onafhankelijkheid van de Molukken, dat heb ik op Ambon allemaal nauwelijks ervaren. Het is daar meer carpe diem. De voornaamste zorgen gaan uit naar de primaire behoeftes. Dit is mijn beleving, maar er zullen ook Molukkers zijn die het niet met me eens zijn. Iedere persoon of familie zal zijn eigen beleving hebben. Ik sta open voor andere perspectieven. Als je er met elkaar over in gesprek durft te gaan kom je nader tot elkaar.
In de Nederlandse geschiedenisboeken wordt maar een kleine alinea aan de donkere kant van de koloniale geschiedenis gewijd
'De houding van Nederland stoort me wel. Men wist bewust haar fouten uit. In de Nederlandse geschiedenisboeken wordt maar een kleine alinea aan de donkere kant van de koloniale geschiedenis gewijd. Dat vind ik heel erg, want op deze manier komt er geen closure. Ik ben niet het type dat in de slachtofferrol gaat zitten. Maar ik wil wel mijn stem laten horen en om die reden ben ik redacteur van bij TIFA magazine. Voor het blad spreek ik met veel verschillende Molukkers. Ik probeer een bijdrage te leveren.'
Wat hoop je daar te vinden?
'Mijn opa van moederskant is Noord-Moluks, maar van die geschiedenis en cultuur heb ik vroeger weinig meegekregen. Ik ben lid geworden van een Noord-Molukse werkgroep om meer kennis te vergaren en dat heeft me gesterkt in het idee dat Maluku diverser is dan ik dacht. Nu ken ik Noord-Molukkers in Drachten, Nieuwegein, Limburg en Zeeland. De gemeenschap is best groot en woont verspreid door Nederland. Ik zit ook bij een Molukse krijgsdansgroep, met een islamitische uitstraling. Voor mij is het belangrijk om dat uit te dragen, want ik kom Molukkers in Nederland tegen die niet eens weten dat hier ook Molukse moslims wonen.
'Binnen de Molukse gemeenschap heerst wel eens eiland- en dorpsdenken, dat maakt het soms moeilijk om een eenheid te smeden. Om toch een eenheid uit te stralen heerst er binnen families sociale controle. Het is begrijpelijk dat men zich aan elkaar vastklampte, maar voor ons jongeren werd dat soms benauwend.
Vroeger hadden Molukkers dat ‘touwtje door de brievenbus’, maar de samenleving van nu is geïndividualiseerd
'Ik ben me bewust van de verhoudingen, maar zie ze niet als een belemmering. Het stimuleert me om gemeenschapszin te creëren. Ik probeer mensen bij elkaar te brengen, voor de nieuwe generatie organiseer ik activiteiten. Laatst had ik een zaaltje gehuurd waar de jeugd uit Waalwijk en Ridderkerk tegen elkaar kon voetballen. Voorheen ontmoetten we elkaar in de moskee, maar niet iedereen gaat daar nog naartoe. Met de krijgsdansgroep zou ik graag een kindergroep starten. Als de kinderen bij elkaar komen, komen de ouders vanzelf mee. Zo probeer ik oude bruggen te repareren. Maar het is niet makkelijk om de gemeenschap bij elkaar te houden. Vroeger hadden de Molukkers dat ‘touwtje door de brievenbus’, maar de samenleving van nu is geïndividualiseerd. Onze generatie zoekt nu meer naar communities die niet alleen op afkomst zijn gebaseerd. En de Molukkers zijn meer in de Nederlandse samenleving opgenomen. Dat is iets moois, maar paradoxaal genoeg ook het begin van het einde.
'Ik heb veel geleerd van de generaties voor mij. Zij kwamen aan in Nederland en werden ontslagen uit hun ambt. Vervolgens kwamen ze met grote gezinnen in voormalige concentratiekampen terecht. Vanuit niets hebben ze toch iets moois opgebouwd. Ze hebben ons kerken, moskeeën en Molukse wijken nagelaten en zich ingezet voor regelingen, zoals financiële compensaties. Kun je nagaan wat we kunnen bereiken met alle kansen die onze generatie heeft!'
Over de laatste generatie gesproken: welke lessen geef jij je kinderen mee in hun opvoeding?
Mijn kinderen zijn mijn grootste spiegels. Ze stellen me voortdurend vragen, waardoor ik me moet verdiepen in mezelf, de familiegeschiedenis en het geloof. Mijn kinderen geven me veel liefde en hoop, door hen leer ik steeds meer over mezelf. Ik wil ze de essentie van het geloof meegeven: goed gedrag naar jezelf en naar anderen toe. Maar ook dat in elke tegenslag een zegen schuilt. Dat zie je niet altijd op het moment zelf, maar later zal het blijken.
'Ik geef mijn kinderen principes mee vanuit het geloof en de Molukse cultuur. Het blijft belangrijk dat je weet waar je vandaan komt. Zonder mijn ouders was ik hier niet en zouden ook mijn broers en zussen er niet zijn. Ontdekken wie je voorouders zijn levert belangrijke inzichten op, en ik wil dat mijn kinderen dat meekrijgen, het geeft namelijk kracht en vertrouwen. Hopelijk kan ik mijn kinderen laten zien dat er aan de andere kant van de wereld ook een stukje thuis is.
Met mijn vader heb ik een moeilijke band gehad… Lang overheerste onbegrip, maar als ik er nu op terugkijk voel ik vooral liefde. Qua uiterlijk lijk ik ook steeds meer op hem. Na zijn overlijden had ik het gevoel dat ik me over iedereen moest ontfermen. Ik heb mijn eigen verdriet geparkeerd en daardoor kwam ik mezelf later tegen. Uiteindelijk heeft iedereen zijn rol en krijg je wat je toekomt. De islam leert me dat we allemaal beproevingen hebben in het leven. Iedereen krijgt zijn eigen portie, maar nooit meer dan we aankunnen.'
Dit gesprek komt uit een reeks interviews die schrijvers Jason Keizer en Sarah van Binsbergen samen met fotograaf Amber Toorop afnamen tussen 2018 en 2020 met Nederlanders met Indische roots. De interviewreeks kwam tot stand dankzij financiële steun van Stichting Democratie en Media.
Jason Keizer is op zoek naar de sporen van het koloniale verleden in de moderne maatschappij en het dagelijks leven. Zijn zoektocht is persoonlijk gemotiveerd door zijn Indische achtergrond.
Amber Toorop is documentairefotografe. In haar werk onderzoekt ze op wat voor manieren mensen zich verbonden voelen met een thuis, een plek en een land.