Toen Myrthe Groot en Romée Mulder elkaar leerden kennen op de opleiding modevormgeving aan de HKU, klikte er iets. Allebei kwamen ze uit Twente, allebei hadden ze een Indische vader, en dezelfde interesses, niet alleen in mode maar ook in geschiedenis, erfgoed, en hun eigen roots. Na een jaar stopten ze beiden met hun studie, Romée ging Cultureel Erfgoed studeren, Myrthe kunstgeschiedenis. De vriendschap en de gedeelde interesse in hun achtergrond bleef. Als huisgenoten in Amsterdam begonnen ze samen onderzoek te doen naar hun familiegeschiedenissen. En ze begonnen een modelabel dat nauw met die persoonlijke zoektocht samenhangt: Guave.
Jullie vonden elkaar in jullie gedeelde Indische achtergrond en de nieuwsgierigheid daarnaar. Allereerst: wat betekent die Indische achtergrond voor jullie?
Romée: ‘Mijn Indische roots, daar ben ik nu op een heel andere manier mee bezig dan vroeger. Ik ben er natuurlijk mee opgegroeid, mijn vader nam me daarin mee. Voor mijn verjaardag kreeg ik bijvoorbeeld altijd een boek, en vaak was dat Indische literatuur, zoals Hella Haasse of Adriaan van Dis. Ik was er zelf ook in geïnteresseerd. Dat werd sterker in de puberteit, sowieso een periode waarin je op zoek gaat naar je identiteit. Voor mij hoorde daarbij dat ik me meer bewust werd van het feit dat ik niet alleen een Nederlandse identiteit heb, maar ook een Indische vader en Indische familie, met bijbehorende gewoonten, verhalen en tradities. Ik vroeg me af wat dat betekende voor wie ik was.
Ik had best veel Indische vrienden, van school, van streetdance, en we spraken er samen wel over. Dat ging over kleine, herkenbare dingen, vaak over eten, over onze Indische oma’s met hun gewoonten of bepaalde grapjes binnen de familie die Nederlandse vrienden niet begrepen. Dat gemeenschappelijke versterkte de band met deze vrienden. Toen ik wat ouder werd, tijdens mijn studententijd, kwam ik andere mensen tegen, onder wie Myrthe, in wie ik ook veel herkende. Toen ging het gaandeweg steeds dieper, mijn omgang met die geschiedenis en hoe ik daarover dacht. Gestimuleerd door gesprekken met onder andere Myrthe begon ik me af te vragen hoe mijn familie precies in elkaar zat. We gingen samen archiefonderzoek doen. Maar ik ging ook anders naar mijn familie kijken, merk ik vooral de laatste jaren: ik ben benieuwd hoe zij zich tot dat verleden verhouden. Iedereen wordt ouder, dus grijpt sneller terug naar het verleden, of soms juist niet. We delen allemaal dezelfde geschiedenis maar niet iedereen in mijn familie gaat daar hetzelfde mee om. Dat vind ik heel interessant, hoe dat in z’n werk gaat en wat het met mezelf doet.’
Romée: ‘Ja, maar niet met iedereen. Het ligt heel gevoelig, niet iedereen wil erover praten. En het blijft vaak aan de oppervlakte. Soms kunnen we er niet omheen, als we met ooms en tantes samen zijn, om het over die gedeelde Indische identiteit te hebben. Maar dan gaat het over eten, gezellig samen zijn, niet over de geschiedenis, niet over wat opa en oma hebben meegemaakt, de kampen en hun komst naar Nederland. Want dan wordt het snel… ja, moeilijk. En moeilijke gesprekken vermijden mensen liever. Ik vind het zelf ook moeilijk om te vragen naar dat verleden omdat je niet precies weet wat er is gebeurd. Ik heb vermoedens, ik heb veel gelezen over Nederlands-Indië, dus de grote lijnen ken ik. Maar wat er in detail is gebeurd, dat blijft gissen.’
Mijn vader heeft niet alles meegekregen van zijn ouders, zoals dat werkt in families met een oorlogstrauma
‘Met mijn vader heb ik het er steeds meer over, omdat hij er zelf ook meer in geïnteresseerd is. Hij zei onlangs zelf: ik wil alle archieven in en nu echt weten waar we vandaan komen. Die vragen liggen er al lang en hij voelt dat de tijd daar is om ze uit te zoeken. Voor mij geldt dat ook, al sta ik er als derde generatie natuurlijk verder van af. Ik heb geen oorlogstrauma van mijn ouders overgedragen gekregen zoals hij. Erover praten is soms lastig, omdat er veel dingen onuitgesproken zijn. Mijn vader heeft ook niet alles meegekregen van zijn ouders, zoals dat werkt in families met een oorlogstrauma. Dus ik merk dat hij met veel dingen worstelt. En ik heb veel vragen, die hij niet altijd kan beantwoorden.’
Myrthe, wat betekent Indisch zijn voor jou?
Myrthe: ‘Op die vraag kan ik steeds beter antwoord geven, hoewel het antwoord nooit helemaal sluitend zal zijn en het eigenlijk steeds verandert. Mijn broer en ik zijn vrij Nederlands opgevoed; waren er niet heel bewust mee bezig. Ik had vooral Nederlandse vriendinnetjes. Mijn Indische achtergrond was nooit echt onderwerp van gesprek. Ik ben opgegroeid in Almelo, waar we met hooguit een handjevol kinderen met een kleurtje waren. Maar ik had nooit het gevoel anders te zijn. Mijn moeder kwam ervandaan, we hadden veel Nederlandse familie in de buurt en in de parochie. Wel was ik altijd nieuwsgierig naar de Indische kant: mijn vader vertelde weleens dingen en gebruikte soms woorden waarvan ik later pas besefte dat mijn Nederlandse vrienden ze niet begrepen. Ik had Indische familie, maar die zagen we minder dan de Nederlandse familie. Mijn broer en ik vonden het wel altijd een feest als er een bijeenkomst was van mijn vaders familie, want dan was er altijd veel lekker eten.’
‘In de puberteit ga je inderdaad meer nadenken over wie je bent, en daar hoorde het ontdekken van die Indische kant ook bij. In die periode is de band met mijn vaders familie intensiever geworden, ook met mijn oma. Niet dat ik veel van haar wist trouwens, ze was heel gereserveerd. Ik heb in mijn jonge naïviteit wel eens vragen gesteld over gevoelige onderwerpen en kreeg dan gelijk het deksel op de neus. Zo moesten we op de middelbare school eens iets doen over de Tweede Wereldoorlog. Ik had met een groepje Nederlands-Indië als thema gekozen en dacht: misschien kan mijn oma daar wel wat over vertellen. Maar dat wilde ze absoluut niet. Terugkijkend begrijp ik dat heel goed. Dit zullen veel mensen van de derde generatie herkennen, dat er niet veel wordt gepraat over het verleden.’
‘Maar goed, ondanks mijn nieuwsgierigheid was mijn Indische achtergrond lange tijd geen groot onderdeel van mijn leven. En toen leerde ik in Utrecht Romée kennen, en ook Sytske, een andere vriendin. Zij is superblond, ziet er helemaal niet Indisch uit, maar is het wel. We ontdekten dat wij alle drie een vergelijkbare familiegeschiedenis hebben; een Indische vader en een Nederlandse moeder. Uit onze gesprekken kwamen ook kleine dingen die we alle drie herkenden, typische, simpele dingen, zoals dat mijn oma en tantes altijd borrelnootjes of chips bewaren in Tupperware-bakjes. Ik dacht dat dat gewoon iets van hen was, maar dat bleken andere Indische oma’s ook te doen! Die herkenning van kleine gewoontes vond ik heel fijn. Vandaaruit ben ik meer gaan lezen over Nederlands-Indië. Dat hield ik vooral voor mezelf, ik had niet de behoefte dat te delen met mijn ouders of ooms en tantes. Het voelde als een persoonlijke zoektocht. En misschien speelde onbewust wel mee dat er weinig over gepraat werd.’
Romée: ‘Een van de eerste momenten dat ik me afvroeg hoe die geschiedenis van Nederlands-Indië er precies uit zag, en wat dat met mij te maken had, was op de middelbare school. In 5 havo werd Nederlands-Indië behandeld, en ik dacht: ‘Hé, maar de verhalen die ik thuis heb gehoord zijn heel anders.’ We kregen video’s te zien van Nederlanders in mooie pakken, en ik wist dat mijn eigen geschiedenis ook andere perspectieven bevatte. Ik kon alleen maar denken: hier klopt iets niet. Ik was met stomheid geslagen, dacht: hoe kan dit nou zo ver uit elkaar liggen? Dat was voor mij de motivatie om me er meer in te verdiepen. En ik herken wat Myrthe zegt: ook ik heb vragen aan mijn oma gesteld, waar niet veel uit kwam. En ook ik had een sterke emotionele band met mijn oma, en kreeg door die band meer interesse voor het onderwerp. Maar ik ben door haar ook in de war gebracht! Toen ik klein was dacht ik altijd: leuk, ik heb een Indische oma, bijzonder. En toen zei zij op een gegeven moment: nee hoor, ik ben gewoon Nederlands. Dat bracht mij helemaal in de war. Ik was nog jong en begreep het niet. Ik dacht: jij bent bruin, en dus niet Hollands. Inmiddels begrijp ik waarom ze dat zei, door wat ze heeft meegemaakt en hoe de geschiedenis is gelopen. Dit zeggen veel mensen van de eerste generatie: zij voelen zich Nederlands omdat ze in Nederlands-Indië onder Nederlands bewind zijn opgegroeid. Die verwarring toen heeft wel bijgedragen aan mijn zoektocht.’
Jullie noemen allebei dat zwijgen over het verleden. Dat ‘Indische zwijgen’ is bijna een cliché. Maar er zijn ook Indische mensen die dat tegenspreken, zeggen: wij wilden wel praten, maar de Nederlandse samenleving wilde niet luisteren. Hoe zien jullie dit?
Myrthe: ‘Ja, ik denk dat beide kanten waar zijn. Het een zal het ander ook versterkt hebben. Er waren zeker mensen die wilden spreken. Maar doordat daar niet naar werd geluisterd, werd het zwijgen tot een collectief fenomeen gemaakt: ‘het Indische zwijgen’.
Het is interessant hoe verschillend er naar het doorgeven van dat verleden gekeken wordt. We waren onlangs op een van de edities van de Indische Salon, een programma over Indische kwesties. Het ging onder andere over identificatie: voel je je Nederlander, of Indisch? En wat geef je daarvan door aan volgende generaties? Er waren veel tweede generatie Indo’s die zeiden: wij voelen ons gewoon Nederlanders, onze kinderen zijn dat ook. Mochten ze zelf interesse krijgen in het Indische verleden dan is het leuk, maar we gaan het ze niet door de strot duwen. Dat vonden wij interessant, dat het ‘door de strot duwen’ genoemd werd in plaats informatie verschaffen, inlichten.’
Romée: ‘Het werd als iets negatiefs ervaren, ik weet niet of dat komt door hun eigen ervaringen, of dat die geschiedenis zo zwaar is dat zij hun kinderen er niet mee willen belasten.’
Je moet je aanpassen: netjes Nederlands praten, gewoon doen, in de pas lopen. Je moest vooruit
Myrthe: ‘Het heeft er ook mee te maken dat ze hier vanuit voormalig Nederlands-Indië terecht kwamen, terwijl Nederland middenin de wederopbouw na de oorlog zat. Het overheersende geluid was: je bent nu hier, een ander land, je moet je aanpassen. Dus netjes Nederlands praten, net als de rest, en gewoon doen, in de pas lopen. Je moest vooruit, jezelf aanpassen. Ik kan me voorstellen dat er dan, naast alle andere problemen die je hebt meegenomen; oorlogstrauma’s, geen ruimte was om ook nog na te denken over: wat is onze plek in deze samenleving, als Indische Nederlander? Daarbij komt dat mensen zich inderdaad Hollands voelden, zich altijd al met Nederland geïdentificeerd hadden. Dus de tendens was om je zo goed mogelijk aan te passen. Ook omdat dat makkelijker ging vergeleken met andere migrantengroepen.’
Romée: ‘Het was ook een overlevingsmechanisme. Je had geen keuze, je moest weg uit Indonesië, je was je leven niet zeker als je zou blijven. Dus dan is het: volle vaart vooruit, en zorgen dat je een goed leven hebt, zeker voor je kinderen. Je identiteit is je al min of meer ontnomen op het moment dat je hier kwam. Nederland was het land waar je verder moest, achteromkijken was niets waard. Mijn vader wilde dat bespreekbaar maken, via de boeken die hij mij gaf. Maar hij is zelf ook hier geboren, ik weet niet of het daarom voor hem minder pijnlijk was. Mijn oudste oom en tante zijn wel in Indië geboren, en mijn oma was zwanger op de boot en heeft de rest van haar kinderen hier gekregen.’
Op een gegeven moment zijn jullie zelf op zoek gegaan naar meer informatie over jullie familiegeschiedenissen. Hoe ging dat?
Romée: ‘Toen ik vijftien was, heb ik met mijn ouders een reis gemaakt naar Indonesië, langs plekken waar mijn familie van vaderskant heeft gewoond. Mijn ouders hadden veel vooronderzoek gedaan. In Blitar, de geboorteplaats van mijn opa, zijn we naar het gemeentehuis gegaan om te vragen of er nog geboorteaktes waren. Het was indrukwekkend om daar te zijn, maar meer informatie over de familie heeft dat niet opgeleverd. Later, toen Myrthe en ik samenwoonden tijdens onze studie zijn we zelf dingen gaan opzoeken. Dat ontstond spontaan, dan zaten we tijdens het eten te praten over die zoektocht, en zeiden we: laten we gaan kijken. Laptops erbij en dan zaten we zo tot één uur ’s nachts te zoeken!
Het meest tastbare dat ik zelf heb gevonden is een fotoalbum in het archief van het Tropenmuseum. Ik ben online in dat archief gaan kijken en toen ik de namen van mijn opa en oma intoetste kwamen er foto’s tevoorschijn. Het zijn drie of vier foto’s van mijn oma, mijn opa en mijn oudste oom, hun eerste kind, op een militaire jeep. Met mijn opa in uniform en mijn oma in een mooie zomerjurk. Ik heb contact opgenomen met het Tropenmuseum en we zijn op mijn vaders verjaardag naar het museum gegaan om het album te bekijken.’
Myrthe: ‘Dan wordt ineens heel duidelijk hoe je familiegeschiedenis raakt aan een veel grotere geschiedenis.’
Romée: ‘Het fascineerde mij: dit is een beginpunt in een web van allerlei informatie en mensen die zij gekend hebben, wat is er nog meer? Op dit moment zijn het nog allemaal losse puzzelstukjes, die ik uit die archieven en op basis van de familiealbums van mijn oma heb gehaald. Zo weet ik dat mijn opa, die ik nooit gekend heb, bij het KNIL zat. Nadat hij en mijn oma rond 1950 naar Nederland zijn gekomen is hij nog twee keer opgeroepen. Maar hoe dat precies zit weet ik niet.’
Myrthe, hoe ging dat bij jou?
Myrthe: ‘Ik wist helemaal niets tot ik zelf onderzoek ging doen in het Haags archief. Later bleek dat mijn tantes wel veel weten, maar het daar nooit over hebben gehad. Mijn vader zei altijd dat hij niet goed wist waar mijn opa vandaan kwam. We hebben veel contact met de familie van mijn oma, veel van hen wonen ook hier en die kwamen op mijn oma’s verjaardag. Maar hoe dat zat bij mijn opa, en of hij broers en zussen had bijvoorbeeld, dat wist mijn vader niet.
Hoe kijken jullie, vanuit jullie eigen achtergrond en persoonlijke zoektocht, naar de actuele discussie over het koloniale verleden in Nederland? Hoe wordt dat gesprek gevoerd, en wat mis je daarin?
Myrthe: ‘Wat ik zie is dat het gesprek nog heel eenzijdig is. Musea presenteren bijvoorbeeld een eenzijdig verhaal, afhankelijk van wat ze tot hun beschikking hebben; overwegend zijn dat Nederlandse kunstenaars en Nederlands erfgoed. Maar ik zie ook dat eraan gewerkt wordt, zeker in musea, dat er iets aan het verschuiven is. Er is meer ruimte voor nuance en dat vind ik een goede ontwikkeling. Op de middelbare school was Nederlands-Indië bij mij een eindexamenonderwerp, maar terugkijkend is er maar heel weinig gezegd over de schaduwzijden van het koloniaal beleid, zoals de politionele acties en de gevolgen daarvan. Vanuit Indisch en Indonesisch perspectief zijn die schaduwzijden nog steeds onderbelicht. Dat komt ook omdat het heersende verhaal is dat Indische mensen goed geïntegreerd zijn en voor weinig problemen zorgen.’
Het idee is: Indische mensen zijn normaal, die zorgen niet voor problemen. Zo wordt een heel deel van de geschiedenis tenietgedaan
Romée: ‘Dat valt me altijd op, dat verhaal: Indische mensen zijn heel normaal, die zorgen niet voor problemen. Maar door dat dominante verhaal wordt een heel deel van de geschiedenis tenietgedaan. Alsof we het daar niet over hoeven te hebben. Want het is toch goed afgelopen? Als je om je heen kijkt, zie je overal sporen van de koloniale geschiedenis. Er zijn overal Indische restaurants, mensen eten bami en nasi en vinden het superlekker. Dat zijn overblijfselen van de koloniale periode. Het heeft zo’n invloed gehad op Nederland en we hebben er zoveel aan over gehouden, zowel positief als negatief, waar we ons toe moeten verhouden. Het is ergens logisch dat je daar geen vragen over stelt, omdat je eraan gewend bent. Maar ik verbaas me erover hoe weinig kennis erover is. Ook op scholen. Bij ons was het toevallig een eindexamenonderwerp, maar het was geen onderdeel van het standaard curriculum.’
Zouden mensen daar meer interesse in moeten tonen, volgens jullie?
Romée: ‘Ja, het werkt van twee kanten. Neem die ‘vlekkeloze assimilatie’, het idee dat Indische mensen zich probleemloos aanpasten in Nederland. Nou, zo makkelijk was het voor die mensen niet. Het is zo gegaan omdat het systeem zo werkte. Daarin moesten ze zich bewegen, en door hun achtergrond in Nederlands-Indië ging dat met minder wrijving dan bij sommige andere migrantengroepen. Maar dat betekent niet dat er niet veel pijn en verdriet is geweest. Ik zeg niet dat mensen in Nederland daar schuldig aan zijn, maar het is wel goed dat er nu in ieder geval over gepraat wordt, dat de geschiedenis op een completere manier in de boeken en het collectieve geheugen terechtkomt, want daar schort het nu aan.’
Myrthe: ‘Een ander voorbeeld: die discussie over ‘vluchteling’ of ‘repatriant’. Indische mensen politiek vluchtelingen noemen zou ze in een te negatief daglicht plaatsen. Men vond dat tekortdoen aan de Indische gemeenschap. En het negeert inderdaad de band die er al was met Nederland. Toch vinden wij dat ‘repatriant’ de lading niet dekt, en dat er wel degelijk een element van politiek vluchten in zit. Want je kunt niet ontkennen dat Indische mensen hier met trauma’s zijn gekomen. Van de oorlog, de Jappenkampen, en met die traumatische achtergrond moesten ze ineens migreren naar een toch onbekend land. Ze kenden het misschien uit boeken en het was staatkundig gezien ‘hun’ land, maar het was totaal anders dan waar ze vandaan kwamen.’
De geschiedenis herhaalt zich. Wat er nu gebeurt met vluchtelingen is ook met mijn ouders gebeurd
En ze moesten vaak helemaal onderaan de sociale ladder beginnen: hier in Nederland zat men niet per se op ze te wachten.
Myrthe: ‘Precies. Het is daarom heel belangrijk dat er collectief meer erkenning is voor waarom bepaalde groepen mensen hier in Nederland zijn, en welk verhaal daarachter zit. Waarom zijn Syriërs hier, dat weten de meeste mensen nu nog wel, maar over tien, twintig jaar niet meer. En Marokkanen, Turken, mensen uit voormalig Joegoslavië… Als we dat niet weten blijft hetzelfde mechanisme zich herhalen: wij Nederlanders tegen de rest. Waarbij men gelijk gaat steigeren als mensen die er anders uit zien commentaar of kritiek durven te uiten. Dus is het heel belangrijk om uit te leggen waarom Indische mensen hier zijn, en waarom Molukkers hier zijn - dat weten mensen al helemaal niet, en dat is natuurlijk nog steeds een schrijnende kwestie.’
‘De geschiedenis herhaalt zich, zegt mijn vader altijd: wat er nu gebeurt met vluchtelingen, dat is ook met mijn ouders gebeurd. Wanneer leren we er nou van? Doe niet alsof we dit allemaal nog nooit hebben meegemaakt. Mensen zijn zo kortzichtig. Jammer, dat zou niet hoeven.’
Myrthe: ‘Als iemand die veel met geschiedenis en erfgoed bezig is geweest, snap ik die grote angst voor het onbekende niet. We hebben hier Spaanse overheersing gehad en Franse, en die hebben ons land ook op veel manieren gevormd. Het hele idee van de Nederlandse identiteit zonder andere invloeden, dat bestaat gewoon niet. En het feit dat de meeste mensen desondanks een prima leven hebben, betekent toch dat je daar niet angstig voor hoeft te zijn?’
Romée: ‘Bovendien willen mensen vaak wel de lusten maar niet de lasten van die buitenlandse invloeden.. Wel…’
Myrthe: ‘….een lekkere rotirol!’
Romee: ‘Eten, of mensen die gezellig zijn en weten hoe ze een feestje moeten bouwen. Maar niet de openheid voor en oprechte interesse in elkaar.’
Klopt het dat jullie modelabel Guave ook een platform is om dit soort dingen uit te drukken? Kunnen jullie daar iets over vertellen, en hoe dat met jullie persoonlijke zoektocht samenhangt?
Myrthe: ‘Het begon als een project om letterlijk met onze eigen achtergrond en geschiedenis bezig te zijn. Daarbij hadden we een grote interesse in textiel en in Indonesische patronen en batik. Op een gegeven moment gingen we daar kleding van maken, en kregen daar hele leuke reacties op. Zo is het gegroeid.’
Romée: ‘Het nam steeds meer ruimte in, omdat we ook samenwoonden en ieder moment van de dag konden brainstormen. We praatten steeds meer over wat we willen uitdragen, waarom en voor wie. Doordat we met batik werken is er een link met onze Indische roots, maar we positioneren onze kleding absoluut niet als ‘traditioneel Indisch of Indonesisch’ of specifiek voor Indische mensen. We combineren batik en andere stoffen in onze eigen, hedendaagse ontwerpen. Dat mixen van stijlen en invloeden staat symbool voor hoe je kunt kijken naar traditie en culturele achtergrond, en naar hoe je dat via kleding kunt uitdragen.’
Myrthe: ‘Omarmen dat je identiteit uit verschillende aspecten is opgebouwd, daar gaat Guave over. Als mensen een bepaald deel van hun identiteit uitdragen, wordt daar vaak afstandelijk of zelfs vijandig op gereageerd, alsof dat per definitie polariseert en alsof je vanaf dat moment alleen maar die identiteit kunt hebben. Voor ons heeft identiteit verschillende lagen. Je kunt je tegelijkertijd Indisch en Twents voelen! Iedereen heeft wel iets ‘anders’ en we moeten dat in elkaar kunnen erkennen en omarmen. Wij hebben de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt in ons denken hierover, onze zoektocht naar onze eigen geschiedenis heeft geholpen onszelf hierin te positioneren. Guave staat ervoor dat je bepaalde dingen van je cultuur mag uitdragen, zonder dat je daarin verstart of andere delen moet uitwissen.’
Romée ‘Sommige mensen denken misschien: kan ik wel batik dragen, ik ben zo Hollands als maar kan! Maar we willen dat Guave ook een platform wordt om het over die verschillende aspecten van identiteit te hebben. Dus ook over cultural appropriation, een heel interessante, maar ook ingewikkelde discussie. Wij willen niet uitsluiten en zeggen: dit is alleen voor een bepaalde groep, daar mag niemand anders bij. We zien het meer als een mogelijkheid om na te denken over de verschillende kanten van dit soort vraagstukken en om bewustwording te stimuleren.’
Dit gesprek komt uit een reeks interviews die schrijvers Jason Keizer en Sarah van Binsbergen samen met fotograaf Amber Toorop afnamen tussen 2018 en 2020 met Nederlanders met Indische roots.