Tussen 2018 en 2020 interviewden schrijvers Jason Keizer en Sarah van Binsbergen en fotograaf Amber Toorop Nederlanders met Indische roots. Hun project 'Kleinkinderen van Indië: de diverse derde generatie' verschijnt in mei en juni 2021 op Hard//hoofd. Lees hier hun introductie op een bijzondere interviewreeks.
In het laatste jaar van de middelbare school begon het Romée Mulder voor het eerst echt te dagen, dat haar Indische achtergrond invloed had op haar leven. Tijdens de geschiedenisles ging het over Nederlands-Indië, een van de eindexamenonderwerpen dat jaar. ‘We kregen filmpjes te zien van Nederlanders in mooie pakken. En ik werd me er ineens bewust van hoe erg dit verhaal afweek van de verhalen die ik van huis uit had meegekregen.’ Op school ging het over ‘politionele acties’ in plaats van over een onafhankelijkheidsoorlog, en werd het ‘dappere optreden’ van Nederlandse militairen benadrukt.
Romée was met stomheid geslagen: hoe konden deze vertellingen, het officiële verhaal dat Nederland over zichzelf vertelt, en het verhaal van haar vaders Indische familie, die tijdens de onafhankelijkheidsoorlog naar Nederland vluchtte, zo ver uit elkaar liggen? Die vraag betekende het begin van een zoektocht, naar de geschiedenis van Indonesië en Nederlands-Indië, naar haar eigen Indische wortels.
Een Indië-veteraan vertelde snikkend hoe verschrikkelijk hij de excuses aan Indonesië vond
Samen met haar studievriendin Myrthe Groot, die ook Indische wortels heeft, dook ze in de archieven op zoek naar meer informatie over het verleden van haar familie in voormalig Nederlands-Indië. Ook voerden de twee nachtenlange gesprekken over hun gedeelde Indische afkomst. Hoe heeft die familiegeschiedenis hun eigen leven en identiteit gevormd?
Het verleden blootgelegd
Myrthe en Romée maken onderdeel uit van een groep derde generatie Indische Nederlanders, die uit persoonlijke en maatschappelijke interesse hun eigen Indische achtergrond onderzoeken en zich kritisch verhouden tot het publieke debat over het koloniaal verleden van Nederland.
De excuses van koning Willem-Alexander aan Indonesië in maart 2020, voor de Nederlandse geweldsontsporingen in de periode na de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring, leidden tot uiteenlopende reacties. In Nieuwsuur vertelt Indië-veteraan John Bruininga (87) snikkend dat hij het verschrikkelijk vindt. Voor de Indische Nederlanders, Nederlanders en Molukkers voelen de excuses volgens hem als ‘een steek in de rug’, omdat zij destijds ten dienste van de koninklijke familie alles hebben gegeven om de kolonie te behouden. Op het toppunt van zijn frustratie smijt Bruininga zijn koninklijke onderscheiding op de grond. Indische Nederlander en historica Lara Nuberg (30) noemt de excuses een paar dagen later in het Parool ‘een eerste stap in de goede richting’.
De excuses – en de nasleep ervan - leggen de problematische relatie van Nederland met zijn koloniale verleden bloot. Volgens journalisten en academici wordt er een eenzijdig debat gevoerd, waarbij we uit angst voor een schuldbekentenis het koloniale denken niet ontstijgen. Bovendien valt op dat verschillende ‘waarheden’ in het debat moeilijk naast elkaar kunnen bestaan.
Een plek voor verhalen die niet eerder werden gehoord
Historicus Remco Raben, universitair hoofddocent Geschiedenis van de Internationale Betrekking aan de Universiteit Utrecht en bijzonder hoogleraar koloniale en postkoloniale literatuur en cultuurgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, biedt mogelijk een oplossing. Hij stelt dat het belangrijk is om onderscheid te maken tussen drie verschillende ‘ooghoogtes’ waarop we naar de geschiedenis kijken, namelijk: het persoonlijke, het historische en het morele.
Het herkennen van deze verschillende ‘ooghoogtes’ helpt ons doen inzien dat herinneringen alléén niet de volledige geschiedenis vertellen zoals die heeft plaatsgevonden. Persoonlijke ervaringen kunnen wel aansluiten bij historische feiten. De kracht van deze ervaringen is het aanbrengen van nuance; de grijstinten laten zien.
De theorie van Raben helpt een plek te geven aan verhalen die eerder niet werden gehoord. Er ontstaat meer ruimte voor diversiteit, en dat is nodig. Want als de excuses van de koning iets duidelijk maken is het de verdeeldheid, in de samenleving als geheel en in de Indische gemeenschap. Een diverser verhaal vertellen over mensen met roots in Nederlands-Indië biedt een oplossing. Want wie zijn eigenlijk de Indische Nederlanders?
De derde generatie heeft de sleutel in handen van het postkoloniale debat
Als we spreken over ‘de Indische gemeenschap’ gaat veel aandacht uit naar de Indo, waarmee personen met gemengd Indo-Europees bloed worden aangeduid. In wetenschappelijk studies worden ook mensen van Molukse afkomst en ‘volbloed’ Hollanders die enige tijd in Nederlands-Indië verbleven, binnen die definitie geplaatst. Maar er zijn meer groepen met een plek in de geschiedenis van Nederlands-Indië. Wie biedt een podium aan personen met roots op Papoea, het westelijke deel van Nieuw-Guinea, dat ook bij de voormalige kolonie hoorde en nu onder de vlag van Indonesië valt? Wordt er ook omgekeken naar de Peranakan, een groep met Chinese voorouders, gevestigd in Nederlands-Indië? En hoe zichtbaar zijn de Indische Nederlanders die niet in Nederland wonen, maar in Indonesië, de VS of elders?
Wij denken dat de sleutel in het postkoloniale debat in handen ligt van de derde generatie: twintigers en dertigers wier grootouders uit Nederlands-Indië naar Nederland kwamen. Hun ouders zijn in Nederland geboren of als jonge kinderen hier aangekomen. De derde generatie heeft meer afstand tot de persoonlijke herinneringen aan de koloniale periode van hun voorouders en kan daardoor makkelijker onderscheid maken tussen de verschillende ooghoogtes. De derde generatie is opgegroeid in de multiculturele samenleving, heeft oog voor de diversiteit aan verhalen en ervaringen en erkent de waarde van meerstemmigheid.
Een reis in de tijd
Wij kwamen tot deze inzichten in een onderzoek naar hoe deze derde generatie naar hun familiegeschiedenis en het huidige postkoloniale debat kijkt. Wij vroegen ons af: Wat betekent hun Indische afkomst voor hun identiteit? Noemen zij zich wel Indisch, Papoea of Moluks? (NB: Om recht te doen aan de diversiteit aan verschillende perspectieven, vatten we in dit onderzoek het begrip 'derde generatie Indisch' breed op, en spraken we ook mensen met Molukse en Papoease wortels.) En hoe kijken zij vanuit hun persoonlijke ervaring en familiegeschiedenis naar de huidige debatten over de omgang met het koloniale verleden? Voor antwoorden op deze vragen gingen we in gesprek met negen jongeren wier familiegeschiedenis raakt aan de geschiedenis van Nederlands-Indië.
We spraken met de vriendinnen Romée Mulder en Myrthe Groot, die allebei een Indische vader en een Nederlandse moeder hebben; met broer en zus Robinson en Julia Jouwe, die voorouders uit Papoea hebben; met de Indische Stephan Splinter en Maria Rey-Lamslag; met Zainal Umarella, wiens ouders allebei van Molukse afkomst zijn en tot slot met Yomi Hitijahubessy, kind van een Molukse vader en een Curaçaose moeder. In de interviews kom je meer te weten over hun familiegeschiedenis, de persoonlijke zoektocht naar hun afkomst en identiteit die ze allemaal hebben doorgemaakt, en hun visie op het huidige debat over de omgang met het koloniale verleden.
De interviewreeks is een reis in de tijd, naar het Nederlands-Indië van weleer en het Indonesië van nu. Van Java via de Molukken naar Papoea. Via persoonlijke verhalen en geschiedenissen krijg je als lezer een glimp van de maatschappelijke verhoudingen in de voormalige kolonie en de belangrijke historische gebeurtenissen na de Tweede Wereldoorlog, zoals de Bersiap-periode en de politionele acties.
Maar behalve een reis door voormalig Nederlands-Indië is de serie ook een reis door Nederland; van Friesland door Noord-Brabant tot de Randstad, langs plekken waar de geïnterviewden wonen of zijn opgegroeid. Langs plekken waar de koloniale geschiedenis raakt aan bekende historische plaatsen als kamp Westerbork. De gesprekken geven je een idee van hoe het was voor de eerste en tweede generatie om in het naoorlogse Nederland te arriveren en om hier als kind van migranten op te groeien. Je leest hoe culturele aspecten als eten en hechte familiebanden van generatie op generatie werden doorgegeven.
Het was voor de eerste en tweede generatie vaak moeilijk om over historische ervaringen te praten, en voor de derde generatie zijn de pijnlijke kanten van de geschiedenis nog altijd voelbaar. Je leest hoe de jongeren van de derde generatie actief naar deze meer verborgen kanten op zoek gaan (in archieven, via gesprekken met familie of met reizen naar Indonesië, de Molukken, Papoea), en wat deze zoektocht voor hen betekent.
Nieuwe aanknopingspunten
De derde generatie probeert met respect voor het verleden nieuwe aanknopingspunten te vinden voor hun identiteit. De jonge mensen die wij gesproken hebben, zeggen het gevoel te hebben dat er in de discussies over het koloniale verleden van Nederland beter naar hen wordt geluisterd dan naar hun (groot)ouders. Negatieve bijklanken zoals overgeleverde oorlogstrauma’s, willen zij van zich afschudden.
Stephan Splinter wil weten wat zijn voorouders hebben 'uitgespookt'
Romée en Myrthe, die samen veel gesproken hebben over hun afkomst, benadrukken dat ieders identiteit altijd uit verschillende lagen is opgebouwd: je kunt je tegelijkertijd Indisch en Twents voelen, zeggen zij. Zainal vertelt dat voor hem het islamitische geloof erg belangrijk is, waardoor hij zich ook identificeert met personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond. Maria vraagt zich af welke invloed de klassenmaatschappij in de kolonie had op de huwelijken die zich in haar familie voltrokken. Ze sluit niet uit dat sommige mannen in haar familie hun vrouwen tot slaaf hadden gemaakt. Stephan pleit voor het belichten van de geschiedenis vanuit verschillende perspectieven; hij vindt het belangrijk om te weten wat zijn voorouders hebben “uitgespookt”.
Yomi, kind van een Molukse vader en Curaçaose moeder, beschrijft hoe hoopvol ze het vindt dat er meer gesprekken over de verschillende perspectieven op het koloniale verleden plaatsvinden, tussen de verschillende generaties, en ook, bijvoorbeeld, tussen mensen met een familieverleden in verschillende kolonies: Oost en West, Nederlands-Indië, de Antillen en Suriname. Het uitwisselen van die verschillende ervaringen vergelijkt ze met een collectief rouwproces: vandaaruit ontstaat er ruimte om het verleden los te laten en vooruit te bewegen.
Amber Toorop maakte bij alle artikelen poëtische beeldverhalen. Door het gebruik van archiefmateriaal, illustraties en collages probeert ze de herinneringen van de geïnterviewden tot leven te wekken. Middels portretten en foto’s van de leefomgeving laat ze zien hoe verleden en heden met elkaar verweven zijn.
Deze serie, waarin negen persoonlijke verhalen centraal staan, geeft geen uitputtend beeld van de ‘derde generatie Indische Nederlanders’. Dat is ook niet het doel. Wel hopen we dat de bijzondere en ontroerende verhalen de persoonlijke dimensie van het koloniale verleden dichterbij brengen, en de complexe meerstemmigheid weergeven waarmee dat verleden doorwerkt in de huidige samenleving.
Verder lezen:
Lizzy van Leeuwen: 'Ons Indisch erfgoed: zestig jaar strijd om cultuur en identiteit' (2009)
Fridus Steijlen: 'Een Indische Skyline: Indische organisaties in Nederland tussen 1980 en 2010' (2018).
Dit artikel vormt de introductie van een reeks interviews die schrijvers Jason Keizer en Sarah van Binsbergen samen met fotograaf Amber Toorop afnamen tussen 2018 en 2020 met Nederlanders met Indische roots. De interviews kwamen tot stand met financiering van Stichting Democratie en Media.