Een alcoholiste verschijnt dronken bij haar therapie. Als zij haar verhaal doet, blijkt ze minder rouwig om haar keuze dan in eerste instantie de bedoeling lijkt. Een kort verhaal van Roos Vlogman over impulsbeheersing.
‘Merk je het erg, hoe dronken ik ben?’
Ik zorg ervoor dat mijn voeten recht op de grond blijven staan, een basis, verankering. Zo nu en dan heb ik het gevoel dat ik val. Het is een loom neerdalen, zoals het moment dat je veter zich om de trapper van je fiets wikkelt en je weet dat je niet overeind kan blijven. Er is een soort vrede met dit vallen verbonden. Toch pak ik steeds even de armleuningen van de stoel vast om me ervan te verzekeren dat het niet echt gebeurt. Ik concentreer me op Diederiks handen, die rusten op het schrift. Hij heeft een felgekleurde pen vast. Zijn nagels zijn langer dan die van de meeste mannen, een randje wit, netjes gemanicuurd. Hij etaleert zogenaamd subtiel zijn elegante levensstijl, alsof die van mij verwerpelijk is. Ik heb rouwrandjes onder mijn nagels, rouwrandjes onder mijn ogen. Ik vind Diederik plots meedogenloos.
‘Waarom denk je dat je vandaag dronkener bent dan anders?’
‘Normaal ben ik niet dronken.’
‘Goed, waarom je vandaag dronken bent en anders niet.’
‘Dat heb ik je al proberen uit te leggen.’ Weer een langzaam vallen.
Diederik kijkt met een medelijdende blik naar me die ik ook krijg als ik een fles wodka koop, alsof ik die in een paar uur tijd tot de bodem leegdrink. Ik ben geen mateloos mens. Vanaf het moment dat je echt verslaafd raakt en rillend, zwetend wakker schrikt - als de alcohol zich in je organen genesteld heeft, zoemt hij daar rond tot hij wordt gewekt - vanaf dat moment is er niet veel nodig om steeds dezelfde roes op te wekken. Soms ben ik na drie bier al zo aangeschoten dat ik mezelf aan de vensterbank omhoog moet houden, de volgende dag met nieuwe blauwe plekken wakker word. Dat efficiënte lichaam van me benut elke druppel drank die binnenkomt, slaat hem op. Maar er moet wel iets binnenkomen.
‘Vanochtend was mijn fles wijn leeg. Ik moet me misrekend hebben. Vanochtend, tien voor half zes, was er niets in huis te vinden. Het was te laat voor de kroeg, te vroeg voor de supermarkt.’
‘En toen?’
‘Toen heb ik een glas water gedronken. Pas als je tong zo droog is dat je mond niet meer goed dichtgaat, proef je dat kraanwater zoet is. Is dat je weleens opgevallen?’
‘Wat voelde je?’
‘Denk maar niet dat ik een van je schema’s heb ingevuld. Rot op met je gebeurtenis, gevoel, gedachten en gedrag. Godverdomde omstandigheden, dat zou een goede vijfde G zijn. Wat er gebeurde was dat mijn drank op was en ik nieuwe ging halen. Waar dan ook.’
Ik heb mijn dochters fiets uit de schuur gepakt. De bel was kapot. Bij elke bocht die ik maakte en bij alle drempels waar ik overheen ging rinkelde hij; een lusteloos ‘hier ben ik’. Het trillen in mijn lichaam werd erger, waardoor het trappen steeds langzamer ging.
‘De luiken van de nachtwinkel buiten het centrum waren neergelaten. Ik heb daar op het scherm staan bonken tot het vel op mijn knokkels geschaafd was. Het was zo oneerlijk. Een nachtwinkel hoort toch in de nacht open te zijn?’
Na drie kwartier was de misselijkheid zo heftig dat ik mezelf frisse lucht moest toewuiven met een flyer die daar op de grond lag. Ik vervloekte de zomer die zelfs ’s ochtends vroeg al aan je bleef plakken. Nog anderhalf uur tot de Deen openging. Onder het luik was een spleet van zo’n tien centimeter. Ik ging op mijn hurken zitten en duwde mijn vingers in de spleet, probeerde het scherm van ‘De Rijnroos’ omhoog te tillen. Er kraakte iets.
Diederik doet niet eens zijn best om zijn afkeur te verbloemen. Zijn kleine geniepige oogjes staren naar me vanuit het loshangend vel van zijn gezicht.
‘Ik ruik vanaf hier je kegel, dus het is je gelukt.’
‘Natuurlijk is het gelukt, maar niet bij de nachtwinkel. De kracht was al vrij snel uit mijn armen verdwenen. Het rolluik was niet in beweging gekomen. Ken je dat gevoel? Dat je eerst volledig opgaat in het moment, en er dan opeens boven komt te hangen? Je dan pas realiseert hoe gek het is wat je doet?’
Diederik lijkt me een man die nergens volledig in opgaat. Een man die niet liefheeft, niet geniet, niet haat, alleen maar observeert. Ik kan in bed tegen een onbekende man aanrijden; als een hond plakkerig tegen zijn behaarde been wrijven, tot ik nat genoeg ben om hem bij me binnen te laten dringen. Handen en monden overal, krabbend, klauwend, kauwend. Er is maar een heel klein moment van boven jezelf hangen nodig om die lust weg te doen sijpelen, om twee lichamen te zien die elkaar nooit op precies de juiste manier kunnen aanraken. Maar Diederik, met zijn dode oogjes, zijn opgewreven verschijning, belandt niet met een vreemde in bed. Die ziet zichzelf zitten, aan de bar, ziet zichzelf een vrouw bekijken en alleen naar huis gaan.
‘Ik had mezelf plat op de grond laten zakken om mijn laatste beetje kracht te zetten. En toen realiseerde ik me dat het gek was wat ik deed. Dat ik een klein klein klein mens was, nergens goed voor. En meteen kwam ik tot bezinning. Ik herinnerde me namelijk het tankstation, het tankstation aan de hoge ring, met de 24-uursshop. Tegen de tijd dat ik daar aankwam, was het zo warm dat het zweet in straaltjes over mijn slapen liep. Ik kocht drie flessen zure witte wijn: een om mezelf te straffen, een om mezelf te troosten en een om mezelf te belonen.’
‘Met welke ben je begonnen, de straf, het troosten of de beloning?’
‘Ik heb ze in die volgorde afgewerkt. Maar ik heb het laatste restje beloning in mijn tas meegenomen, dat mag ik na afloop van dit gesprek opdrinken.’
Diederik haalt adem alsof hij iets gaat zeggen en stopt dan het uiteinde van zijn pen in zijn mond. Hij kauwt op het dopje, begint toch met praten: ‘Ik hoor een soort trots in je stem.’
Ik ben ook trots. Drie flessen, en dan stoppen met drinken voor ze op zijn, dat kost wilskracht. Een restje bewaren voor later, net op het moment dat het zo lekker begint te branden in je buik, dat is doorzettingsvermogen. ‘Dat moet je je wel verbeelden. Ik ben hier om beter te worden, Diederik.’
Roos Vlogman Roos Vlogman (1992) studeerde als deel van de eerste lichting af aan de opleiding Creative Writing, ArtEZ. In 2016 won ze de juryprijs bij Write Now! met haar verhaal ‘Sessie 51’. Daarnaast werd ze geselecteerd voor het Slow Writing Lab, talentonwikkelingstraject van het Letterenfonds. Haar verhalen, essays en gedichten werden gepubliceerd in o.a. Trouw, Tirade, De Internet Gids en De Morgen. ‘Raaf’ is haar debuutroman en verscheen deze januari bij uitgeverij De Harmonie.
Marieke Honingh is een illustrator wonend en werkend in Amsterdam. Ze laat zich inspireren door de natuur, verhalen, oude ambachten en kleine dingen om haar heen waarbij eenzaamheid, verstilde landschappen en het dagelijkse leven een rol spelen.