Op 9 februari vindt in De Rode Hoed in Amsterdam een debat plaats rond het thema ‘Als de vreemdeling een gezicht krijgt’. Daaraan zal onder meer Fred Teeven deelnemen, die drie maanden geleden forse kritiek te verduren kreeg van de kinderombudsman over de uitvoering van het kinderpardon.
Vanwege mijn werk heb ik nu zeven jaar met vluchtelingen en asielzoekerkinderen te maken en hun verhalen wennen niet. Een meisje van veertien dat al vier jaar in een AZC verblijft, vertrouwde me toe: "Het voelt alsof mijn leven even is stopgezet". Ze deelt een kamer met haar broertje en moeder en moet elke dag stempelen. Ze leest haar moeder de brieven van de IND voor en helpt haar met procedurele verplichtingen. Hulpverleners vinden dat dit meisje te veel verantwoordelijkheden op zich neemt, te veel belast is met taken die eigenlijk haar moeder zou moet afhandelen. ‘Parentificatie’ noemen ze dat in hulpverlenerstaal. Maar dat laat dit meisje zich niet opplakken: "Ze doen net alsof mijn moeder een slechte moeder is, maar ik wil zélf weten wat er met mij en mijn leven gaat gebeuren", zo vertelde ze me. "Ik wil weten of ik vannacht door de IND word opgepakt om het land te verlaten, of dat ik nog een paar maanden mag slapen zonder die angst. Laat me alsjeblieft nog dat beetje controle over mijn eigen leven behouden." Als wanhoopspoging en met de wetenschap dat haar kinderen zonder een moeder wél een verblijfsvergunning krijgen, deed de moeder van dit meisje een zelfmoordpoging, die mislukte. Haar kinderen hebben nu nog steeds geen verblijfsvergunning, maar nog wel een moeder.
Kinderombudsman
Recentelijk was ik aanwezig bij een presentatie van kinderombudsman Marc Dullaert. Als kinderombudsman is het Dullaerts taak om erop toe te zien dat kinderrechten, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind (IVRK), worden nageleefd. Hij constateert dat ook in Nederland het nodige misgaat met de positie, belangen en rechten van deze kinderen. Volgens Dullaert worden in het huidige vreemdelingenbeleid bij een aanvraag voor een verblijfsvergunning de kindspecifieke omstandigheden nauwelijks of niet meegewogen, zoals de schadelijke gevolgen van langdurige procedures voor de ontwikkeling, identiteit en gezondheid van kinderen. Dullaert citeert een van deze kinderen: "Ik wil best wachten op mijn toekomst, maar niet mijn hele leven."
De resultaten van Marc Dullaerts onderzoek naar de behandeling van toelatingsverzoeken van kinderen van gevluchte ouders die al in Nederland zijn toegelaten, laten zien dat die procedure 'te streng' en 'onzorgvuldig' is. Was voorheen een DNA-match voldoende bewijs om de relatie tussen een kind en ouder aan te tonen, nu moeten deze kinderen tevens een lang interview, eigenlijk meer een verhoor, ondergaan. Vragen die voor een kind uit een ander land, een andere cultuur, met een geheugen vol nare herinneringen of ouders die het al een hele tijd heeft moeten missen, vaak verwarrend of pijnlijk zijn om te beantwoorden. Er bestaan twijfels over de communicatieve kwaliteiten van degenen die deze ondervragingen afnemen, en hoe de gegeven antwoorden uiteindelijk beoordeeld worden. Het lijkt vaak nattevingerwerk en af te hangen van het aantal kinderen dat al toegelaten is. Dullaert: "Jammer, maar jij bent nummer 25 die van de fiets valt, dus jou rapen we niet meer op". De aanbeveling van de kinderombudsman om die gevallen opnieuw te bekijken legde Fred Teeven naast zich neer.
Ook het kinderpardon wordt met Nederlandse zuinigheid uitgevoerd en het kabinet is niet van plan dit wat te verruimen, zodat driehonderd schrijnende gevallen hier ook voor in aanmerking zouden komen. Dennis is in Nederland geboren en getogen, maar kan toch geen beroep doen op het huidige kinderpardon, omdat hij niet aan de voorwaarden van het Ministerie van Justitie voldoet. Dennis heeft namelijk niet altijd onder rijkstoezicht gestaan; hij werd ook tijdelijk opgevangen door gemeenten en particuliere instellingen. Volgens Dullaert gaat het erom dat deze kinderen bij de overheid in beeld zijn geweest, en daarbij zou het niet moeten uitmaken of het de gemeente of het Rijk betreft. Feit is dat het kinderpardon het juist mogelijk moest maken dat in Nederland gewortelde kinderen, zoals Dennis, een verblijfsvergunning kunnen krijgen.
Verspilling van talent
Asielzoekerkinderen hebben volgens het adviesrapport van Marc Dullaert onvoldoende gelegenheid om te spelen en te ontspannen en dat is in strijd is met de verplichtingen uit artikel 31 IVRK (het recht op recreatie). Bovendien blijkt de continuïteit in de ontwikkeling van en het onderwijs aan deze kinderen in gevaar en dat is in strijd met de artikelen 6, 28 en 29 IVRK (het recht op leven, ontwikkeling en onderwijs). Enkele asielzoekerscentra hebben een eigen basisschool, met klassen stampvol kinderen uit allemaal verschillende landen, met verschillende achtergronden en van wie sommige pas een maand en andere al vele jaren in Nederland verblijven. Doorlopend komen er nieuwe kinderen bij en vertrekken er weer. Asielzoekerkinderen moeten steeds verhuizen van AZC naar AZC en wisselen daardoor meermaals van school, wat niet bevorderlijk is voor hun leerprestaties. Adolescenten moeten na ongeveer één jaar taalonderwijs in het Nederlands mee kunnen in het reguliere onderwijs. Dat is pittig voor bijvoorbeeld een 16-jarige asielvrager die al geruime tijd van scholing verstoken is, vanwege de verwoestende oorlog in het land dat hij of zij ontvlucht is. Nederland is bang dat wanneer het verblijf in een AZC te aantrekkelijk is er een aanzuigende werking vanuit zal gaan. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat er geen enkele relatie bestaat tussen dergelijke aantrekkelijkheid in de kwaliteit van de opvang en de instroom van asielzoekers naar Nederland. De belangrijkste drijfveer van asielzoekers is het verlangen naar veiligheid. Dus waarom geven we asielzoekerkinderen niet die kansen om zich optimaal te ontwikkelen met behoud van eigen identiteit en maken we hun verblijf niet wat draaglijker na alles wat ze al hebben doorgemaakt?
"We worden vaak behandeld alsof we crimineel zijn", is een veelgehoorde klacht van jonge asielzoekers. "Alsof je zomaar voor het avontuur even in je eentje naar een ander land bent gevlucht", zo vertelt een tiener uit Centraal Afrika me. Zijn vader werd voor zijn ogen vermoord en hijzelf werd gevangen genomen, gemarteld, misbruikt en met de dood bedreigd om te voorkomen dat hij dit aan iemand zou vertellen. Toen hij in Nederland aankwam en hier asiel vroeg werd hij geïnterviewd door de IND. Men plaatste hem in een kamertje zonder ramen en zijn telefoon werd hem afgenomen. Hij wist niet of hij die mensen van de IND wel kon vertrouwen, laat staan de ingehuurde tolk. De jongen herbeleefde zijn eerdere gevangenschap, durfde geen antwoord te geven op de gestelde vragen en zijn asielaanvraag werd afgewezen.
Asielzoekers worden bij voorbaat in verband gebracht met negatieve zaken als valse documenten, delicten, leugens over herkomst, en al te vaak afgeschilderd als mensen zonder mogelijkheden. Hein de Haas, co-directeur van het International Migration Institute aan de Universiteit van Oxford noemt dit stemmingmakerij. Gebleken is dat het percentage criminaliteit onder deze groep juist bijzonder laag is, het betreft slechts incidenten. Asielzoekers moeten immers zeer op hun tellen passen. Onlangs nam de Haas samen met Fred Teeven, Arnon Grunberg en Carolus Grütters (onderzoeker migratierecht, Radboud Universiteit) deel aan een debat over asielbeleid in De Balie in Amsterdam. Ook daar werd opnieuw gewezen op het grote risico van ernstige klinische schade bij kinderen die langdurig in onzekerheid blijven over hun toekomst. De procedures moeten zonder meer korter, zo concluderen de Haas en Grutters, maar daarbij loert wel het gevaar van onzorgvuldigheid en te snelle conclusies, waardoor procedures juist weer langer kunnen worden.
Het is zaak asielzoekers met vertrouwen tegemoet te treden in plaats van met angst en wantrouwen. Mensen die vluchten voor armoede en geweld en voor zichzelf en hun kinderen een toekomst zoeken, zouden in plaats van als profiteurs moeten worden bezien als ‘burgers met ballen’. Asielzoekerkinderen moet men niet bestempelen als passieve slachtoffers met geringe capaciteiten. Maak gebruik van hun potentie! Het zijn jongeren die mee vorm willen geven aan de Nederlandse samenleving en door wat ze hebben meegemaakt vaak zelfs beter dan onze eigen jeugd gewend en in staat zijn dit te doen vanuit eigen verantwoordelijkheid.
Marieke Sleijpen doet voor haar PhD onderzoek naar de veerkracht van jonge vluchtelingen in Nederland. Ze werkt o.a. bij Stichting Centrum '45 en de Universiteit Utrecht en is beeldredacteur voor hard//hoofd.