Ik haat kerst. Althans, gedurende hele lange tijd haatte ik kerst. In mijn ogen was kerst als een grootschalige, inhoudsloze kutmusical die ondanks alles ieder jaar weer in reprise ging. Er was slechts één schamel lichtpuntje. “Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.” Rond de tweeëntwintigste december ontwaakte steevast de Frits van Egters in mij. Frits was mijn beschermingsmechanisme. Zoals hij zijn tien decemberdagen in De Avonden had doorgebracht, zo kwam ik er ook nog wel doorheen. Dus gedroeg ik me als een nurkse intrigant die ieder kerstgevoel probeert te ondermijnen en zich slechts vermaakt ten koste van anderen. De ironie was niet van de lucht. Frits was mijn partner in crime.
Tot die ene kerst. Kerst in Ierland. Ik was dolverliefd op een roodharige Ier en hij stond erop dat we de kerstdagen doorbrachten in zijn moederland. Ierland is ondanks de crisismalaise het land met de hoogste kerstuitgaven per hoofd van de bevolking. Per persoon geven de Ieren jaarlijks zo’n 900 euro uit aan kerstinkopen. De kerst zit hen in het bloed. Hun katholieke achtergrond, sprookjesachtige landschap, koude winters en liefde voor verhalen, traditie en drank maken de Ierse kerst tot een ongekend feest van overdaad.
“Christmas time is here, happiness and cheer,” zong mijn Ier enthousiast in mijn oor terwijl we wachtten op ons EasyJet-toestel. Frits begon hevig te protesteren. Misschien valt het allemaal wel mee, probeerde ik hem te kalmeren. Misschien kan ik een verbond smeden met een andere kersthater. Misschien redt de whiskey ons hieruit. Maar het viel niet mee.
Ierland, 25 december 2008, 3:00 uur. Ik lig in het logeerbed van mijn Ierse schoonouders en kan niet slapen. Het anti-kerstsentiment tiert in mij als een sneeuwstorm. Zachtjes sta ik op uit bed. In het donker schuifel ik door het huis en bekijk aandachtig de rij kerstkaarten op de schouw en de uitbundig opgetuigde kerstboom. De piek glanst fel in het maanlicht. Op de rugleuning van een fauteuil ligt een kerstmuts. Ik zet het ding op mijn hoofd, plof neer op de bank en staar voor me uit. Buiten sneeuwt het zachtjes. Wat een dag, mompel ik. Frits heeft het ook niet meer; hij stelt voor in de haard te plassen. Nee Frits, zeg ik zachtjes. Ik laat mijn hoofd achterover zakken en doe mijn ogen dicht. Hoe is het mogelijk, denk ik bij mezelf, dat uitgerekend Frits en ik hier terecht zijn gekomen.
Die middag reden we over een smalle weg die over lichtbeboste heuvels slingerde en eindigde bij een stuk of zes kleine, met talloze kerstlichtjes versierde huisjes. Het sneeuwde. De auto stopte voor één van de huisjes, waar een sneeuwpop in de tuin stond en een hond begon te blaffen. Binnen sloeg de warmte van een haardvuur me in het gezicht en doemde een gigantische kerstboom met een berg cadeaus eronder op. De ouders en zusjes van mijn Ier stonden met open armen en lachende gezichten klaar. Ik liet me knuffelen en nam plaats aan tafel voor supper met wijn.
Illustratie: Lea Vervoort
Het begon al goed. “So in Holland, you don’t celebrate Christmas?” Vol verbazing keek de familie McFadden me aan. Frits slaakte een diepe zucht. Ik moet me inhouden, bedacht ik, en stamelde wat over losse familiebanden en de uit de hand gelopen kerstcommercie. Frits suggereerde over de dood van God te beginnen, maar dat wist ik in te slikken. Iets anders, peinsde ik, wat kan ik nog meer vertellen over de feestdagen in Nederland… Ah! Sinterklaas.
“In the Netherlands we celebrate Sinterklaas. Sinterklaas comes to Holland in a steamship with his black petes. The black petes all have black facepaint on and wear colourfull costumes. They help Sinterklaas with his business. Sinterklaas sits on a white horse with a big bishop’s hat on and carries a big staff. He sends the black petes to the roofs so they can put presents through the chimney into your shoe! It’s amazing.”
Frits was tevreden, maar de McFaddens oogden beduusd. “More wine?” poogde vader het gesprek te verluchtigen. Ik liet me nog eens bijschenken en luisterde de rest van de avond gelaten naar de Ieren, die enthousiast en hard lachend de een na de andere kerstanekdote opdisten. Hier konden zelfs Frits en ik niet tegenop.
Ik open mijn ogen en kijk naar de uitgebrande houtblokken in de haard. Het is nog steeds pikdonker. Een borrel, laten we in godsnaam nog een borrel drinken, smeekt Frits. Ik schenk een whiskey in en sla hem in één teug achterover. We moeten ons koest houden, Frits, zeg ik resoluut en schuifel terug naar de logeerkamer.
De ochtend van de 25e december breekt aan. De kalkoen staat al in de oven. Mijn vriend, die sinds zijn thuiskomst duidelijk kenmerken van regressie vertoont, rent vol blijdschap naar de haard, waar vier reusachtige rood-groene sokken vol cadeautjes hangen. Schoorvoetend pak ik mijn sok, keer hem om en vind een minihaarborstel, een crème, afzichtelijke oorbellen en een stuk chocola. “Wow, thank you Santa!” lach ik. Om mij heen dansen de zusjes met hun halskettingen en miniborstels door de kamer, waarna ze ieder lid van de familie een kerstkaart in de hand drukken. Ik installeer me met Frits in een hoekje van de bank met een boek en doe alsof ik lees. Dan gaat de bel.
Achtereenvolgens betreden uncle Jeff, uncle Bryan, aunty Fiona en nanny het huis. Uncle Jeff ziet eruit als Gandalf uit The Lord of the Rings en nanny is een giechelig zestienjarig meisje opgesloten in het broze lichaam van een hoogbejaarde pensionada. Voor uncle Bryan had mijn vriend me gewaarschuwd. Als gevolg van een auto-ongeluk werd zijn schedel bijeen gehouden door metalen platen en dat had hem geen goed gedaan; Bryan bracht zijn dagen nu door met hardop bidden, evangeliseren en boze brieven schrijven. Tot mijn grote teleurstelling zie je niets van het metaal aan uncle Bryans gezicht. Wel prijkt er op zijn kale voorhoofd een open wond, die de rest van de dag niet zal stoppen met glimmen als een kleine rode kerstbal.
Het kerstdiner begint om twee uur ‘s middags. De kalkoen komt op tafel, gevolgd door cranberrysaus, geroosterde pompoen, aardappels, spruitjes, varkensworstjes, coleslaw en liters spuitwijn. “Merry Christmas everyone!” luidt vader het diner in, vrolijk knipperend met zijn pretoogjes. Moeder zet een elektrisch mes in de vogel en begint stukken vlees uit te delen. Iedereen stort zich op het voedsel. Aunty Fiona richt zich tot mij en begint een verhaal over een schilderijententoonstelling in Kilkenny. Op haar iPhone swipet ze langzaam door de stillevens en landschappen. “Interesting,” zeg ik, terwijl ik de cranberrysaus van mijn wang veeg. “Ja,” voegt Frits eraan toe, “vooral die zeer waarachtige verbeelding van een koe. Zelden heb ik zo’n waarachtige verbeelding van een koe gezien, wouldn’t you say?” Ohjee, denk ik bij mezelf, dit gaat fout. Maar wat is die kalkoen lekker.
“Attention everyone!” roept moeder, “take your popper and see what you’ll get!” We trekken samen enorme kartonnen toffees kapot, waarna er onder een luide knal een cadeautje uit valt, tegelijk met een papieren kroontje. Iedereen zet als vanzelfsprekend de papieren kroontjes op. Ik ook. Ik word omringd door vrolijk keuvelende dronken Ieren met kroontjes op hun hoofd. Gandalf heeft een roze. Dit is eigenlijk best een beetje leuk, denk ik bij mezelf. Maar voor ik het weet heeft Frits al belangstellend naar de voorhoofdwond van uncle Bryan geïnformeerd. Mijn vriend staart me aan met een mengeling van ongeloof en leedvermaak. Uncle Bryan stopt met kauwen. Zijn vork met een stukje kalkoen hangt stil in de lucht. Het geroezemoes verstomt. Ik voel dat ik rood word. “Walked into a door,” antwoordt Bryan dan, en kauwt stoïcijns verder. “That’s too bad uncle Bryan,” mompel ik. In mijn hoofd vervloek ik Frits. Mijn vriend doet alsof het Gandalfs kroontje is waar hij zo smakelijk om lacht.
Na het kerstdiner begeeft iedereen zich met een flink glas Baileys naar de woonkamer, die binnen enkele minuten in een zee van pakpapier verandert. Tientallen cadeaus en evenveel blije uitroepen vullen de kamer. Nanny krijgt een glitterende discostring, die ze prompt op haar hoofd zet. De glazen worden bijgevuld en moeder kondigt aan dat het nu tijd is voor een potje Hints. Frits schrikt zich een ongeluk. Welja, roept hij, Hints, alsof het nog niet gezellig genoeg is! Laten we een gezelschapsspel doen, dat ontbrak er nog aan! Ik ga weg, nee, wij gaan weg, Maite, wij gaan nu weg! Paniekerig probeer ik me buiten de spelsituatie te positioneren. Maar dan ontpopt uncle Bryan zich tot de meest fanatieke Hints-speler ooit. Manisch met zijn armen zwaaiend leidt hij ons door minstens vijf opdrachtkaartjes heen. En dan krijgt hij Four weddings and a funeral. Ik moet zo hard lachen dat ik Frits niet meer hoor en me in mijn breadpudding verslik. Al hoestend loop ik naar de keuken, waar nanny me in een hoek drijft en ‘Stille nacht’ voor me zingt in gebroken Duits. Totaal verslagen en nog hikkend van de lach kijk ik naar het verschrompelde gezichtje met de waterige oogjes dat op plechtige toon ‘allesss slaaft, Einsam waaaacht’ ten gehore brengt. Ik werp nog een blik op de lachende familieleden bij de kerstboom en geef me gewonnen. Dit is kerst en het is mooi! Hier met dat Hints-kaartje!
![](/assets/img/defaults/avatar_hh_2.jpeg)
Maite Karssenberg is schrijfster, historica en programmamaker. Ze houdt van vergeten geschiedenissen en idem reisbestemmingen, de zee en zelfreflectie. Maar het meest nog houdt ze van boeken lezen.
![](/assets/img/defaults/avatar_hh_1.jpeg)
Lea Vervoort gelooft dat de wereld nog verrassender is dan we denken en werkt met deze gedachte als internationale illustrator aan verschillende projecten. Ziet zichzelf graag als visuele verhalen verteller.