Asset 14

Het model

 1

De hoofdpersoon in dit verhaal van Feico Sobel poseert op een doordeweekse avond naakt voor een schilderklasje in Spijkenisse. De sessie ontaardt in een bizarre erotische nachtmerrie waarin onze verteller zich totaal verliest.

Konijnenogen staren me glazig aan. Ik zit in mijn onderbroek op een houten kruk. Mijn kleren liggen opgevouwen op de houten vloer. Splinters prikken in mijn voetzolen. Het konijn grijnst, alsof de taxidermist niet kon kiezen tussen een knaagdier of een wezel. Naast het beest liggen sambaballen en vettige pruiken te midden van brillen en kledingstukken die alleen van heel behoeftige oude mensen geweest kunnen zijn. Het ruikt hier zoet. Naar een marinade of zoiets. Op de andere planken liggen tubes, kwasten, verfmessen, terpentine en grote stapels papier uitgestald. Ik trek mijn onderbroek uit. Ik had een badjas mee moeten nemen. Waarom heeft Mirjam me niet gewaarschuwd?

Vrouwenstemmen dringen door de houten wanden van mijn geïmproviseerde kleedkamer. Er was een Yvonne, een Margje en een Sandra (of Sandrien?), dames in driekwartbroeken, met grijze of donkerrood geverfde stekeltjes. Sommigen beginnen na hun eerste bevalling met verven, anderen doen dit al langer. Ze zeiden me dat ik me maar snel om moest kleden. Een melodieuze mannenstem informeert naar de koffiekoekjes. Twee uur staan en twintig minuten pauze voor achtentwintig en een halve euro per uur. Alleen mijn bril heb ik nog op. Wanneer ik hem afzet, wordt het konijn een vage vacht, samenklonterend met alle andere spullen, die zachtjes de kast uit sluipt. Ik zet mijn bril weer op en haal het haakje van de deur, die met een luide kraak opent.

‘Prachtig! Wat een opkomst! Duidelijk een toneelstudent. Kom verder jongen!’ De docent grijpt mijn hand en leidt me naar het podium, dat met twee bouwlampen is uitgelicht. ‘Dus jij wil je een avondje laten bekijken?’ Zijn bassende stem is volledig in overeenstemming met de zware baard boven zijn massieve buik. ‘Dames en heren,’ hij laat een pauze vallen, die de aanwezigen dwingt op te kijken, ‘ons model’. Er wordt geklapt. Iemand fluit. Ik glimlach naar het halfduister, waar de schildersezels al staan opgesteld. Mijn rechterarm wordt in een overwinningsgebaar opgetild, waarna ik (ik moet iets) een pirouette draai. ‘En danser,’ lacht de docent. De anderen joelen. ‘Paulus,’ zegt de docent introducerend, terwijl hij mij een klap op mijn schouder geeft. ‘Koffie?’

Ze hebben een paardendeken op het podium gelegd, die niet onaangenaam in mijn kontgat kriebelt. De elf cursisten staan nu verspreid door de ruimte achter hun schildersezels, zodat ze me van alle kanten kunnen bekijken. ‘Omhoog,’ zegt de docent terwijl hij een geopende hand opheft. Automatisch kom ik overeind. Hij houdt een penseel omgekeerd voor me, draait zijn hoofd naar links, kijkt rechts van het penseel. Hoewel de kwast me niet aanraakt voel ik hoe het hout mijn borst beroert. ‘Rechterarm omhoog. Hand op je achterhoofd. Elleboog iets naar buiten. Hoofd op. Meer. Blik op de balk.’ Hij wijst naar boven. ‘Zo houden.’ Hij draait zich naar de groep. Zijn uitleg is kort en zijn stem verdwijnt in een zacht mompelen van de cursisten, dat overstemd wordt door het krassen van potloden, schrapen van verfmessen en het slepen van vele kwasten.

Mijn blik rust op de balk hoog boven me. Koude vingers op mijn hoofd. Mijn vingers. Dan voel ik – of de geur was eerst, dat kan ook – een persoon, dichtbij. Koffieadem en een parfum dat me vaag aan iemand doet denken. Kriebel in mijn maagstreek. Misschien moet ze iets van dichtbij zien: kleur, of lijnen, schaduwen. Ik houd mijn ogen gericht op de balken en word vanaf die balk aangestaard door een zwarte kraai, die ook wel opgezet zal zijn. De cursiste houdt haar penseel voor mijn borst. Eerst horizontaal, dan verticaal. De kwast schittert in het lamplicht. Geen penseel, een mes. Ik kijk haar aan. Voor een verfmes zit er weinig verf aan. Koud staal. Ze glimlacht en knipoogt. Als we hier met zijn tweeën stonden, dan was dit het moment dat ze mijn geslacht had beetgepakt.

Ik draai weer naar de balk. De kraai wrijft zijn snavel door zijn veren. Stomverbaasd slaak ik geen kreet, omdat de kraai bijtijds knipoogt en ik mijn woorden inslik. ‘Wat denk je, Judith?’ Paulus staat naast haar. ‘De botstructuur is interessant,’ zegt ze. Haar stem is diep, rokerig. ‘Ik denk dat ik me richt op die botstructuur.’ Paulus wijst met de achterzijde van zijn penseel van mijn oksel naar mijn elleboog en vandaar naar mijn kruin. ‘Denk aan deze hoeken; daar moet je focus liggen.’ ‘Op die borst,’ buldert hij, terwijl het penseel tegen mijn rechtertepel tikt.

Als we hier met zijn tweeën stonden, dan was dit het moment dat ze mijn geslacht had beetgepakt

In de pauze zit ik op het podium, terwijl de cursisten kauwend en koffieslurpend door de ruimte drentelen. De paardendeken heb ik over mijn onderlijf heen geslagen. Judith staat nog achter haar ezel. Paulus reikt over haar schouder naar het doek. Zijn handgebaren en aanwijzingen gaan schuil achter het schilderslinnen. Judith steekt plots haar tong naar me uit. Ik draai snel weg. ‘Train je?’ De man van de koffiekoekjes zit naast me. ‘Mwah,’ zeg ik. ‘Het is te zien, hoor. Poseer je vaker?’ Ik schud mijn hoofd en mompel ‘eerste keer’. Judith blijft me vanachter haar schildersezel intense blikken toewerpen terwijl ze verf op het doek smeert. ‘Jasper,’ zegt de man. Ik knik. ‘Jij bent dus acteur?’ ‘Ik zit nog op de toneelschool,’ zeg ik. ‘Waar ben je mee bezig dan?’ ‘Reigen,’ zeg ik. ‘Een toneelstuk van Schnitzler.’ ‘Ken ik niet,’ zegt hij. ‘Is vast heel moeilijk.’ Na een monkelend lachje blijft zijn mond half open staan. Vlezige roze tong achter witte snijtanden. Ik probeer onder de paardendeken uit te komen, waar hij op is gaan zitten. ‘We hadden een poosje geen model. Dat is echt heel lastig.’ Weer die open mond. Misschien is het een tic. Ik knik. Een vrouw, Sandra, geloof ik, valt hem bij. ‘Zonder model werkt het niet. Stillevens zijn echt stomvervelend.’ Ze schuift aan mijn rechterzijde tegen me aan. Een ontblote schouder kleeft even tegen de mijne. ‘En die opgezette dieren natuurlijk ook,’ zeg ik. Ze glimlacht niet begrijpend mijn kant uit. ‘Ik zag een konijn in het verfhok.’ Ik knik naar de ruimte waar mijn kleren moeten liggen. ‘Oh ja?’ zegt Sandra geïnteresseerd. ‘Konijntjes, in het verfhok?’ Dan houdt ze ineens stil. ‘Jij hebt heel bijzondere ogen,’ roept ze. ‘Doe je bril eens af?’ Mijn bril gaat af, niet met mijn handen.

‘Allemaal kleine ijspegeltjes. Kom eens kijken. Zo mooi.’ Anderen drommen samen, hummen instemmend, met ‘ooh’ of ‘aah’ en steeds doemt iemand in mijn blikveld op – soms twee tegelijk, voor elk oog één. Ik kan niet zien wie van heel dichtbij in mijn ogen staart, mijn hoofd vastpakt en naar het licht draait voor een beter zicht. Een eigenaardige kleurenparade van kirrende gezichten, die schuin boven of links van het mijne bewegen. Ik kan hun wangen bijna aanraken met mijn neus. Hun stemmen zoemen. En ik moet me inhouden om niet als een kind te schateren van al dit verbale gekietel. Zacht blazen hun woorden boven mijn oogballen; hoe ze mijn wimpers aaien, mijn oogleden strelen. ‘Hoe doe je dat toch, die gekleurde ogen? Kunnen wij ze niet krijgen?’ Gelach uit vele monden. ‘Moeten we niet ook wat portretschetsen maken van dichtbij? Van héél dichtbij dan wel.’ ‘Denk dan wel om die botstructuur.’ Dat moet Judith zijn. Opnieuw gelach.

Dan zie ik tussen de gezichten en andere lichaamsdelen de hand die mijn brilmontuur vasthoudt. Ik gris het terug, terwijl ik een lompe uitval doe naar de schildersezels die in een halve cirkel om het podium staan. ‘Wat zijn jullie eigenlijk aan het maken?’ vraag ik. ‘We laten het lang niet altijd zien,’ sputtert de man van de koffiekoekjes, die hinderlijk in de weg loopt. ‘Ik ben gewoon verschrikkelijk nieuwsgierig,’ glimlach ik, terwijl ik een glimp van zijn werk probeer op te vangen. ‘Nee, alsjeblieft,’ smeekt hij, terwijl hij met gespreide armen voor me gaat staan. ‘Dit is echt heel ongemakkelijk.’ ‘Ongemakkelijk?’ lach ik. ‘Wie is hier nu naakt?’ Jasper kijkt naar de rest. Paulus stapt naar voren. Hij legt zijn handen op Jaspers schouders en begint ze subtiel te kneden. ‘Laat hem toch kijken, hij is nieuwsgierig.’ ‘Maar het werk is niet klaar,’ fluistert Jasper, die in Paulus’ handen een zachte kleine jongen wordt. ‘Dan draaien we de volgorde om,’ zegt Paulus, terwijl hij speels met zijn wijsvinger Jaspers neus aantikt. Dan richt Paulus zich weer op mij: ‘Ga maar kijken, junge Schauspielerin, wat ze van je gemaakt hebben.’

Kittig lachend, als een tweederangs actrice, huppel ik achter Jaspers schildersezel. Op het doek zijn roze lijnstukken getrokken, horizontaal en verticaal over een grote donkerrode vlek. Jasper kijkt weg. Hij steekt zijn handen in zijn broekzakken. ‘Toen iemand botstructuur zei, toen kon ik niet meer aan iets anders denken en heb ik mijn innerlijke stem gevolgd,’ zegt hij tegen Paulus, die bij wijze van antwoord een hand op zijn hoofd legt. De cursisten zwijgen. ‘Het is heel interessant,’ zeg ik, waarop iedereen opkijkt. ‘Ik bedoel, het contrast van de lichtroze lijnstukken met het donkerrood is heel… raak.’ Het blijft lang stil. De cursisten zijn dicht bij elkaar gaan staan. Iemand fluistert iets tegen Paulus, die driftig zijn hoofd schudt. Hij heft zijn rechterhand. Alle aanwezigen kijken naar de vloer. Na een korte stilte begint hij, traag en nadrukkelijk articulerend: ‘Kunst is voor ons een intuïtief proces. Wij geven geen woorden aan het werk dat we hier maken. Op het moment dat je het onnoembare in woorden probeert te vatten, maak je het klein, ongevaarlijk en onnozel. Probeer vooral te kijken. En niet te babbelen. Dan zie je meer.’ Ik slik een excuses in en knik gehoorzaam. Zonder kleding word ik me verschrikkelijk bewust van mijn handen, die ik niet in broekzakken kan steken. Ik zet een heel onhandige stap naar de volgende schildersezel, waar de cursiste, een stevige vrouw van iets in de vijftig, al uitnodigend een stap opzij zet om mij een blik op haar werkstuk te gunnen.

Gesmoord kerm ik mijn keelgeluiden in het kontgat om dan hikkend klaar te komen

In dikke klodders paarse plakkaatverf is een besneden kop op een dicht beaderd geslacht gekwast, dat weer aan een bleekwit onderlijf vastzit. Ik kijk naar de groengrijze aderen die her en der ontspringen op de lichtroze fallus en tel in gedachten tot tweehonderdeenenzestig. Dat lijkt me lang genoeg om door te gaan voor een aandachtige blik. Rechts van me staat een andere cursiste die schaterlachend opzij gaat en mij een soort anatomische studie laat zien van alle spierweefsels die schuilgaan onder de afgestroopte huid van een mannelijke torso. Ook hier tel ik zorgvuldig voordat ik doorloop naar een volgend doek waar een getrancheerd bovenbeen te zien is. Onwillekeurig bekijk ik het mijne en meen hier en daar moedervlekjes te herkennen op het doek. Paulus merkt verontschuldigend op dat het in de aard van de dilettant ligt om zonder de nodige voorbereiding, aanleg, of kunde zijn krachten te beproeven aan de laatste problemen der wetenschap en de hoogste opgaven der kunst. En terwijl ik die woorden door mijn hoofd laat spoken, loop ik door, in mijn kielzog gevolgd door de anderen, tot ik voor Judiths doek sta waar ik mijn hoofd herken, dat in een pijnlijk spasme geboren wordt in een bloederige kleurenmassa. ‘IJspegeltjes,’ krast Judiths rokerige stem. ‘Je moet diep in die ogen kijken om ze te kunnen zien.’

Ik neem mijn bril af
en nader het doek
zo dicht
dat mijn wimpers over het canvas
aaien, voorbij de irissen,
voorbij de ijspegels in
het zwart
van de pupil
tot het duister me volledig
opslokt.

Als ik mijn armen of benen wil bewegen blijken die verdwenen te zijn in de lichaamsopeningen van verscheidene cursisten. Ik ben onderdeel van één roze, zuigende, pulserende, amorfe lichaamsmassa. Alles kronkelt. Alles hapt, bijt en likt. Mijn hoofd kan ik niet bewegen; iets omklemt mijn nek. Geluiden glibberen langs mijn trommelvliezen. Alles hijgt, kwijlt en kietelt. Ieder is één. Eén in geilheid. Eén in dit samengevallen lichaam – dat ademt, en pompt: in en uit, met talloze harten tegelijk, dat duwt en trekt en duwt en trekt en waar een aanraking zoekraakt in talloze andere aanrakingen, die op hun beurt opgaan in nieuwe beroeringen van talloze lichaamsleden. Midden in deze worsteling bekruipt een ik, opgediept uit al die lichamen, plots een zacht zoemende paniek die uit zijn afwezige tenen omhoogschiet. Iets kouds en scherps glijdt zacht krassend over zijn balzak. Iets kouds schittert in het lamplicht, reflecteert op de talrijke tanden van evenzovele monden. Een ik wil gillen maar dan schuift een harige onderrug over mijn borst omhoog die het naar adem happende gezicht in zijn geheel bedekt. Gesmoord kerm ik mijn keelgeluiden in het kontgat om dan hikkend klaar te komen. Een mes schraapt over huid. Trancheert en verdeelt.

Wit licht. Mijn tong ligt los in mijn mond. Ik wil me oprichten, maar mis mijn linkerarm. ‘Blijf liggen.’ Een stem van ver en een voet die me neerdrukt en de lucht uit mijn longen perst. Spartelend duw ik mezelf op een elleboog omhoog. Mijn voeten krabbelen als insectenpoten over de houten planken van het podium. ‘Hij is zwak. Laat hem een beetje rondscharrelen.’ Het lukt me overeind te komen. Hoewel de ruimte verlicht is, kan ik zonder bril vorm noch kleur onderscheiden. Ik werp mezelf van het podium. ‘Hij valt!’ Gelach. ‘Bedankt! We zullen aandachtig kijken.’ Opnieuw gelach. Vocht op de vloer. Het plakt. Ik richt me op, maar omdat alles scheef staat, verlies ik mijn evenwicht. ‘Rustig aan, konijntje, je bent duizelig.’ Ik tast naar het geluid. Ik val. Mijn kop slaat het stof van de planken. Steeds wanhopiger tasten mijn vingers naar mijn brilmontuur. De linkerarm doet niet meer mee. Overal in mijn vel steken venijnige houtsplinters. Ik hijs me op mijn knieën en staar met halfdicht geknepen ogen in het licht. ‘Wil iemand me mijn bril teruggeven, alsjeblieft? Ik zie niks. Alsjeblieft, waar is mijn bril?’ vraag ik, smeek ik, huil ik, maar mijn lippen blazen enkel speekselbelletjes. Gelach om me heen. Ik sta op. Beheerst nu. Rustig ademend. Ik probeer terug te halen hoe ik binnengekomen ben. Tastend nader ik het einde van die kleurige muren, waar het trapgat moet zijn. Dan bots ik de treden af, sla door de deur en val plat op de stoep.

Achter me hoor ik gelach en gejoel. Een straatlantaarn verlicht mijn bleke lijf. En heel even vraag ik me af hoe dat nu dadelijk moet in de metro, nu alles – mijn kleding, mijn jas en bril – nog boven ligt en ik hier op deze stenen lig, naakt en bezeten. Het gestamp van tientallen voeten op de trap achter me verdringt die wankele gedachte om plaats te maken voor een andere – zo kraakhelder dat hij me bijna kalmeert: ze komen het karwei afmaken.
Ik struikel over straat. Achter me hoor ik roepen. Mijn voeten dwing ik te rennen. Rood en bloederig. Elke stap een stroomstoot. Misschien loop ik op mijn botstructuren. Het asfalt krast, kraakt en sopt. Mijn benen rijten de straten open. Klauwen steeds dieper de bodem in. Duistere huizen. Kale straten. Geen mens waagt zich buiten. Het geschreeuw zwelt aan, weerkaatst door het beton. Ik ploeg over de weg. De trambaan op. Vanuit mijn vleesklompen schiet plots een ijzige schok door mijn lijf die me doet opspringen. Een seconde lang hang ik in de lucht; een vederlichte prima ballerina: ik bedenk zwembewegingen die me hoger laten zweven, molenwiekend met mijn armen, tot ik met donderend geraas tussen de bielzen smak. Grind, tanden, sintels die door huid dringen; de smaak van bloed en bodem. En zo krankzinnig veel licht. Gevangen door alle straatlantaarns, zoeklampen en schijnwerpers van de wereld die me in een geelwit gaslicht opdienen aan de horde – hun schaduwen dansen voor hen uit. Huiverend verberg ik wat er van mijn gezicht rest. ‘Schauspielerin…, Schauspielerin,’ wordt er gefluisterd. Ze gaan met zachte tred nu – geen haast meer.

Mail

Feico Sobel (1977) geeft les, schrijft teksten en maakt theater. Onder KOMA-collectief schrijft hij theaterteksten samen met Bram Ieven. Het model is Feico’s eerste gepubliceerde verhaal.

Lucas Braak (die/diens) is een illustrator en vormgever die de thema's van seksualiteit, gender, menselijke relaties en de band van mensen en hun lichaam verkent. Met diens vrolijke kleuren en losse vormen hoopt die dat deze onderwerpen toegankelijker en gemakkelijker bespreekbaar worden, zowel met anderen als met jezelf.

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
test
het laatste
Even zweven de levende wezens

Even zweven de levende wezens

Voor Hard//hoofd dicht Pim te Bokkel over de verschillende facetten van water: de kalmte en geborgenheid ervan, of juist de dreigende weidsheid. Dit is een voorpublicatie uit de bundel 'Even zweven de levende wezens' die op 16 januari bij uitgeverij Wereldbibliotheek verschijnt. Lees meer

Een echte vis

Een echte vis

In dit verhaal van Maartje Franken dreigt er meer dan alleen een storm. Kinderen gaan op zomervakantie in de regen, ontdekken een verzonken stad en proberen te documenteren zoals Bear Grylls. Lees meer

Lichamen en monden

Lichamen en monden

Hoelang blijf je toekijken? Wanneer dondert alles in elkaar? Waar zit de zwakke plek van passiviteit? Pieter van de Walle neemt je in dit kortverhaal mee als apathische visverzorger in een Berlijns aquarium. Lees meer

De Groep

De Groep

'Ik ben Jane en Kevin is een lul die te veel ruimte inneemt.' Amal Akbour schreef een verhaal over Jane, een narcistische jonge vrouw die voor het eerst deelneemt aan groepstherapie. Dit is een voorpublicatie van het verhaal dat Amal schreef als onderdeel van het Veerhuis Talentenprogramma. Lees meer

Auto Draft

Rooilijnen

Rik Sprenkels schrijft (als dichter en medewerker bij het Kadaster) over de beleidsregels achter de openbare ruimte: voor de gewone sterveling zijn ze onzichtbaar, terwijl ze wel veel invloed hebben op hoe hun wereld werkt en eruitziet. Lees meer

Verboden toegang 8

Verboden toegang

Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het eerste Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Groen. De resultaten daarvan vind je deze week op Hard//hoofd. In woord én beeld dicht Maaike Rijntjes over iemand die terugkeert naar het bungalowpark waar die opgroeide. Lees meer

Momentum

Momentum

Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het eerste Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Groen. De resultaten daarvan vind je deze week op Hard//hoofd. Sanne Lolkema dicht op drie levels over de prestatiemaatschappij: van micro-, naar macro- en mesoniveau. Lees meer

Herkauwen

Herkauwen

Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het eerste Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Groen. De resultaten daarvan vind je deze week op Hard//hoofd. Tussen ongemak en walging in dicht Moni Zwitserloot over zowel baren als geboren worden: 'je kruipt uit je dode vel / naar buiten / de broeierige nacht in'. Lees meer

Podiumgeil

Podiumgeil

Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het eerste Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Groen. De resultaten daarvan vind je deze week op Hard//hoofd. Birsu Tamer schreef een tekst voor een acteur die als het monster van Frankenstein diens publiek bespeelt. Lees meer

Handleiding

Handleiding

Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het eerste Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Groen. De resultaten daarvan vind je deze week op Hard//hoofd. In 'Handleiding' schrijft Ettie Edens over eenzaamheid, identiteit en gezien willen worden - en over iemand die een muur van haar kamer verft en daar zo in doorslaat dat ze in de kamer verdwijnt. Lees meer

De serre

De serre

Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het eerste Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Groen. De resultaten daarvan vind je deze week op Hard//hoofd. Johanna Loman schreef een verhaal over een jonge vrouw op een klimaatprotest: Wat als je wel moreel besef hebt, maar liever je kop in het zand steekt? Lees meer

Hertenkalf 2

Hertenkalf

Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het eerste Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Groen. De resultaten daarvan vind je deze week op Hard//hoofd. Tessa van Rooijen dicht in dit vierluik over het aangaan van verbindingen en het dragen van een dood hertenkalf: 'jongens is het sexy om een dood hertenkalf in je lichaam te hebben?' Lees meer

De tondeuse

De tondeuse

Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het eerste Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Groen. De resultaten daarvan vind je deze week op Hard//hoofd. Jana Flekken legt in fragmenten de band en rolverdeling tussen ouders en hun kind vast, en hoe die verandert wanneer een van de ouders ziek wordt. Lees meer

Mijn huid een rekbare grens (Frontaal)

Mijn huid een rekbare grens

Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het eerste Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Groen. De resultaten daarvan vind je deze week op Hard//hoofd. In dit drieluik bevraagt Isa/Isa Bob van Rooy de kaders die er gesteld zijn rondom onze natuurlijke wereld. Bestaat er eigenlijk wel een verschil tussen zelf en natuur, of tussen plant en organisme? Lees meer

Whisper Heart, The Movie

Whisper Heart: the movie

Hoe ver ga jij voor De Ware? Anne Sikma onderzoekt in dit bloedstollende verhaal de grenzen op tussen fictie en realiteit. Ben je er klaar voor? Lees meer

Voorland

Voorland

Hoe ga je om met de grote kans dat je, net als vele vrouwen in je familie, jongdementie zal krijgen? Yanaika Zomer bereidt zich voor in de vorm van een gedicht. Lees meer

Doorlaatbaar 1

Doorlaatbaar

Een jonge vrouw is mantelzorger voor haar moeder. Dit verhaal van Siska van Daele beschrijft de grens tussen hun binnen- en buitenwereld: binnen lijkt de tijd stil te staan, terwijl buiten alles doorraast. Lees meer

Lieselot 1

bloedbanen

‘Jij bént geen lijf, je hébt er een,’ stelt de therapeut in het buurthuis. Kan de ik-persoon geholpen worden? Met ‘bloedbanen’ won Sandro van der Leeuw de juryprijs van Het Rode Oor 2024, de erotische schrijfwedstrijd van Vlaams-Nederlands huis deBuren. Lees meer

Lieselot

Lieselot

Twee vrouwen in een verzorgingstehuis hebben een afspraakje - maar zal de ander wel komen? Met ‘Lieselot’ won Sanne Otten Het Rode Oor 2024, de erotische schrijfwedstrijd van Vlaams-Nederlands huis deBuren. Lees meer

Ondergang / Opkomst

Ondergang / Opkomst

Wat als Pangea opnieuw ontstaat en de wereld weer één land wordt? In haar beeldende gedichten fantaseert Sanne Lolkema over nieuwe en oude werelden, systemen en cirkels. Lees meer

Word vóór 1 februari trouwe lezer en ontvang Hard//hoofd magazine ‘Ssst’ in maart!

Hard//hoofd verschijnt weer op papier! In ‘Ssst’ verkennen we de (zelf)opgelegde stilte. Fluister je met ons mee? Word vóór 1 februari trouwe lezer voor slechts €2,50 per maand en ontvang in maart 120 pagina’s over de kracht, het geweld en de kwetsbaarheid van stilte op de mat. Veel leesplezier!

Word vóór 1 februari trouwe lezer