De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Het geheugen van Mark Rutte stond vorige week in het middelpunt van de belangstelling. Daan Steinebach vraagt zich af wie er eigenlijk het land bestuurt: de regering, of dat geheugen?
Wat herinnert Rutte zich? Het is een van de meest curieuze instituties van de Nederland-se politiek: het geheugen van Mark Rutte. Herinnerde hij zich de negenentwintig memo’s die zijn ministerie verzamelde over de afschaffing van de dividendbelasting tijdens de laatste formatie? De Kamer vroeg het zich tien lange uren af. Het was een cynisch en voorspelbaar schouwspel. De oppositie was in opperste staat van opwinding, maar in gevaar was het kabinet geen moment – nieuwe en hoopvolle Kamerleden springen niet zomaar van een coalitieschip. Rutte is nu ‘beschadigd.’ Als ze zich dat in Den Haag maar kunnen herinneren, de volgende keer.
Maar het blijft vreemd: waarom speelt het geheugen van Rutte zo’n grote rol in het landsbestuur? De grondwettelijke informatieplicht van de regering aan de Kamer rept er met geen woord over, sterker nog: die eist bijna onvoorwaardelijke openheid. De regering had die memo’s gewoon in de kast liggen, de regering loog daarover. Kortom: de regering schond de Grondwet. Maar de regering was niet op komen dagen en Rutte, die er wel was, was het vergeten.
In het oude Rome en middeleeuwse monarchieën bestond de doctrine van het dubbele lichaam van de koning. Er was het eigen lichaam van de koning, een man van vlees en bloed, en er was het mystieke, politieke lichaam van de monarch. Het tweede lichaam representeert de continuïteit van de macht, de eeuwigheid van soevereiniteit – en de gratie Gods waarbij hij regeert. Als Franse koningen stierven, werden ze behandeld alsof ze nog leefden en regeerden, tot hun opvolger was gekroond: Le roi ne meurt jamais.
Zonder controle is er slechts macht zonder rem en zijn we overgeleverd aan willekeur en eigenbelang.
Nu kun je haarkloven over wat er over is gebleven van middeleeuwse concepties van soevereiniteit in moderne staten – meer dan we denken – feit is dat de Nederlandse Grondwet onderscheid maakt tussen de regering van Koning (inderdaad: ‘bij gratie Gods’) en ministers, en haar individuele leden. Rutte, die zo graag Indisch eet, is dus te onderscheiden van de premier, die spreekt namens de hele regering. Die tweede heeft geen geheugen, maar archieven en een vrijwel absolute informatieplicht. Dat is wat de democratische rechtsstaat betekent: regering volgens de wet, gecontroleerd door het parlement. Zonder controle is er slechts macht zonder rem en zijn we overgeleverd aan willekeur en eigenbelang.
Dat er vorige week in de Tweede Kamer tien uur gedebatteerd is over het geheugen van Rutte gaat verder dan de afschaffing van de dividendbelasting of die memo’s. Op het moment dat Rutte zijn geheugen in plaats stelt van de archieven op Algemene Zaken, zegt hij eigenlijk: ik spreek niet namens de regering, maar namens mezelf. Ofwel: ik ben de regering. Dat verklaart meteen waarom die memo’s überhaupt geheim moesten blijven – het gebrek aan argumenten in de memo’s voor de afschaffing van de dividendtaks kan, gezien goed gebruik in Den Haag, moeilijk het probleem zijn geweest. Maar Rutte zei: ‘Ik voel in al mijn vezels dat we dit moeten doen.’ Het was niet het gebrek aan argumenten, maar het eigenlijke argument – de belangen van Rutte, gelijk aan die van Unilever en Shell – dat geheim moest blijven.
Het zijn de ultieme gevolgen van doorgeschoten persoonlijkheidspolitiek. Het is nu niet de regering, gebonden aan de abstracte principes van de Grondwet, maar de persoon Rutte die regeert, gebonden aan zijn geheugen en de opportuniteit van het gebruik daarvan. Zo zagen we vorige week het sinistere gezicht van liberaal Rutte: hij loopt niet alleen aan de leiband van het grote geld, hij weigert er verantwoording over af te leggen.