Toen ik een jaar of veertien was, besloot ik vegetariër te worden. Ik zag het als een keuze, in een wereld waar je wel of geen vlees eet. Ik snapte ook wel dat ik de bio-industrie er niet mee stop zou zetten, maar vond het wel nobel van mezelf. Soms zorgde mijn vegetariërschap er echter voor dat ik me ongemakkelijk voelde in gezelschap van anderen. Ik stond niet langer te springen om te barbecueën op de eerste zonnige dag van het jaar en kreeg herhaaldelijk de vraag hoe ik het volhield.
Gelukkig kwamen er steeds acceptabeler vleesvervangers op de markt en kun je met 'alleen' groente al heel wat. Mensen vergeten nog wel eens dat eten grotendeels met smaak te maken heeft.
Mijn dierarme dieet werd een handig excuus voor het feit dat ik geen kippenboutjes of vis at.
Al sinds ik me kan herinneren krijg ik een verdrietige bui wanneer ik iets met botjes krijg voorgeschoteld. Op de een of andere manier heb ik net iets te veel inlevingsvermogen om van een kadaver te kunnen genieten.
Mijn voedselvoorkeur is nogal uitgesproken. Zo kan ik bijvoorbeeld helemaal niets met korstjes, of ze nou van brood of een pizza afkomstig zijn. Ook doet bitter eten me niet zo veel, maar ik ben dol op zuren en knijp dus geregeld wat citroendruppels uit op mijn tong. Wat overigens niet betekent dat ik over vijf jaar nog steeds hetzelfde lekker vind. Als peuter was ik bijvoorbeeld dol op crackers met kaas en pindakaas. De meeste mensen vonden dat maar overdreven of dubbelop, ikzelf vond het vooral lekker smeuïg. Tegenwoordig heb ik er gewoon niet zo'n zin meer in. Met voedselidealisme heeft dat vrij weinig te maken.
Uiteindelijk kwam de honger in me naar boven en zondigde ik op een festival. Ik at een diepvrieshamburger - kaal, niet eens met broodje of saus. Vijf minuten later voelde niet alleen ik, maar ook mijn maag zich schuldig. Erg lang zat de burger niet in mijn buik. Na de spontane festivalbarbecue gingen mijn vrienden er haast automatisch vanuit dat ik weer dieren at. Soms had ik daar wel zin in, maar uiteindelijk liever niet. De labels en vragen vlogen me naar de kop. Was ik nu dan een flexitariër of probeerde ik soms stiekem af te vallen? Had ik misschien een allergie voor schaaldieren? Tot vermoeiens toe moest ik mezelf verklaren.
Een vriendin van me zei laatst dat ze wel eens superfood wilde uitproberen. Mijn reactie: doe dat dan gewoon! Beperk jezelf niet teveel en eet wat je wil. Gooi lekker wat chiazaadjes in je sap, drink sojamelk en schaam je niet als je dan toch zin krijgt in een dikke pizza pepperoni. Eet! Ik wacht nog steeds op het moment dat de hyperfocus op het benoemen van eetpatronen verdwijnt. Dat een boterham met kaas met hagelslag gewoon kan en stamppot broccoli banaan even acceptabel is. Het zou wel fijn zijn, lekker eten waar je zin in hebt zonder daar moeilijk over te hoeven doen; eten en laten eten. We zijn immers omnivoren.