Rationeel en verstandig? Of emotioneel en impulsief? We lijken steeds meer naar dit eerste af te drijven, maar waarom eigenlijk? Over het apollonische, dionysische en een herwaardering van het ongeplande. Met de hulp van een ouwe Rus.
In ons hoofd wonen twee zonen van Zeus. Apollo, god van rede en ratio, stelt ons in staat logisch na te denken. Dionysus, god van het irrationele en de chaos, spreekt tot de emotie en intuïtie. Zelden zijn ze het met elkaar eens. Meestal heeft Apollo het hoogste woord en kruipen we vroeg ons bed in omdat de wekker voor dag en dauw afgaat. In alle opzichten verstandig: morgen wordt immers het geld verdiend waarmee we in ons levensonderhoud voorzien. Maar soms komt Dionysus de hoek om kijken, en maken we in een groots bacchanaal de gedrogeerde reis naar het einde van de nacht om de volgende dag tot weinig in staat te zijn. Ongezond en onverantwoord: waarom zouden we zoiets in hemelsnaam willen? In zijn Aantekeningen uit het ondergrondse geeft Dostojevski daar een antwoord op.
'De meest onbenullige reden, die niet eens het vermelden waard lijkt; dat de mens altijd en overal, wat voor iemand hij ook was, heeft willen doen waar hij zin in had, en helemaal niet wat het verstand en zijn belang hem voorschreven. (…) Ziet u, heren, de rede is iets positiefs, dat staat buiten kijf, maar de rede is slechts de rede en bevredigt alleen het verstandelijke vermogen van de mens, maar het willen is een uitingsvorm van heel het menselijk leven, de rede en alle soorten orenkrabberij inbegrepen. (…) Ik bijvoorbeeld wil, zoals volkomen natuurlijk is, leven om heel mijn vermogen tot leven te bevredigen, en niet alleen mijn verstandelijke vermogens, die misschien maar een twintigste deel van heel mijn vermogen tot leven beslaan.'
In de Maarten! behandelde Bart de Koning de tegenstelling tussen het apollonische en het dionysische. 'Zonder ratio geen wetenschap en geen logica. Maar hoeveel feiten de mens ook kent en hoe logisch hij ook redeneert, op de echt grote vragen heeft niemand een antwoord.' Hoe ontstaat onze moraliteit? Wat geeft ons leven schoonheid? Wat is werkelijk van belang? Als liefde en vriendschap de meest waardevolle zaken in ons leven zijn, die bij uitstek intuïtief benaderd worden, waarom richten we dan verder zoveel delen rationeel in? Omdat er gewerkt moet worden, natuurlijk.
Voorbeeld. De Nederlandse wijnmaker Ilja Gort schreef een boek over Frankrijk, wat hij het mooiste land ter wereld vindt. 'Jammer alleen dat er zoveel Fransen wonen' hoort hij vaak over zijn geliefde land. Niets, schrijft hij, is minder waar. “Stel je voor dat Frankrijk bevolkt zou worden door Hollanders! Meanderende rivieren zouden worden afgestoken tot kaarsrechte kanalen, huizen zouden blinkend in de verf staan en schilderachtige ruïnes zouden acuut gesloopt worden. Zo zouden wij dat aanpakken. Een gebouw dat ook maar ietsje vervallen is, hoort immers direct te worden afgebroken; daar kan een kantoorpand staan.” Inderdaad. Dat zou efficiënter zijn en meer welvaart creëren; denk aan al die banen die geschapen kunnen worden en de productiviteit die omhoog zou schieten. Een droom voor het rationele vooruitgangsideaal. En een realiteit, want ook in Frankrijk krijgt Apollo steeds meer voet aan de grond.
Illustratie: Joost Dekkers.
We kunnen zien dat de ratio niet altijd de status quo is geweest. Dostojevski kruipt in de huid van een historicus om dat te illustreren.
'Werpt u een blik op de geschiedenis van de mensheid; nou, wat ziet u? Is ze indrukwekkend? Goed, voor mijn part is ze indrukwekkend; wat alleen al de colossus van Rhodos in dit opzicht niet waard is? (…) Is ze gevarieerd? Goed, voor mijn part is ze gevarieerd; wat een werk is het al niet om door de eeuwen heen en bij alle volkeren zowel de militaire als de civiele gala-uniformen te classificeren – en neem je de ambtenarenuniformen er nog bij, dan kun je je er helemaal aan vertillen; daar is geen enkele historicus tegen opgewassen. Eentonig? Goed, voor mijn part is ze eentonig: men vecht en vecht, men vecht nu, men vocht vroeger en men zal in de toekomst vechten – u zult toegeven dat dat wel heel erg eentonig is. Kortom, je kunt alles zeggen over de wereldgeschiedenis, alles wat maar in de meest ontregelde verbeeldingskracht op kan komen. Slechts één ding kun je er niet van zeggen: dat de rede er heerst. Bij het eerste het beste woord zult u zich al verslikken.'
Vanaf de twintigste eeuw heerst de rede echter wel. Max Weber beschrijft het rationaliseringsproces als de overwoekering van de doelrationaliteit. Dat betekent: onze sociale verbanden, zingeving en gedeelde betekenissen worden steeds meer gestuurd door strategische overwegingen, berekenbaarheid, effectiviteit en efficiëntie. We handelen niet naar wat we waardevol vinden, we handelen om vooruit te komen. We twijfelen over een opleiding die dicht bij ons staat, waarom niet een waar we klinkende munt uit kunnen slaan? Alles is immers mogelijk in de maakbare samenleving. Willen we niet de beste zijn? In landen waar de rationaliteit al veel verder doorgedrongen is, zoals China en Japan, kennen ze de waarde van ambitie. Als voorlopers laten zij zien dat een opleiding tot nut moet zijn in de economie, daar is ze nu eenmaal voor bedoeld.
We kunnen dus eenvoudig stellen dat Apollo zijn broer afgetroefd heeft. De rede is zelfverzekerd: ze weet dat haar weg de enige juiste is. Wetenschap, technologie en internationale handelsverdragen zullen ons veel verder brengen dan waar we nu zijn. Grotere welvaart, langer leven, wat willen we nog meer? Bart de Koning is het er in ieder geval mee oneens: 'De ratio moet uiteindelijk ondergeschikt zijn aan iets hogers: gezond verstand, inzicht of misschien zelfs wijsheid.' Dostojevski houdt het bij een metafoor, waarin hij aangeeft dat een maatschappij die op bepaalde vlakken functioneert, geen ideale maatschappij hoeft te zijn:
'Want ziet u: als we in plaats van met een paleis met een kippenhok te maken hebben en het gaat regenen, zal ik misschien ook wel in het kippenhok kruipen om niet nat te worden, maar toch zal ik het kippenhok niet voor een paleis houden uit dankbaarheid dat het mij beschut heeft tegen de regen. U lacht, u beweert zelfs dat in dat geval een kippenhok en een paleis op hetzelfde neerkomen. Ja, antwoord ik, als je alleen zou leven om niet nat te worden.'
Bart Elferdink (1990) is een van de laatste langstudeerders. In plaats van een collegekaart had hij beter een bibliotheekpas kunnen aanvragen. Eerder schreef hij dit voor hard//hoofd