Hoe vreemd sommige situaties ook op het eerste gezicht mogen lijken, ze wennen snel. Toen Annika en ik over gezinsuitbreiding begonnen te praten, hadden we niet gelijk aan een verdwaalde lifter op onze bank en een ontvoerde politicus in de meterkast gedacht. In de tussentijd groeide Bubbeltje gestaag door, want de natuur trekt zich weinig aan van intermenselijke verwachtingen. ‘Zijn jullie eigenlijk wel gehuwd?’ vroeg Maxime, op een van de momenten dat het tape van zijn mond werd gehaald om hem pap te kunnen voeren. Hij wist dat als hij zou schreeuwen hij er van langs kreeg met de pizzaslicer. Daarmee was al een flinke jaap in zijn linkerschouder gehaald, bedoeld als waarschuwing. Van geweld hielden wij allerminst, - als ik een druppel bloed op televisie zag begon ik al te kokhalzen – maar het zou naïef zijn niet op z’n minst te doen alsof wij gevaarlijk waren. Maxime mocht onder geen beding de indruk krijgen dat ontsnappen eenvoudig zou zijn.
Annika had meteen naar de politie willen stappen, maar het leek mij onverstandig overhaast te handelen. ‘Laten we hem nog even in hier houden,’ had ik haar gezegd, ‘dat geeft ons tenminste tijd om een goed verhaal te bedenken. Of denk je dat men zal geloven dat hij hier gebracht is in een juten zak door een man die niet meer weet waar hij woont en daarom bij ons op de bank slaapt, en die Maxime voor ene Rupert had aangezien?’ Annika moest toegeven dat het een ongeloofwaardig verhaal was. Ik had haar nooit verteld over Rupert, zij wist niet dat Balthasar mij een dienst dacht te hebben bewezen. Balthasar leek te begrijpen dat ik Rupert voor mezelf wilde houden en speelde het spel mee. Hij zei tegen Annika dat Rupert een oude vriend was, die eigenlijk Bob heette. Waarom hij dat laatste erbij had bedacht was mij onduidelijk. Misschien had Balthasar ooit wel een vriend gehad met de naam Bob, een vriend die hem kaaskoekjes aanbood en erotische gedichten met hem schreef. Misschien was Balthasar zo gek nog niet en waren Rupert en Bob een en dezelfde. Maar Maxime was hoe dan ook geen van beide en met hem zaten we nu wel opgescheept.
We besloten dat het niet verstandig was Maxime in onze meterkast te houden, we wilden immers niet dat hij aangetroffen zou worden door een werknemer van de Nuon en evenmin, in het geval van kortsluiting, door de bovenburen. Vandaar dat we Maxime, nadat Balthasar hem opnieuw buiten bewustzijn had gespoten, naar de vers ingerichte babykamer sleepten en met stevig touw vastbonden aan de commode. ‘Het lijkt me een vrij smetteloze man’, zei Annika, ‘dus vooruit dan maar.’ Die avond waren alle nieuwsrubrieken op tv gewijd aan de verdwijning van de christen-democraat. ‘Hij lijkt vastberaden, maar weinigen kennen zijn romantische inborst,’ vertelde Jack de Vries aan Matthijs van Nieuwkerk, ‘hij heeft een huisje in de Ardennen en ik weet zeker dat hij daar orde in zijn hoofd aan het brengen is.’ ‘Een laffe hond dus’, reageerde Jan Mulder. We hadden de deur van de babykamer open gezet, zodat Maxime mee kon kijken. Hij zweeg onder zijn tape, maar zijn ogen spraken uiteenlopende boekdelen. ‘Waar heb je hem vandaan gehaald?’ vroeg ik voor de zoveelste keer aan Balthasar. ‘Dat heb ik toch gezegd, de snackbar,’ zei Balthasar verveeld. Ik geloofde hem, maar eigenlijk sloeg het nergens op. Maxime was voor het laatst gezien op het Binnenhof, in drukke onderhandelingen met Wilders en Rutte, dat werd overal gezegd. Wat zou hij dan opeens doen in een snackbar in Bos & Lommer? Ik stelde de vraag aan Balthasar, die mij niet begrijpend aankeek. ‘Patat kopen?’ zei hij, alsof ik wel de domste mens op aarde moest zijn. En misschien was ik dat ook.
Dat Maxime interesse toonde in onze relatie ontroerde Annika, maar zij liet er weinig van merken. ‘Dat gaat jou niets aan,’ zei ze en duwde een lepel hete pap in zijn mond. Annika en ik waren niet getrouwd, maar zouden dat de komende zomer gaan doen. Hopelijk had Balthasar tegen die tijd plaatsgemaakt voor Bubbeltje, wist ik waar Rupert was, wist ik wie Wilfried was en hadden we zonder onszelf in gevaar te brengen Maxime de wijde wereld in kunnen sturen. Ik stond met de pizzaslicer in mijn hand naar Maxime te kijken, wiens wangen en kin dropen van de Brinta. Ik wist dat ik het ding niet meer hoefde te gebruiken, maar Annika vond dat we niet mochten verslappen in onze presentatie.
Het fascineerde mij dat gezien de omstandigheden Maxime’s haar zo goed bleef zitten. Echt ongelukkig leek hij niet te zijn, ik had de indruk dat hij in een goede afloop bleef geloven en in dat geloof volharde. Misschien was deze gebeurtenis wel precies wat zijn levensverhaal nodig had en ging hij dagelijks snacken in Bos & Lommer in de hoop op een spannend avontuur, een authentiek verhaal. Annika liep met de lege kom de babykamer uit. Ik veegde met mijn zakdoek Maxime’s gezicht schoon. ‘Het is toch wel eigenaardig,’ zei hij met zijn kenmerkende zachte g en liet een kort boertje, ‘dat jij nog steeds niet gevonden hebt wat je zocht.’ Ik schrok van deze opmerking. ‘Rupert?’ zei ik zacht. ‘Die naam hoor ik maar de hele tijd, maar hij zegt me niets. Evenmin als Bob,’ zei Maxime. Zijn blik richtte zich op een papvlek op zijn pak en een gevoel van groot verdriet schoot door mijn maag. Maxime keek me weer aan en ik zag dat zijn ogen flonkerden, een grijns verscheen op zijn gezicht. ‘Kasper, wist jij dat ik vroeger astronaut wilde worden? Ik wilde niets liever dan de ruimte in geschoten worden. Nu is het te laat en zal ik op aarde blijven rondlopen tot mijn einde komt.’ Ik begreep niet goed waarom deze gedachte Maxime zo vrolijk maakte. ‘Ik ken geen Rupert, ik ken geen Bob, maar Wilfried ken ik zeker. En jij kent hem nog beter.’ Toen kwam Annika de babykamer binnengelopen. ‘Grote god, wat staan jullie hier nou te babbelen? Balthasar is aan het sterven!’ Het gegorgel viel mij nu pas op.
-Wordt vervolgd...-