Maite doet in Londen onderzoek naar een obscure Nederlandse filosofe. Ze zit met haar hoofd in de negentiende eeuw wanneer drie luid klappende vrouwen in Primark-jurkjes haar weer terugbrengen naar de onze.
Ergens midden in Londen, aan de rand van de wijk waar Virginia Woolf woonde met haar jonge schrijversvrienden, staat een relikwie van het bruisende intellectuele leven van de Engelse metropool: Conway Hall. Sinds 1929 is het een verzamelplaats voor allerhande vrijdenkers: atheïsten, humanisten, dissidenten en feministen. Het adres van het gebouw is net zo Harry Potteresk als zijn uiterlijk: 25 Red Lion Square. Het heeft een prachtige zaal met balkon en boven alles, op de eerste verdieping, een kleine bibliotheek met een eeuwenoude collectie vrijdenkersboeken. Daar, aan een klein tafeltje, zit ik.
Een stuk of twintig negentiende-eeuwse portretten kijken me zelfverzekerd aan. Ze hangen boven de eikenhouten boekenkasten vol met oude blauwe, bruine en groene banden die drie kanten van de kamer beslaan. De vierde muur bestaat uit een ouderwets glas-in-loodraam waar felle stralen zonlicht door naar binnen schijnen. “De Verlichting”, bedenk ik me grinnikend. Ik kijk op naar één van de wijze mannen aan de muur. Een buste van Socrates staart me streng aan vanuit de hoek.
Dit is niet om te lachen, lijken ze te zeggen, dit is een serieuze zaak.
De sierlijke houten tafel waar ik aan zit, draagt een koperen plaatje met het volgende opschrift:
‘The favorite writing table and fellow prisoner for more than nine years of Richard Carlile during his struggle to obtain the freedom of the Press 1816 to 1834’.
Ik googel ‘Richard Carlile’. Dat blijkt een man van formaat: niemand minder dan één van de belangrijkste voorvechters van algemeen kiesrecht en persvrijheid van de eerste helft van de negentiende eeuw. In het kort: Richard Carlile was bij de beroemde Peterloo Massacre in 1816, een bloedig neergeslagen massademonstratie voor democratische vrijheden in Manchester, schreef er een woedend verslag over en werd talloze malen gearresteerd voor het publiceren van radicale pamfletten. In 1829 creëerde hij chaos in talloze Engelse steden (waaronder Cambridge, waar ook de jonge student Charles Darwin totaal van de kaart raakte) door het verkondigen van zijn republikeinse en atheïstische ideeën. Uiteindelijk moest hij zoveel boetes betalen voor blasfemie, opruiing en smaad dat hij in 1842 straatarm stierf.
Ik kijk naar het tafeltje en stel me voor dat er een dappere, boze radicaal met een pandjesjas en een kroontjespen aan zit te schrijven, ook al weet hij dat de zinnen die hij schreef hem de kop kunnen kosten. Eerbiedig aai ik het verweerde naamplaatje.
Ikzelf ben hier om onderzoek te doen naar een andere dappere radicaal, en wel één met een prachtige naam: Geertruida Agneta Kapteyn-Muysken. Haar boeken liggen in stapeltjes om me heen. Deze Nederlandse filosofe en feministe woonde tussen 1880 en 1900 in Londen en nam geen genoegen met de taken die haar als vrouw eind negentiende eeuw waren toebedeeld (verzorging van de kinderen en het huishouden). Ze las eindeloos veel boeken en dacht na over mens en maatschappij. "Mijn geest voeden", noemde ze het. Met pijn en moeite wist ze zich tussen de wijze Londense heren te knokken om op basis van gelijkheid met ze in discussie te gaan. Ze stierf in 1920 als een bekend vrijdenkster en voorvechter van vrouwenrechten. Haar ideaal was een wereld met goed onderwijs, solidariteit, bedachtzaamheid en vrijheid, voor iedereen.
Deze slimme, moedige vrouw; radicalen als Carlile die onverschrokken tegen tradities ingaan; dwarsdenkers, vernieuwers en mensen die alles op het spel zetten voor erkenning als volwaardige burgers – ze waren door mijn hoofd als een wervelstorm, en even waan ik me in hun gezelschap, luisterend naar hun driftige discussies, hier in Conway Hall.
Dan klinkt er plotseling van beneden luid applaus en gejuich. Verstoord sta ik op, loop naar de deuren die naar het balkon leiden en duw één deur een klein stukje open. Op het podium in de zaal staan drie dames in hippe felgekleurde Primark-jurken, die enthousiast klappen voor een vierde, die wat ongemakkelijk op een kruk in het midden zit. De zaal staat bomvol Britse vrouwen van middelbare leeftijd. Er hangen grote banners aan weerszijden van het podium. Op de banners staat met koeienletters: "Weight Watchers – together is better!”
In de negentiende eeuw vochten vrouwen hier voor gelijke rechten en de vrijheid om zich te mengen in het publieke debat; anno 2013 strijden ze tegen kipfiletjes en muffin tops.
’s Avonds loop ik in het schemerdonker langs universiteitsgebouwen vol studenten in felverlichte ruimtes en het huis van Virginia Woolf aan Gordon Square. King’s Cross doemt op in de verte. Aan ons brein zal het niet liggen, concludeer ik bij mezelf, maar een beetje van Carlile’s vechtlust kan geen kwaad.
Maite Karssenberg is schrijfster, historica en programmamaker. Ze houdt van vergeten geschiedenissen en idem reisbestemmingen, de zee en zelfreflectie. Maar het meest nog houdt ze van boeken lezen.
Liesbeth de Feyter studeerde schilderkunst en beeldverhalen aan Sint Lucas in Brussel. Ze werkt als freelance illustrator en striptekenaar en maakt poëtische beelden met een luguber kantje.