Viesheid is een goede basis voor intimiteit. De eerste scheet brengt mensen nader tot elkaar.
De laatste tijd vraag ik graag aan mensen of ze plassen waar hun geliefde bij is. De meesten zeggen van wel. “En scheten laten?” vraag ik daarna, iets te gretig. Daar hebben ze vaak meer moeite mee. Over poepen durf ik niets te vragen, omdat ik dat echt te smerig vind en nooit in het bijzijn van een ander zou doen. Ik weet nog hoe ik in mijn eerste piepkleine huis met mijn eerste vriendinnetje een twijfelgesprek had en ik het van de zenuwen op mijn maag kreeg, waarna ik in de aan de woonkamer grenzende wc geen geluid durfde te maken maar me ook niet kon inhouden, een enorm zwaar gevecht dat (begrijp ik nu) symbool stond voor onze ambivalente verhouding tot elkaar. En dan is er nog die scène uit Sex and The City, waarin een scharrel van Miranda na de tweede date uitgebreid met de deur open gaat zitten schijten. Gatver. Ik heb mijn lichaam inmiddels onbewust afgericht: zodra mijn vriendin de deur van mijn huis achter zich dicht trekt, voel ik de aandrang. Als een vieze Pavlov-reactie.
Plassen gaat nog (dat doe ik zelfs met mijn vrienden erbij, hoewel we elkaar dan ook zo ongemakkelijk mogelijk proberen te maken door een hand op de knie te leggen, de ander teder aan te staren, enz), maar scheten laten is op het randje. Louis CK zei al dat de scheet het ideale comedymateriaal is: ze komen uit je kontgat, ze stinken naar poep en ze maken een klein trompetgeluidje om hun komst aan te kondigen. Dat is ongemakkelijk, en dus grappig.
Een vriend van mij sliep met zijn vriendin en andere vrienden in een vakantiehuisje. Hij had die avond veel snoep en chips gegeten, bier gedronken en ook bij het avondeten ruim opgeschept. Ze waren nog niet zo lang samen en moesten opeengepakt in een klein bedje slapen. Toen ze daar in het donker lagen, voelde hij de onheilspellende borreling, maar hij hield zich in. Gelukkig ging ze even later naar de wc, en als vanzelf ontspande zijn hele lichaam zich. Hij liet een enorme scheet, waar hij zelf van schrok, maar het was al te laat. En toen rook hij hem. “Het was de ergste scheet die ik ooit gelaten had,” zei hij ernstig tegen mij in het café. Hij sprong uit bed, zette het raam open en begon te wapperen met de lakens. Zijn vriendin kon elk moment terugkomen. Maar de scheet liet zich niet verslaan, greep zich vast aan de poten van het bed en weigerde te vertrekken. Net toen hij haar voetstappen op de gang hoorde, verminderde de geur en hij dook terug in bed.
Ze bleef een moment in de deuropening staan. “Wat is er? Waarom kijk je zo raar?” zei ze. “Niets, niets.” Toen vertrok haar gezicht. “Gatverdamme! Wat is dat voor geur?” Hij zuchtte en keek haar aan. “Ik heb een scheet gelaten. De ergste ooit. Sorry.” Ze zetten het raam weer open en werkten samen aan het wegwerken van de geur. Het kostte nog een half uur, en af en toen rook een van hen hem weer. “Het was alsof de scheet ons gegijzeld had”, zo vertelde hij. Ze moesten er ook om lachen. Het was een doorbraak in hun intimiteit, zoals elke relatie die nodig heeft.
Ook ik kan me de eerste scheet die ik bij mijn vriendin liet nog goed herinneren. Ik had een enorme kater, wat altijd zijn uitwerking op mijn darmstelsel heeft. Gekleed in mijn lelijke badjas stond ik in de open keuken een glas water te vullen. Mijn vriendin stond aan de andere kant van de kamer en we voerden een gesprek over die afstand. Ik zei iets zonder heel goed op mijn woorden te letten, en liet ondertussen een stille maar dodelijke wind. Het was een hele nare, dat wist ik meteen, en ik prentte mezelf in dat mijn vriendin de ruimte achter me de komende minuten niet zou mogen betreden. Maar ik had blijkbaar iets pijnlijks gezegd, iets over haar familie of haar zelfvertrouwen, of allebei, want ze begon plotseling te huilen. Ik zei: “Liefje…”, maar kwam niet dichterbij. Zij wendde zich af, beschaamd, en wilde snel naar de badkamer lopen. Die bevond zich achter mij, ze zou door de scheetzone moeten. Dus halverwege rende ik haar tegemoet, ving haar op als een rugbyer en greep haar vast in een ijzersterke knuffel, terwijl ik angstig over mijn schouder achterom keek. Ze snikte op mijn borst, in mijn badjas. Toen keek ze op met betraande ogen en met snotterige stem zei ze: “Je stinkt een beetje.”
Uiteindelijk moet ik altijd denken aan het (geïmproviseerde) moment in mijn favoriete film Good Will Hunting, als de psychiater Sean (Robin Williams) met Will (Matt Damon) praat over een meisje met wie hij een eerste date heeft gehad, maar die hij niet meer wil bellen omdat ze nu perfect is. Sean zegt: “Misschien ben jij nu wel perfect, en is dat wat je niet wil verpesten.” Hij vertelt dat zijn overleden vrouw scheten liet in haar slaap, waarvan soms zelfs de hond wakker werd. Ze lachen om de anekdote (let op de neusvleugels van Matt Damon), maar dan slaat Sean een serieuze toon aan. “Dat zijn de dingen die ik het meeste mis. De kleine eigenaardigheden die alleen ik ken: dat maakte haar mijn vrouw. (…) Mensen noemen het imperfecties, maar dat is juist the good stuff.” Beter kan ik het niet verwoorden.