Ko van ‘t Hek bekijkt elke maand kunst. Deze keer bezocht hij het DWDD pop-upmuseum. Hij doet verwoede pogingen zijn vooroordelen thuis te laten.
Niks is zo makkelijk als superenthousiasme. ‘Dat is toch fantastisch!’ behoeft nooit een argument. Het maakt je bovendien nog geliefd ook. Dat is dan ook de truc van De Wereld Draait Door: hyperbolische lyriek. Pochen met hoeveel superlatieven je wel niet kent en in hoeveel talen. En nu heeft het programma, hoe briljant(!) uitmuntend(!) geniaal(!), een eigen museum.
Ik weet niet zo goed wat ik ervan moet vinden, dat museum. Natuurlijk is het verschrikkelijk (haten is ook heel makkelijk). DWDD is één lange reclame die het volk in slaap sust, zegt mijn buurman. Ik probeer genuanceerder te zijn. Als het mensen een keer een museum in krijgt, dan is dat toch iets positiefs? Maar het kost me moeite dit écht te denken. Want sommige dingen lenen zich niet voor de gezellige uitgelatenheid van Matthijs en Marc-Marie. Kunst is namelijk niet gemoedelijk. Kunst is, hoe prachtig of vrolijk ook, meer een kieteldood. Het prikkelt, jaagt angst aan, plaatst perspectieven. Zoiets misschien, maar het is in ieder geval geen grote kop koffie verkeerd.
Ik ga naar het pop-upmuseum. Ik wil weten of mijn vooroordelen terecht zijn. Fucking eng, want niets is zo angstaanjagend als het moeten herzien van je eigen ingesleten meningen. Maar soms moet je ‘het beest recht in de bek kijken’.
Wat beklijft na een bezoek aan Museum Het Samenraapsel is vooral de ongelooflijke ijdelheid van de tafelheren en -dames die curatortje spelen en werkelijk alles op zichzelf weten te betrekken. Dijkshoorn, Mulder, Zwagerman: iedereen doet mee. Koning keizer admiraal van de ijdelheid is Jasper Krabbé. Hij selecteerde zonder zichtbare ironie een werk van diezelfde Jasper Krabbé. Dat schilderij fascineert mij eindeloos. Eén door de aandoenlijke zelfbevlekking, twee door de schoonheid ervan, drie door zijn eigen wanstaltige uitleggerige tekst erbij. Een lelijk trio van kinderlijk enthousiasme.
Kut. Mislukt. Ik ben niet zo genuanceerd als ik me had voorgenomen. De vooroordelen zijn als dat ene knappe meisje. ‘Nu even niet’ lijkt geen optie. Het vergt een tomeloze concentratie. Ik denk aan een meditatietraining van zeven jaar geleden en aan de kunst van het loslaten die ze me daar, tevergeefs, probeerden te leren. Ik kijk weer naar het schilderij van Krabbé. Ik moet grinniken. Weg concentratie.
Maar gelukkig is er ook pure schoonheid. Het allerfantastischte(!) prachtigste(!) geweldigste(!) gebeurde in de zaal van Halina Reijn. Een klein zaaltje vol vanitasschilderijen van Museum De Fundatie. Schitterende 17e-eeuwse stillevens over vergankelijkheid: schedels, bloemen, kaarsen, zandlopers. Dat werk. Opdat we niet vergeten dat alles eindig is
Dan gaat de telefoon van de vrouw naast mij af. Zij: eind 50, roze vestje en met voorovergebogen schouders. Een DWDD-kijkster. Haar ringtone: polyfoon. Ik waan me gelijk weer in de vijfde klas van de middelbare school en omdat ze haar telefoon niet kan vinden in haar tasje, ontstaat er een nieuwe werkelijkheid. De oude doeken veranderen in een computerspel van rond de eeuwwisseling, waarvan we destijds dachten dat ze niet van echt te onderscheiden waren, laat staan dat we ons konden voorstellen dat ze ooit realistischer zouden worden.
*
Nou, het werd realistischer. De computerspellen werden echter met de jaren, en hetzelfde geldt voor het leven zelf. Er kwam nuance en onzekerheid. We kwamen erachter dat eigenlijk wel erg weinig eenduidig is. Computerspellen uit 1999 speelt niemand meer, maar schilderijen van driehonderd jaar oud vinden we prachtig. Wie herinnert zich de Crazy Frog nog in 2222?
De jaren negentig zijn voorgoed voorbij, dat weet ik nu wel zeker. Hoewel ik ook dacht dat niemand nog een polyfone ringtone zou hebben. Het bewijst dat je je kunt vergissen in vergankelijkheid. Soms denk je dat iets voor eeuwig zal zijn, soms verbaas je je erover dat iets er nog steeds is. Vanitas laat zich niet zo makkelijk vangen, leer ik van Halina en de mevrouw die haar telefoon nog steeds niet heeft gevonden. Dat ik van DWDD nog iets over vergankelijkheid leer, dat is eigenlijk best spannend.
Zelf slaagt het museum er nauwelijks in om zo’n spanning te creëren. Weinig schuurt, weinig doet pijn, weinig kietelt. Nergens een moment dat je de context vergeet, dat je vlucht in of van een schilderij. En zo bewijst Jasper Krabbé dat curatie een vak is, net als kunstenaar, en schoenmaker.
Het DWDD Pop-up Museum is tot en met 25 mei 2015 te zien in het Allard Pierson Museum in Amsterdam.
Ko van ’t Hek (1985) weet niet zo veel van kunst, maar is er wel verslaafd aan. Samen met Yuki Kho geeft hij elke maand vijf kunsttips in je inbox: Kunst Kijken met Ko & Kho. Hij studeerde filosofie en is mede-oprichter van tekstbureau Hotel Content. Daarnaast is hij een leuke jongen ook om te zien.@KOKOKO3000