Mijn voordeur deel ik met zestien andere vrouwen. Vrienden die bij mij op bezoek komen, moeten dit altijd een paar keer herhalen: ‘Hier wonen dus zéventien vrouwen?’ Ja, en ik ben er één van.
Mijn huis is een oud pand aan de Heren- of Prinsengracht in Amsterdam – ik haal de namen altijd door elkaar maar fiets meestal wel goed. Op de gang in het klassieke trappenhuis hangen foto’s van de dames die hier wonen, of hebben gewoond. In zwart-wit, sommige zijn bijna honderd jaar geleden genomen.
Ik weet niet hoe het destijds was, maar tegenwoordig zijn mijn buren gewoonlijk te druk om in het communale trappenhuis stil te staan voor een gesprek. Zelfs met zeventien verschillende handen aan mijn voordeur spreek ik thuis maar weinig mensen. Elkaar horen doen we wel.
Bijvoorbeeld als er een relationele ruzie is.
‘KUN JE NOU NIET ÉÉN KEER POSITIEF REAGEREN ALS IK ERGENS BLIJ MEE BEN?’
Maar ook als het weer goedgemaakt gaat worden.
‘Hè Mark, kom nou, kom nou van de wc. Ik meende het niet zo. Doe de deur eens open. Ik zal niet meer schreeuwen.’
Toen ik hier net woonde, wist ik nog niet hoe dun de muren, plafonds en vloeren waren. De boxen van mijn stereo stonden onfortuinlijk ver van de badkamer opgesteld en ter compensatie had ik mijn slaapkamerdeur opengezet en het volume voluit gedraaid. Zo kon ik, boven het geluid van vallend water uit, met mijn hoofd mee wiegen op Unknown Mortal Orchestra.
Totdat er wild op de deur werd gebonkt. Door een kiertje stak ik mijn hoofd buiten de deur, ‘Pardon?’ en daar stond een van mijn buurvrouwen.
‘Ik ben ziek!’ schreeuwde ze onthutst.
‘Oké,’ stamelde ik. En ik vulde in mijn hoofd de zinnen aan die mijn huisgenote in haar ontzetting had overgeslagen:
‘Ik lag in bed om mijn kwalen te verlichten. Toen ging er muziek aan. Het volume werd voluit opengedraaid. De zakdoeken op mijn nachtkastje trilden ervan. Ik heb mijn lijdende lijf uit bed gelicht omdat mijn stem niet ver genoeg reikte.
Ik ben naar boven gelopen en nu vind ik jou, onder een douche! Kun je alsjeblieft die muziek uitzetten?’
Mijn buurvrouw had een solide argument, en bij het betreden van mijn slaapkamer betwijfelde ik ook of de spiegels en de ramen het veel langer hadden gehouden als ik niet tot de orde was geroepen.
Toch jammer, een beetje muziek maakt het baden ontelbaar keer leuker. Ik broedde op een oplossing en vond deze: mijn telefoon in een plastic ziploc-tasje, dat ik, muziek spelend als een hangjongere, in een handdoek in de hoek van de badkamer legde.
Trouw speelde mijn telefoontje de afspeellijst af. Daarna werd ik brutaler. Als je de telefoon rechtop in een hoek zet, kaatst het geluid tegen de tegels en wordt het versterkt. Inmiddels vertrouw ik het vershoudplastic volledig. Googelen of sms-en onder de douche onderbreek ik alleen om te dansen. De toekomst is een ziploc-zakje.