Ik dans niet zo vaak. Nu zou ik natuurlijk kunnen zeggen dat dit komt omdat ik liever een goed gesprek voer, of dat ik zwakke knieën heb, of dat ik dansen over het algemeen raar schokkerig engseksueel dierengedrag vind, niet gepast voor een dame en des duivels bovendien. Het zouden allemaal halve leugens zijn. De reden dat ik niet zo graag dans, is namelijk simpelweg dat ik het niet goed kan. Niet bizar ongoed, zoals de klunzige geeks in Amerikaanse highschoolfilms, maar gewoon niet zo goed als de meeste andere mensen. Het ‘borsten ronddraaien afzonderlijk van rest van bovenlichaam’, het ‘op de plaats wiegen met de armen in de lucht plus extatische blik’, om maar te zwijgen van de robot of de stoere wiebelstamp; ik heb ze nooit onder de knie gekregen en me er ondertussen bij neergelegd dat dat waarschijnlijk ook niet meer gaat gebeuren. Als het er toch van komt stap ik meestal maar een beetje heen en weer terwijl ik mijn schouders een voor een ophaal en meezing met de muziek. Wanneer ik dat enige tijd heb volgehouden word ik doorgaans overvallen door een nogal puberaal zelfbewustzijn en komt de situatie me idioot voor. Daar staan we dan, met z’n allen zonder iets te zeggen onze schouders op te halen. Dan ga ik maar weer bier halen.
Het was voor mij dan ook al vroeg zaak een muzieksmaak op te bouwen die weinig dans vereist bij het beluisteren ervan. Met een ziedend hoofd op en neer stampen terwijl je “Fuck you, I won’t do what you tell me!” of iets vergelijkbaars roept, vereist een minimum aan ritmegevoel, en hoegenaamd geen elegantie of lenigheid. Dat is dan ook hoe ik het grootste gedeelte van mijn tienerjaren heb doorgebracht. Later ging ik nog wel eens naar een indie disco of zelfs een Morrissey thema-avond (toch meer aan de dansbare kant van mijn spectrum zou ik zeggen), maar daar bestond het dansen vooral uit teleurgesteld kijken, de handen ten hemel te gooien en elkaar met lange bloemen om de oren slaan. Dat is dan nog wel aan mij besteed. Een goede vriendin danst graag salsa, en op een of andere manier is het al een paar keer gebeurd dat ik met haar in een soort rare buitendisco terechtkwam die plotseling een salsaclub bleek te zijn. Om me vervolgens toch te laten overhalen, en na een tenenkrommend gênante vijf minuten in de armen van een nogal vies ruikende maar verder behoorlijk woest aantrekkelijke Latino al “oh pardon sorry” mompelend de salsagelegenheid uit te vluchten, mijn moeder vervloekend dat ze me nooit gewoon op ballet had gezet, en jankend om mijn ritmegevoel van een gnoe en de elegantie van een emmer nat zand.
Maar nu heb ik een liedje gevonden waar ik niet stil bij kan blijven staan, omdat ik er gewoon vanzelf van ga wiebelen. Ik weet weinig tot niks van R&B, maar zelfs een dove comapatiënt kan direct horen dat het hier om een hypertalent gaat met een stem als een klokje. Verder ziet ze er uit als een soort jonge, knappe Prince, draagt ze slicke smokings en stoere platte schoenen en heeft een kuif van een halve meter hoog. Haar laatste album, The Arch-Android, is het tofste wat ik het afgelopen jaar gehoord heb. Ik zet dus mijn gene aan de kant, stamp brullend de dansvloer op en dans schaamteloos The Tightrope. En dat zouden meer mensen moeten doen.