Mensen die zich bezighouden met hun familiegeschiedenis hebben een slechte naam. Als je je stamboom laat uitzoeken, moet je wel een enorme loser zijn die via zijn voorouders nog enige glorie aan zijn lege leventje probeert te geven. Je weet misschien niet veel over je overoveroverovergrootvader, maar je weet dat hij bestond, dat hij Hendrikus heette, dat hij veertien kinderen kreeg en dus minstens veertien keer seks had met een vrouw. Hij wel.
Het is ook niet goed om altijd in het verleden te leven, zoals de niksige laatste film van Woody Allen mij op weinig subtiele wijze duidelijk maakte. Maar er is niets mis met enige trots op al die mannen en vrouwen (en in sommige families ook hermafrodieten, Siamese tweelingen en olifantenmannen) die er met z’n allen voor gezorgd hebben dat jij hier nu rondloopt.
Bovendien hoef je voortaan op feestjes tijdens een stil moment niet te beginnen over de werking van de aansteker (“Eigenlijk een machtig apparaat”), maar kun je zonder problemen een verhaal afsteken over jouw voorvader Lamberto Lem, die in 1280 een van de aanvoerders van de opstand tegen de graaf van Vlaanderen was, en om die reden in 1284 onthoofd werd! “Lamberto was een dappere man. En zijn bloed stroomt door mijn aderen! Kun je die chipszak even doorgeven?”
Misschien bestaat er al een clubje fanatici dat jouw familiekronieken doorspitte. Of helpt een beetje googlen. Even op bezoek bij je opa voor wat mooie verhalen en stoffige zwart-wit foto’s. Val niet in de valkuil van de nostalgie, maar bedenk je eenvoudigweg dat jij nu leeft met duizenden levens van dominees, timmermannen, hoeren, bandieten, schurken, ridders, draken en landlopers achter je. Ze waren er voor jou.