Er wordt weleens beweerd dat wanneer The Rolling Stones in ’72 – na het uitbrengen van hun pièce de résistance Exile On Main Street – er de brui aan hadden gegeven, ze een veel mythischere status bereikt zouden hebben dan nu het geval is. En al heb ik een zwak voor enkele van de albums die de band na die tijd uitbracht, denk ik dat deze theorie zeker klopt. Veel mensen van mijn generatie associëren Mick & Keith toch maar al te vaak met aanstellerige bejaarde junks die stadions vullen met naar verschraald bier ruikende vrachtwagenchauffeurs en hun getatoeëerde wijven. Geen kwaad woord over The Beatles en Bob Dylan en Jimi Hendrix en The Velvet Underground; die blijven heilig en hip voor jong en oud. Maar The Stones hebben een problematische reputatie. Dat is hun eigen schuld natuurlijk, maar toch is het zonde. Want de muziek die ze in de eerste tien jaar van hun bestaan maakten is godsgruwelijk opwindend.
Als je de vroegste platen van deze band achter elkaar beluistert hoor je een spannende zoektocht naar identiteit. Smerige rhythm & blues, opruiende beat, introspectieve pop, duistere psychedelica, duivelse gospel en ga zo maar door. Je zou kunnen zeggen dat The Rolling Stones constant een andere band wilden zijn dan ze waren en dat deze onvrede hun drijvende kracht was. De flirts vanaf midden jaren zeventig met ondermeer reggae, disco, punk en powerballads kwamen daarentegen uiterst berekenend over, niet als een innerlijke noodzaak. The Stones hebben zichzelf dan namelijk ook al lang en breed gevonden en missen dus de drive die hen zo boeiend maakte in de eerste plaats. Het eerder genoemde Exile On Main Street is de plaat waar de band voor het eerst en misschien ook wel voor het laatst volledig met zichzelf samenvalt. Dat is de reden waarom dit album zo op zichzelf staat en waarom het ook eigenlijk de zwanenzang van de band had moeten zijn. In dat geval was hun discografie huiveringwekkend onaantastbaar geweest.
Of Exile On Main Street mijn favoriete Stones-plaat is weet ik eigenlijk niet, want ik vind zijn drie voorgangers (Beggars Banquet, Let It Bleed en Sticky Fingers) minstens zo sterk. Het is wel het enige album van de band waar geen liedjes opstaan die er echt uitspringen, maar dat juist als geheel het beste werkt. Het is een dubbelalbum en dus is er volop de ruimte om te experimenteren met allerhande stijlen en sferen. De charme van de vroege Stones was dat het een typisch Britse band was die zo Amerikaans mogelijk wilde klinken (de barokke druilerigheid van een ‘Ruby Tuesday’ daargelaten). Op Exile On Main Street hoor je een band die niet meer stoer hoeft te doen, maar die alles nonchalant uit z’n mouwen lijkt te schudden. Wanneer Mick zijn strot opentrekt in ‘Sweet Virginia’ hoor je, in tegenstelling tot zijn eerdere pogingen in het genre, geen Londense branieschopper die zonodig de cowboy uit moet hangen, maar een rasechte countryzanger met een gebroken hart. ‘I Just Want To See His Face’ lijkt uit de moerassen van de Mississippi-delta op te borrelen, ‘Tumbling Dice’ en ‘Shine A Light’ brengen de extase van zwarte kerkgezangen en ‘Sweet Black Angel’ de melancholie van een kampvuur op de prairie. En dan is er natuurlijk nog de onversneden rock&roll van nummers als ‘Happy’ en ‘Rocks Off’, vol geile soultoeters.
Exile On Main Street is een album dat uit z’n voegen barst van het speelplezier. De meeste nummers klinken ontzettend euforisch en relaxt, maar de ondertoon is er een van destructieve decadentie. Niet zo vreemd als je bedenkt dat het grootste deel is opgenomen in een Franse villa (waar de Stones naartoe vertrokken om de Britse huizenbelasting te onderduiken, vandaar de titel) op een dieet van whisky en heroïne en in het bonte gezelschap van allerhande kunstenaars en klaplopers.
Achtendertig jaar later is ‘Exile’ opnieuw uitgebracht, zoals dat tegenwoordig gaat met een opgepoetst geluid (gelukkig niet té opgepoetst, het klinkt allemaal nog lekker smerig) en voorzien van kindersurprises waar de vermogende midlife-consument wel z’n fauteuil voor uit wil komen. Er zit een bonuscd bij met outtakes uit die tijd, maar Opa Mick heeft voor de gelegenheid zijn partijen opnieuw ingezongen en dat hoor je natuurlijk meteen. Die tien extra liedjes zijn best fijn, maar toch een beetje als een scheut Fanta in je Jameson. Laat dat zogenaamde luxeproduct maar voor wat het is en graai de ‘real thing’ uit de bakken met tweedehands vinyl bij je plaatselijke platenbakker. Al zit er een meter stof op en heeft er een olifant op staan springen, van Exile On Main Street zal je je leven lang plezier blijven houden. Deze plaat is niet stuk te krijgen, zélfs niet door die verschrikkelijke Rolling Stones.