“Drukkehhhhh!” bulderde de dichter van achteruit. Het middenveld keek vertwijfeld achterom. Wat werd er bedoeld? Moesten we naar voren? Het kan ermee te maken hebben gehad dat het veld voor zover het zijn team betrof, grotendeels bevolkt werd door promovendi, kunstenaars en krakers, niet bepaald de literati van de groene zoden. We stonden 4-0 achter en het zag er slecht uit. Er moest iets gebeuren, maar ‘drukken’?
Het bonte gezelschap waarmee we wekelijks bijeenkwamen voor een potje ouderwets kick ‘n run was sinds kort aangevuld met een groep buurtjongens. Gezellige lui en zeker welkom met het oog op de komende maanden van barre ijsregens, bevroren tenen en bijbehorende magere opkomsten. De grootste fout is achteraf alleen geweest dat ergens in onze basisdemocratische overlegstructuren besloten was dat het voortaan “wij tegen hen” zou zijn of, in de woorden van een de buurtjongens, “wij tegen het soepie”.
Het Soepie. Was de vernedering hiermee maar ten einde. Vrolijk rondstrooiend met hakjes, pirouettes en – o moeder der vernederingen – panna’s, dartelden zij het veld over, ons degraderend tot lompe houthakkers die toevallig ergens voetbalschoenen in een boom hadden zien hangen. Toegegeven, sommigen onder ons hadden hun kicksen inderdaad toevallig gevonden in de weggeefwinkel om de hoek en na voor de zoveelste keer gekgedold te zijn, trokken wij wel eens op z’n houthakkers aan de noodrem. Voetbal is immers oorlog en als je niet ken winnen, moet je zorgen dat je niet verliest. Maar toch, we verdienden meer krediet.
“Kom op jongens, drukkkkeehhhhh”, klonk het nogmaals. Twee van de tegenstanders, die door gebrek aan serieuze tegenstand de hele wedstrijd al aan het klooien en giechelen waren geweest, kregen nu definitief de slappe lach. “Drukken doe je op de WC ouwes!”. Interessant. Blijkbaar hielden deze jongens er hetzelfde vocabulaire op na als mijn grootouders, die het tot verbazing en hilariteit van mijn broers en mij altijd over ‘drukken’ hadden in plaats van gewoon poepen.
Maar goed, gedrukt werd er en de kansen leken te keren. De eerste lange bal van achteruit die ik in een keer uit de lucht op doel probeerde te rammen had nog weinig succes, een inworp voor het andere team, maar het geloof was terug. Waar de tegenstanders zich meer en meer leken te verliezen in mislukte trucjes en daaropvolgende lachsalvo’s, drukten wij dat het een lieve lust was. En niet zonder succes. Geheel tegen onze politieke principes in, bewezen we meer en meer dat rigide organisatie het wint van anarchie. De wedstrijd ging uiteindelijk alsnog verloren, maar de les was geleerd: als wij de bal hebben kunnen zij niet scoren en als het slecht gaat moet je drukken.