Het slechte nieuws: Nobelprijswinnaar Alice Munro kondigde net deze zomer aan op te houden met schrijven. “Ik heb gedaan wat ik wou, ik ben tevreden”, zei ze in juli tegen de New York Times. Het goede nieuws: ophouden deed ze niet zonder ons Dear life, een laatste verhalenbundel, cadeau te doen.
Munro schrijft lange kortverhalen. Lang genoeg om de wereld van de personages goed te leren kennen. Zorgvuldig zet ze verhaallijnen uit die niet noodzakelijk chronologisch verlopen en die evenmin allemaal netjes worden uitgeschreven. Behalve de verhalen die worden verteld, zijn er ook de verhalen die niet worden verteld maar waarvan je voelt dat ze er toch moeten zijn, ergens in de onderbuik. Waar je de hele tijd voelt dat iets fout zal lopen, dat je op het verkeerde been bent gezet, dat een van de personages zich anders voordoet dan hij echt is, zelfs het personage dat je het meest vertrouwd is omdat je het in de ik-vorm volgt. Wat Jonathan Franzen in Further Away samenvatte in de titel van een essay over Munro: 'What Makes You So Sure You Are Not The Evil One Yourself?'. Een gevoel waarvan je vaak niet meer dan een suggestie van de bevestiging krijgt. De lezer moet zijn werk maar goed doen.
Ze zoekt het dichtbij huis: in de gewone levens van mensen in de provincie, ze zoomt in op beslissende momenten, keuzes, inzichten. Zoals de dichteres die zich verloren waant op een feestje en dus maar aan het drinken gaat. Tot ze op een journalist botst die haar naar huis brengt en bekent dat hij “even overwoog haar te kussen, maar het dan toch maar niet deed”. De dichteres trekt naar huis, loopt maandenlang te tobben over ‘waarom niet’ tot ze besluit hem op te zoeken. En dan het verhaal over de misvormde jongen van bescheiden komaf en het mooie meisje uit de hogere klasse, die door omstandigheden en bij wijze van eliminatie op elkaar zijn aangewezen. Beiden hadden ze vroeger mensen die beter bij hen hadden gepast: hij zijn bescheiden en ijverige moeder, zij haar vooraanstaande bankiersvader. Maar die zijn er niet meer en intussen zijn ze allebei op hun eigen manier outsiders. Zij accepteert dat. Hij kan niet aanvaarden dat ze enkel om pragmatische redenen op elkaar zijn aangewezen en dat er van geen enkel romantisch of erotisch sentiment sprake is, of zal zijn. Dan liever niet.
Het indrukwekkendst zijn haar autobiografisch getinte verhalen: autobiographical in feeling, though not, sometimes, in fact. Munro is nietsontziend als het over haar moeder gaat, beschrijft hoe die niet geliefd was bij vrienden en schoonfamilie, omdat ze weigerde te zijn wie ze was: een meisje van eenvoudige komaf. Ze praatte te mooi en kleedde zich te goed, kon dat gedrag niet aanpassen aan de mensen met wie ze in gesprek ging en maakte zich op die manier onpopulair. Of hoe de regels van sociale hiërarchie zich niet door vorm laten misleiden. Munro vertelt over een tumor die haar moeder ooit heeft laten wegnemen, samen met haar appendix. Dat Munro nooit geweten heeft, het is haar niet verteld en zelf heeft ze er niet naar gevraagd, of die tumor goed- of kwaadaardig was, maar alleen kan vermoeden: “it was benign or was most skillfully got rid of, for here I am today.” Stoïcijns en scherp.
Net zo nietsontziend als ze voor haar moeder is, is Alice Munro voor zichzelf als ze zegt dat ze de begrafenis van haar moeder niet heeft bijgewoond. Ze had het te druk met kinderen, of schrijven, haar man had dingen te doen en ze woonden toen al veraf wat een ticket te duur maakte voor het jonge gezin. Wat ze daar schrijft, dat zijn zinnen die me drie maanden later, met het boek al lang terug in de bibliotheek, aan de ribben blijven kleven en me de adem benemen: “We say of some things that they can't be forgiven, or that we will never forgive ourselves. But we do – we do it all the time.”
Nele Buyst (Gent, 1983) studeerde taal, letteren en cultuur in Gent, Münster en Antwerpen. Ze leest en schrijft gedichten, soms iets anders.