Niemand houdt ervan om zijn bed uit te worden getrild. Dat dacht ik tenminste.
Sinds een week is mijn slaapkamerraam nachtelijk verblind. Op het grote, modderige veld waar ik op uitkijk staat een heipaal die de hele dag door stampt. Achteraan het veld staan drie grote schijnwerpers op mijn huis gericht, die de impressie geven dat de bouwvakkers midden in de nacht stilletjes overwerken.
Ze beginnen om zeven uur. Bhhrmmtshing! NB: ik ben geen ochtendmens.
De eerste dag schrok ik me kapot. Er hing een brief aan de koelkast, maar die was ik alweer vergeten. Ritmisch dreunde ik wakker in de schemering. De scherpe, doch doffe knallen vormden de hartslag van het lege veld.
Brak van het plotse ontwaken trok ik de deken over mijn hoofd, maar het geluid ging niet weg.
Half dromend probeerde ik te bedenken hoe ik een eind kon maken aan de reanimatie van de aardbodem aan de overkant. Misschien de gemeente bellen met een waarschuwing over asbest? Dan zou het vast even stil komen te liggen.
Ik bedacht me hoe ik nooit zou kunnen opboksen tegen een stel bouwvakkers, een heipaal en een bouwvergunning en zag mezelf al platgestampt worden. Ik besloot te doen alsof ik doof was en begon te neuriën met mijn handen op mijn oren. Even dacht ik weer in slaap te kunnen vallen, tot de paal mijn waakdroom met een harde knal weer wegbokste. Na een ruim half uur indutten en weer wakker gestampt worden besloot ik mijn strijd tegen de heipaal maar op te geven.
Ik ging rechtop in bed zitten en luisterde naar de beat. Best interessant, eigenlijk. Ik mompelde een beetje en pakte mijn gitaar erbij. Ik plakte wat van mijn boze woorden bij elkaar en maakte een heipaalrap. Ik stond nog net niet even maniakaal te dansen als Björk in die clip in die fabriek.
De irritante dreun is nu een tempo waar ik vrolijk over heen fluit, de hele week door. Ineens sta ik op tijd op en heb ik zowaar een dagritme. Shit, ik denk dat ik die heipaal ga missen.