Een paar jaar geleden zag ik het als mijn roeping de briefroman terug te brengen. Ik schreef brieven aan iedereen: mijn moeder, mijn ex-vriendinnetjes en de man van de videotheek in de Thomas á Kempisstraat. Ik wilde dat er van mijn leven niets meer over zou blijven dan een stapel brieven. Ik zou alleen nog bestaan bij de gratie van de ontvanger, bij de genade van het publiek. Ik schreef me een ongeluk. Maar niemand zat er op te wachten.
Mijn liefde voor de briefroman werd wakker gekust door Zoo of brieven niet over de liefde van Viktor Sjklovski. Ik ontdekte het boek doordat ik een keer op Google intikte: "Romans die zich in het geheel of gedeeltelijk in een dierentuin afspelen." In plaats van het boekje te bestellen, besloot ik te wachten tot ik het tegen zou komen. Na een half jaar vond ik een tweedehands exemplaar op de Zwolse boekenmarkt. Het was een dunne, felgroene uitgave van de Russische Miniaturen. Op de achterkant werd Sjklovski ‘de meest kameleontische figuur in de Russische literatuur van de twintigste eeuw’ genoemd. Ik fantaseerde er even over de meest kameleontische figuur in de Nederlandse literatuur van de eenentwintigste eeuw te worden. Ik kocht het boek, las het en werd verliefd.
De hoofdpersoon in Zoo of brieven niet over de liefde wil niets liever dan zijn liefde verklaren aan de ontvanger van zijn brieven: Alja. Maar Alja verbiedt hem te schrijven over de liefde. Daarom krijgen we lange verhandelingen over persoonlijke voornaamwoorden, autotechniek, obscure Russische uitgevers en de tafelmanieren van animeermeisjes uit Berlijn. Nog nooit was niet over de liefde schrijven zo liefdevol geweest. Doordat de hoofdpersoon niet over de liefde mag schrijven, schrijft hij over deze trivialiteiten met de wanhoop die alleen de liefde eigen is. De briefwisseling is juist door het verbod op romantiek zo heerlijk romantisch.
Het bekendste voorbeeld uit de Vaderlandse literatuur is wellicht het schitterende, sentimentele Julia van Rhijnvis Feith, opnieuw uitgegeven door Astoria, in een even groene omslag als Zoo. Rhijnvis houdt zich niet in. Hij stort al zijn emoties uit over het papier, hier en daar wat vlekken achterlatend. Aan het einde van Julia gaat de hoofdpersoon op haar graf liggen, liefhebbend in de dood zoals dat in het leven nooit gelukt was. Ik herinner me hoe ik op school Aan Rika van Piet Paaltjens las en de ironie, waarvan de docent zei dat die er van doordrenkt was, maar niet op kon pikken. Er is toch ook niks “zaalger” dan onder een trein verplet te worden met een vrouw die je nog nooit hebt gesproken, alleen kortstondig hebt gezien? Ik begreep niet waarom dat ironisch was.
Ik vind het spijtig dat er tegenwoordig zo’n verlangen naar de niet-barokke, ingehouden literatuur bestaat. De Nederlandse literatuur kan wat mij betreft wel wat meer bloed, zweet en tranen gebruiken. Natuurlijk loop je daarbij het risico om als pretentieus of sentimenteel gezien te worden, maar het is met de roman als met het casino: de grote winsten komen bij het nemen van grote risico’s.
Robin Kramer (1990) is boekverkoper. Daarnaast schrijft hij proza, liedjes en columns voor onder andere The Daily Indie en Boekblad Magazine.