Hiske begint trek te krijgen in speculaas en verdiept zich in kaneel, nootmuskaat en kruidnagel. Al sinds de oudheid gaan de meest buitenissige verhalen rond over de herkomst en werking van deze exotische zaken. Specerijen verschaffen mooie inzichten over de begeerlijkheid van schaarse producten en je kunt er nog heerlijk mee koken ook. Wat wil een mens nog meer?
Speculaaskruiden
3 el kaneel
1 el kardemom
1 el kruidnagel
1 el gember (droog)
2 tl nootmuskaat
1 tl peper
1 tl anijs
1 tl korianderzaad
Maal alles fijn in een schone vijzel of koffiemolen, en bewaar in een afgesloten pot.
-
Specerijen maken mij gelukkig. Ze ruiken tegelijkertijd naar verre landen en naar de keuken van mijn oma, smaken zowel naar de souk van Fez als naar Kerstmis in Zeeland en ze maken alles lekkerder dan het al was (zie ook kaneel en komijn). Bijna alles wordt spannender, voller van smaak, minder alledaags, pittiger en warmer als je er specerijen aan toevoegt. Als het herfst wordt en ik behoefte heb aan iets extra gelukkigmakends, dan wil ik ze soms allemaal tegelijkertijd. Gelukkig kan dat: dan bak ik speculaas.
Specerijen en kruiden zijn twee wezenlijk verschillende dingen. Waar kruiden de al dan niet gedroogde blaadjes van aromatische planten zijn, maken specerijen de andere delen uit. Het zijn de bijvoorbeeld de wortel (gember), bast (kaneel), vrucht (nootmuskaat), bloem (kruidnagels en foelie) of zaad (peper). Ze zijn bovendien meestal afkomstig van tropische planten, uitzonderingen als karwij of venkelzaad daargelaten. In speculaaskruiden zitten kortom, ondanks de naam, geen kruiden.
Illustratie: Baukje Stamm
Uit het paradijs gespoeld
Specerijen oefenen al vanaf de Klassieke Oudheid een enorme aantrekkingskracht uit. Farao Ramses de Tweede werd begraven met peperkorrels in zijn neus, en zowel de Griekse mythen als de bijbel staan vol verwijzingen naar de zoet geurende verlokkingen van kaneel en kassia. Afstand, schipbreuk, scheurbuik en angst overwinnend voeren koene scheepslui als Columbus de hele wereld over om ze te vinden. Specerijen waren geen souvenirtje dat werd meegenomen uit den vreemde “nu ze er toch waren”, maar een motivatie om überhaupt te gaan, een katalysator voor de grote ontdekkingsreizen. Vanwaar toch die bovenmatige interesse voor zeer moeilijk te verkrijgen, qua voedingswaarde volslagen overbodige producten? Hoe kon zoiets onbeduidends als een smaakmaker zo’n enorme hype in gang zetten?
De specerijenroutes in India en Indonesië zijn al millennia lang in gebruik. Peper uit India werd in het Midden-Oosten rond 2000 jaar voor Christus verhandeld. Tot de vijftiende eeuw kwamen kaneel en kruidnagels dus wel via de duistere wirwar van oostelijke handelsroutes in Europa terecht, maar niemand had een flauw benul van de gevaarlijke wegen die de specerijen hadden gevolgd. Ze werden verhandeld door vreemde volkeren op verre plekken, waar geen christen ooit kwam. Hierdoor kregen ze een mysterieuze, bijna buiten- of bovenaardse uitstraling waarvan we ons in deze geglobaliseerde wereld bijna geen voorstelling kunnen maken. Specerijen, zo dacht men, groeiden waarschijnlijk in Kokanje, luilekkerland. Of anders in het Paradijs, een plek waarvan veel mensen meenden dat die zich gewoon ergens op aarde bevond.
De theorie van Sint Augustinus was dat ze via ondergrondse rivieren uit het Paradijs kwamen gedreven (want ze konden natuurlijk niet dwars door de vlammenhaag waarmee deze was afgeschermd). Daar werden ze door het plaatselijke vreemde volk met grote netten uit het water gevist, waarna ze via via verhandeld werden naar de markten van Alexandrië en verder westwaarts. De Middeleeuwse mens speculeerde over het bestaan van de mysterieuze ‘specerijen-eilanden’, verafgelegen, geheime plekken, waar de nootmuskaat en de kruidnagel zou groeien. De hype werd groter. Er werden allerlei medicinale krachten aan toegeschreven, ze werden verwerkt in doodsbalsems en liefdeselixers. Het branden van specerijen zou je beschermen tegen de pest, je seksleven verbeteren, en tegelijkertijd je contact doen maken met god.
In de Europese landen waren specerijen altijd al vreselijk duur, omdat ze van zo ver kwamen en zo vaak van hand tot hand waren overgedaan. De hoge prijs en de mysterieuze sfeer gaven de producten nog extra allure, vergelijkbaar met die van bijvoorbeeld goud. De adel en hogere burgerij hadden geld te spenderen en wilden luxe en zeldzame producten. Specerijen waren dus niet aantrekkelijk omdat ze nodig waren, maar juist omdat ze niet nodig waren. Ze werden echte statusproducten met een aureool van glamour, avontuur, en winstgevendheid. Hierdoor werden ze nog kostbaarder. Een ware specerijenrace ontstond: Portugese, Engelse en Nederlandse avonturiers gingen naarstig op zoek ging naar die mysterieuze specerijeneilanden. Deze Spice Race wordt wel vergeleken met op de Space Race naar de maan. John Keay zegt in zijn mooie boek The Spice Routes:
“Like the moon, which was visible but could not at first be reached, the spice islands had reached the western Europeans’ mind before they were accessible.”
De eerste multinational
Maar ze bestonden. Aan het begin van de zestiende eeuw, en millennia daarvoor kwam elke kruidnagel en elke muskaatnoot van de wereld van twee piepkleine archipels, niet meer dan groepjes uitstulpingen in de oceaan. De eilandjes maken tegenwoordig deel uit van de Indonesische provincie Malaku: de Molukken. Het opsporen van deze specifieke plekken tussen de ongeveer 25.000 eilanden van de enorme Indische archipel, was zoeken naar een naald in een hooiberg. Maar toen ze eenmaal gevonden waren, was er geen houden meer aan. De in 1602 opgerichte Verenigde Oost-Indische Compagnie zette een ambitieus plan in werking om een volledige monopolie te krijgen op de kostbare kruidnagels en muskaatnoten. Onder deze zeer professionele organisatie werden de logistieke problemen aangepakt waaronder de specerijenhandel eerder gebukt ging. De VOC groeide uit tot de eerste moderne multinational, compleet met aandeelhouders, boekhouding, raden van bestuur en een eigen leger.
Vanuit forten op de oostelijke Molukken vertrokken expedities om concurrerende kruidnagelbomen te vernietigen. Muskaatnoten werden direct na de oogst met ongebluste kalk bewerkt, zodat er nooit meer een boom uit zou kunnen groeien. Jan Pieterszoon Coen, de gouverneur-generaal van de compagnie, vatte het beleid richting de oorspronkelijke bewoners van de Molukken samen: “Deugdzaamheid en fatsoen leveren geen winst op, het is zaak de inlanders met scherpe sporen te berijden.” Hij voegde de daad bij het woord en roeide de inwoners van de Zuid-Molukse Banda-eilanden volledig en systematisch uit. Er wordt gesproken van 30.000 doden. Om de prijs kunstmatig hoog te houden, brandden de Nederlanders regelmatig vuren van overtollige specerijen. In het jaar 1735 werd alleen al in Amsterdam 1.250.000 pond nootmuskaat en bijna net zoveel kaneel verbrand, die tot ver buiten de stad geroken kond worden. Nederland beleefde haar Gouden Eeuw: kruidnagels en muskaatnoten brachten bij de verkoop winsten tot wel 2000 procent op.
VOC-kerrie
Ik vond een recept van Albert Kooy, die een mooi boek over de Nieuwe Nederlandse Keuken schreef. Het is eigenlijk een simpele kerriepasta, waar je van alles mee kunt doen: maak er met kippedijen en kokosmelk een curry van, doe een schep door de groenteschotel of aardappelpuree of gehaktballen, je kunt er zelfs dipsaus van maken. Kooy noemt het ‘Specerijen van de VOC’, maar dat is eigenlijk niet correct. Paprika’s en rode pepers komen uit Amerika. Je kunt het in de koelkast een week bewaren.
2 rode paprika’s
een stuk gember ter grootte van een dikke duim
twee teentjes knoflook
een grote ui
een Spaanse peper
1 el kurkuma (geelwortel)
½ el kardemompoeder
½ el kaneelpoeder
½ el komijnpoeder
Stoof de verse ingrediënten gaar in een beetje olie. Bak de droge specerijen even mee. Pureer ze, zeef ze eventueel en proef.