◊ entree
Entree
Gedurende het hele jaar zal hard//hoofd in het kader van zogenoemde Late Night Café's samenwerken met Entrée. De zes edities van het Late Night Café zijn elk gekoppeld aan een eigen thema. Elke editie wordt aan twee van onze redactieleden de opdracht gegeven een bijdrage te leveren, geïnspireerd op het thema van de betreffende avond. Het resultaat hiervan verschijnt op onze website en zal op de Late Night's eveneens onderdeel uitmaken van het programma. Het thema is deze keer "Second Life".
De overvloed aan informatie is geen nieuw probleem, in 1945 en zelfs 1545 maakten we ons hier ook al zorgen over. De ongekende opslagmogelijkheden van het internet laten ons al deze impulsen beter ordenen. Maar is dit wel zo'n zegen? Misschien wordt het tijd voor een machine die ons helpt om al die informatie te vergeten.
Het was 1945 en zomer en in The Atlantic Monthly ontvouwde Vannevar Bush, ingenieur, politiek adviseur en directeur van het Amerikaanse Office of Scientific Research and Development, zijn visie voor de toekomst. Bush had net leiding gegeven aan een team van zesduizend wetenschappers die hun professie in dienst van het winnen van de oorlog hadden gesteld. Met die missie nagenoeg geslaagd was een nieuw doel nodig. Wat is een mens als niet een perpetuum mobile voor het opstellen, najagen en behalen van doelen? Wat is het leven als niet één lange exercitie in bezigheidstherapie?
Bush schreef in 1945 dat de moeilijkheid – in 1945 mochten zaken in Amerika nog gewoon moeilijk, lastig of problematisch zijn, in plaats van de eufemistische ‘uitdaging’ van nu – zat in het feit dat de publicatie van kennis onze capaciteit om er gebruik van te maken ver oversteeg. "De som van menselijke ervaring breidt ongelofelijk snel uit, maar onze middelen om die som te bevatten en door te kammen liepen hopeloos achter," aldus Bush. De nieuwe taak waarvan wetenschappers zich moesten gaan kwijten zat ‘m in die discrepantie: het was aan de wetenschap een ‘instrument’ te ontwikkelen om aan de informatieovervloed het hoofd te bieden.
De feiten lopen voor ons uit. We produceren informatie sneller dan we het kunnen opslaan en ordenen. De bibliotheek, de index, en het aantekeningenboek zijn allemaal een expressie van het verlangen het verleden en het heden kenbaar, doorzoekbaar, en overzichtelijk te maken. Wanneer we denken dat we er bijna zijn, steekt een nieuw medium de kop op en stort een nog grotere lading feiten over ons uit en dreigen we weer te verzuipen in de ‘tsunami van informatie’, zoals dagblad Trouw begin dit jaar schreef in een artikel over een ‘nieuwe ziekte’: infobesitas. Nieuw?
Vroeger
Het was 1545 en de Zwitserse geleerde Conrad Gesner was eindelijk klaar met het opstellen van zijn Bibliotheca Universalis, een alfabetisch compendium van alle boeken die tot dan toe gepubliceerd waren in het Latijn, Grieks, of Hebreeuws. In zijn voorwoord noemde Gesner een verschijnsel waarover hij en zijn tijdgenoten, amper een eeuw na de uitvinding van de boekdrukkunst, zich ernstig zorgen maakten: informatieovervloed. Gesner riep alle koningen, prinsen en geleerden ter wereld op een oplossing te vinden voor dit probleem, de "verwarrende en schadelijke hoeveelheid aan boeken."
Vier eeuwen later was die hoeveelheid natuurlijk alleen maar toegenomen. Vannevar Bush had al een naam bedacht voor het gedroomde instrument dat wetenschappers nog moesten verwezenlijken: de Memex, een ‘apparaat waarin een individu al zijn boeken, archieven, en communicatie kan opslaan, en dat zo gemechaniseerd is dat het ongelofelijk snel en flexibel geraadpleegd kan worden.’ De Memex zou eruitzien als een bureau, en hoewel het ‘misschien ook op afstand bediend kan worden, is het eerst en vooral een meubelstuk waar de mens aan werkt. Bovenop staan schuine, doorzichtige schermen, waarop materiaal geprojecteerd kan worden. Er is een toetsenbord, en er zijn knoppen en hendels,’ schreef Bush. De informatie in de Memex zou op basis van associaties en codes oproepbaar zijn. Al met al is het niet vreemd dat mediawetenschappers van nu de Memex omarmen als de hypothetische voorloper van de computer-met-internet, hyperlinks en zoekmachines.
Je denkt dat je er bent, en dan blijk je verder van huis dan ooit. De hoeveelheid boeken was te groot voor Gesners papieren index, maar is dat niet voor de servers van Google Books. De Memex van Bush is gearriveerd: kleiner weliswaar, en op basis van nullen en enen in plaats van microfilm, maar evengoed een ‘uitgebreide en intieme toevoeging aan het geheugen.’ De informatiestroom is welbeschouwd nog nooit zo goed te kanaliseren geweest, en toch spreken we van een overvloed: nu we eindelijk alles kunnen onthouden, blijkt het verleden te alomtegenwoordig, heet de traditie een ‘last’, en verlangen we naar een wedergeboorte, een nieuw begin, een second life.
Wat we met z’n allen willen, is naar Amerika. Niet het Amerika van nu, maar dat van de 18e en 19e eeuw: een beloofd land, een bestemming voor pioniers en gelukszoekers die kwamen om zichzelf opnieuw uit te vinden. De architectuur, gebruiken en tradities van de Oude Wereld liet je ten Oosten van de Atlantische Oceaan liggen, en in Amerika wachtte een verse start. Dat Amerika, het Wilde Westen, bestaat niet meer, maar blijft een aantrekkelijk concept voor de Romantici onder ons. Het is het blanke canvas waar een creatief genie van kan maken wat het wil – en als Rousseau, die Romanticus van het eerste uur, geloven we in het bestaan van een creatief genie in ieder van ons. Wat zijn wij als niet Romantisch, wij met onze ideeën over individualiteit en originaliteit? Met ons verlangen naar authenticiteit, oprechtheid, natuurlijkheid? Met ons geloof in geniale kunstenaars en vriendschap en liefde – rauwe, gepassioneerde, échte liefde?
Nu
Het was 2010 en zomer en rechtsgeleerde Jeffrey Rosen schreef in de New York Times over het grote probleem van het internet. ‘Het web betekent het einde van het vergeten,’ schreef hij: al je online acties blijven bewaard, en kunnen, of je nu wil of niet, worden opgeroepen door toekomstige werkgevers, geliefden, en zorgverzekeraars. Elke foto van jou dronken op een feestje, elk commentaar dat je in een radicale bui op een Marxistische website zette, niets wordt vergeten. Wat de Amerikaanse frontier zo aantrekkelijk maakte – de belofte dat je jezelf er opnieuw kon uitvinden – doet in de 21e eeuw geen opgeld meer: een beetje Googlaar zou in Mad Men Don Drapers ware identiteit zó achterhalen.
Hoe vergeet je in een wereld met virtueel onuitputtelijke opslagcapaciteit? Hoe laat je de architectuur van je heimat achter je als Google Streetview je uitnodigt door je oude straat te lopen, waar ter wereld je ook bent? Zelfs Facebook geeft me nu, ongevraagd en onverwacht, ‘photo memories’: op een winterse dag in Brooklyn zie ik plotseling mezelf – drie jaar jonger en in nazomerzonlicht wachtend op een concert van Arcade Fire – rechtsbovenaan mijn scherm verschijnen. Willekeurig, griezelig bijna – de moderne Memex bootst de werking van het menselijk geheugen bijna beter na dan het geheugen zelf ooit zou kunnen.
Het einde van het vergeten is een probleem, Rosen noemt het een ‘existentieel’ probleem, voor ons Romantici. Voor wie gelooft in oorspronkelijkheid is het lastig creëren op het moment dat je niet meer vergeten kan: volledig opgeslagen en gedigitaliseerd dringt het verleden zich op, maakt een lange neus en wijst ons op de banaliteit van onze preoccupaties. Onze problemen dateren van 1945, van 1545 zelfs. Het blijkt allemaal één grote grap te zijn: de mens is Tantalus, de wereld Groundhog Day, het leven een eeuwenlange herhaling van zetten.
Misschien is dit dan het nieuwe doel dat wetenschappers moeten nastreven, de uitdaging waar we onze koningen, prinsen en geleerden voor moeten stellen: een ‘instrument’ te vinden om ons te helpen vergeten. De Romanticus wil zichzelf verliezen in het moment: we leven nog steeds in de Romantiek, de techniek is ons vooruitgesneld. En als de wetenschappers het niet doen, laat de kunstenaars dan aan de slag gaan. We hebben lang genoeg onthouden, geordend, en opgeslagen. Laat de korte termijn nu maar regeren, laten we ons onderdompelen in informatieovervloed, de weg kwijt raken, en vergeten.