'Blijf toch lekker thuis,' zei mijn moeder, op doordeweekse ochtenden dat ik veertien, vijftien, zestien was. 'Ik bel wel om te zeggen dat je ziek bent.'
'Nee!' brulde ik verbijsterd – en, terwijl mijn linkervoet elk woord al stampend kracht bijzette: 'IK! GA! NAAR! SCHOOL!'
Spijbelen, daar deed ik dus niet aan. Ik vond het iets voor mietjes, iets ouderwets, en ik begreep eigenlijk ook niet wat je dan in vredesnaam moest doen, de hele dag. Op de bank liggen en naar TelSell-reclames kijken? Oude Libelle's lezen? Ja, dáág, ik had wel wat beters te doen. Negens halen, bijvoorbeeld, om geen andere reden dan dat een acht zo banaal was. Tijdens tussenuren lange mails met heel veel bijvoeglijk naamwoorden tikken naar mijn penvrienden, die een middelbare school verderop zaten. En ik was verliefd op de jongen met het lange glanzende haar waar ik tijdens wiskunde, biologie, en natuurkunde bij in de klas zat -- dat zal ook wat hebben uitgemaakt.
Inmiddels zie ik de charme van spijbelen wel in. De spijbelende scholier is als de arbeider die eindelijk de productiemiddelen in handen krijgt, en zich bewust wordt van de macht en vrijheid van zelfbeschikking. Dat je zegt, ik doe niet mee, en dat je dan dus ook niet mee hoeft te doen – alsof de wereld niet één groot web van verplichtingen en beperkingen is. De spijbelaar heeft zelfvertrouwen en zelfkennis: ik hoef niet naar Biologie, want ik word later historicus, en fotosynthese voegt niets toe aan mijn persoonlijke ontwikkeling. Enzovoorts.
De tijd dat ik op een bepaalde tijd in een bepaald klaslokaal moest zijn is voorbij, en omdat promoveren niet echt werken is, heb ik niet eens een kantoor waar ik me dagelijks moet melden. Dat maakt spijbelen wat lastig, maar ik heb toch een manier gevonden om het te doen. Die manier is de matineevoorstelling in de bioscoop, het liefst een hele grote bioscoop met jaren tachtig vloerbedekking en de weeë geur van popcorn die je tot in je kriebelige stoel achtervolgt. Het liefst als het vijfentwintig graden is en zonnig, om een uur of één 's middag, wanneer de zaal driekwart leeg is en de rest van de wereld aan het werk, of in het park. Ik kijk schichtig over mijn schouder wanneer ik naar binnenga, gewoon, om het clandestiene gevoel wat te versterken. Ik koop een zak M&Ms voor vijf euro en kies de film met Jennifer Aniston, zodat ik zeker weet dat ik niets bijleer. En vlak voor de film begint stuur ik mezelf een SMS-je, dat ik niet kom vandaag: ik ben ziek.