Lisanne van Aert zag in de aflevering met Wim Opbrouck een ode aan het schaamteloze spelplezier. Het zal herkenbaar zijn voor alle makers: kunst scheppen is krachtig en kwetsbaar. Alles staat op het spel, omdat alles tegelijkertijd te winnen en te verliezen is.
Wim Opbrouck had overwogen om een fles champagne mee te nemen, zoals Jan Wolkers in 1991. In plaats daarvan nam hij een fragment mee uit die Zomergasten-aflevering. We zien Wolkers, met een glas champagne in de hand, vertellen over zijn bezoek aan het graf van de dichter Dylan Thomas. Toen hij bij thuiskomst van deze bedevaart zijn auto uitpakte, vond hij een groenig steentje in z’n achterbak. Hij dacht dat het een oud eucalyptussnoepje was en stopte het in zijn mond. Beet erop, tanden stuk. Een prothese was het gevolg. Het snoepje bleek een steentje van het graf, dat een van zijn medepelgrims had meegesmokkeld. ‘Iedereen moet zijn gebit voor dichters overhebben’, zegt Jan Wolkers. En daar is Opbrouck het mee eens. Mijn toneelschrijvershart maakte een sprongetje toen hij zei: ‘De poëzie is de humus, de grond waar ik van pluk.’
Net als Wolkers is Opbrouck een veeldoener, in eigen woorden een gulzigaard. Hij is onder andere acteur, oud artistiek leider van NT Gent, zanger van de band De Dolfijntjes, scenarioschrijver, en binnenkort ook presentator van Bake Off Vlaanderen. Tijdens zijn Zomergasten-avond brengt hij meerdere odes – aan de poëzie, goed eten, nachtelijke autoritten. Maar de belangrijkste ode die hij brengt is die aan het schaamteloze spelplezier.
In z’n tweede fragment speelt de Poolse componist Gorecky een requiem voor de polka. Als Opbrouck les zou geven aan acteurs, zou dit het eerste zijn wat hij zou laten zien. Niet omdat het iets te maken heeft met acteren an sich, maar omdat je ‘ervan kan leren wat de essentie is van schaamteloos spelplezier’; twee oude piano’s in een kamer die vol is gepakt met bladmuziek, Gorecky die sans gene zijn nieuwe, nog titelloze partituur laat horen en die de pianist Reinbert de Leeuw opjut om mee te doen, ‘Mach dass!’ De Leeuw aarzelt eerst nog een beetje, en raakt vervolgens bezeten door deze rare polka.
Er hoeft maar één keer gezucht te worden en het is kapot.
Gorecky en De Leeuw delen samen een bijzonder, maar precair moment binnen ‘n maakproces. Het moment waarop iets nog splinternieuw is, en voor het eerst buiten iemands boven- en zolderkamer bestaat. Er hoeft maar één keer gezucht te worden en het is kapot. Ik herken dat moment, van repetities, maar ook van pril verliefd zijn of van een eerlijk gesprek met vrienden. Eigenlijk van alle momenten waarop ik het gevoel heb iets te kunnen verliezen, omdat ik veel te veel van mezelf laat zien.
Opbrouck vertelt dat hij deze eerste wankele stapjes, ondanks zijn ervaring, nog steeds eng vindt. Het is een ontroerend beeld; Wim Opbrouck die als een nerveuze puber binnenkomt (‘Als je een zwaar postuur hebt, moet je licht zijn) op een filmset of in het repetitiekot van De Dolfijntjes. Ik zie voor me hoe hij naar een houding zoekt. ‘Het pad van de kwetsbaarheid is glibberig’, zegt hij. Maar hoe mooi is het als iemand uiteindelijk bezeten raakt door jouw rare polka of je rijmelarij? Als iemand zijn tanden op je stuk wil bijten? Als je je veilig genoeg voelt om schaamteloos te zijn?
De wereld als een groot repetitiekot, een veilige sfeer waarin het speelplezier voorop staat
Het is een mooie utopie; de wereld als een groot repetitiekot, een veilige sfeer waarin het speelplezier voorop staat en niet gezucht wordt. Waar dingen mis mogen gaan, zelfs op grote momenten. Opbrouck noemt het optreden van Patti Smith bij de uitreiking van de Nobelprijs van de Literatuur als ultiem voorbeeld. Ze kon de tekst niet meer herinneren, gaf toe dat ze nerveus was, kreeg een applaus en begon opnieuw.
Maar de wereld is niet zo veilig en vergevingsgezind. In een fragment uit Paths of Glory van Stanley Kubrick zien we een generaal door de loopgraven lopen en aan zijn soldaten vragen: ‘Ready to kill more Germans?’ Als hij een soldaat treft die wartaal uitslaat en ‘n ander hem erop wijst dat hij vermoedelijk aan shellshock lijdt, zegt hij: ‘I beg your pardon soldier. There’s no such thing as shellshock.’ Vervolgens laat hij de verwarde soldaat verwijderen, omdat hij bang is dat hij de andere dappere mannen zal aansteken.
Het zijn twee uitersten. Het veilige repetitiekot van De Dolfijntjes en de concertzaal van Stockholm, tegenover loopgraven en alle moderne versies daarvan. Maar beiden bevinden zich op dezelfde wereld. Hoe moet de kunstenaar zich hiertoe verhouden? Welke rol speelt de poëzie, de kunst binnen een wereld die Opbrouck beschrijft als ‘een oneindige, gruwelijke aaneenschakeling van conflicten’?
‘Jij gaat de barricade op, maar niet met een molotovcocktail, maar met een accordeon?’
‘Ik weet niet wat ik ga doen als er morgen een conflict is en de Salafisten voor mijn deur staan, maar als je op dit moment vraagt: wat wil jij met je theater doen? Dan is het: zingen.’, zegt Opbrouck, ‘Dan is het: we zullen doorgaan, we zullen op de barricades gaan staan.’ Hij schetst het beeld van de cellospeler, die in de ruïnes van Sarajevo de cellosuite van Bach speelde. Dit beeld biedt hem troost, een reden om door te gaan.
‘Jij gaat de barricade op, maar niet met een molotovcocktail, maar met een accordeon?’, vraagt Janine Abbring hem. ‘Ja, maar het naïeve en het jammere is dat dat meestal na de catastrofe komt.’ ‘Of als de catastrofe heel ver van je bed is?’, vraagt ze. ‘Ja, maar ik hoop ook die kracht nog te hebben als die catastrofe heel dichtbij is.’
Laten we hopen dat het kan. Dat als de catastrofe dichtbij is, dat we dan Wim Opbrouck met z'n accordeon ergens op een barricade zien staan. Eerst als een nerveuze puber en dan, na onze aanmoediging: schaamteloos. Laten we hopen dat we daarna even schaamteloos met 'm mee durven doen, eventjes maar. Met z’n allen teveel van onszelf laten zien, om daarna weer de kracht te hebben om door te gaan. Zoals Nina Simone even krachtig als gebroken de aflevering afsloot: We'll always have a story.
Beeld: Still uit Zomergasten