Floris betoogt een kleine herziening op de geschiedenis van de hedendaagse kunst. Hij hoopt dat we ons de kunstenaar François Morellet (1926-2016) zullen herinneren als de ruimdenkende vernieuwer die hij was en niet slechts als de artistieke emancipator van de tl-buis.
Het was in het regionale museum van Brest (Bretagne), in de zomer van 2009, dat ik voor het eerst kennismaakte met het werk van François Morellet en zijn geestverwanten van de Groupe de Récherche d’Art Visuel. Het was een eens-in-het-jaar-revelatie die ik niet had verwacht na rijen suffe zeegezichten en Bretonse vissersdorpen te hebben geswipet. Waarom, dacht ik, heeft niemand me dit eerder verteld?
GRAV, opgericht in 1960, stond een zakelijk en onpersoonlijk soort kunst voor, voortgebracht door rigide regels en procedures, die niks meer zou representeren of uitdrukken en ook niet meer zo nodig met verf gemaakt hoefde te worden. Tenminste, dat was de theorie. In de praktijk sloop er aardig wat vindingrijkheid en geknutsel in het werk van de ‘onderzoeksgroep’. Overlappende rasters, draaiende balkjes, verschoven vierkanten en moiré-effecten werden geometrisch speelgoed, waarbij je als kijker een zekere vrolijke duizeling moest overwinnen om uit te pluizen hoe dat patroon nou eigenlijk in elkaar zat.
Twee weken geleden is François Morellet overleden, op 90-jarige leeftijd, in het gehucht onder de rook van Nantes waar hij 70 jaar atelier hield en decennialang een fabriekje voor speelgoedautootjes runde. Het nieuws stond pas tien dagen later in NRC, hoewel hij, volgens het in memoriam in die krant, net bezig was gehypet te worden. Vanwege zijn 90e verjaardag waren er retrospectieven in Londen, Sao Paolo, Parijs en ook bij Art Affairs in Amsterdam. Kort voor zijn dood schreef The Art Newspaper over Morellet &co, die nu eindelijk wijdere erkenning kregen, en wiens werk desondanks nog lekker laag geprijsd was. De suggestieve kop was ‘OFAs (Old French Artists) are the new YBAs’ [Young British Artists].
Die ‘hernieuwde’ erkenning was ook maar relatief. Als je er op gaat letten, zoals ik na 2009, dan blijkt die GRAV op best veel plekken vertegenwoordigd te zijn, niet alleen in Centre Pompidou maar ook in het achterste gangetje van het Galleria nazionale d'arte moderna e contemporanea in Rome, waar een hele batterij kinetische kunst staat opgesteld. Bij de megatentoonstelling DYNAMO in het Grand Palais was de groep ook niet bepaald afwezig. Er zijn alleen niet zo veel werken in Nederland, en GRAV heeft niet de internationale popsterstatus van Jackson Pollock of Andy Warhol.
Gehypet worden is verder ook maar een twijfelachtig genoegen. Het afgelopen jaar hadden we hypes rond Jan Schoonhoven en Herman de Vries, die allebei niet minder dan vier tentoonstellingen kregen, de laatste vanwege zijn deelname aan de Biënnale van Venetië. Ik ben dol op de reliëfs van Schoonhoven, maar niet twintig op een rij, en niet vier keer achter elkaar.
Maar als we voorbij de hype kijken, wordt het inderdaad weleens tijd voor een correctie op de geschiedenis van de hedendaagse kunst. Of liever gezegd, misschien moeten we daar eens op een meer gestructureerde manier over gaan nadenken. In Tate Modern hangt een overzicht van de kunst na de oorlog die eigenlijk meer een soort word cloud is, en in het artikel in The Art Newspaper wordt oppercurator Hans Ulrich Obrist aangehaald, die de ‘complexiteit’ en ‘polyfonie’ van de naoorlogse kunst benadrukt. Dat is goed en belangrijk, maar als vorm van historisch besef gaat het niet verder dan ‘kijk naar dit, en bekijk ook dat’.
Als er iets is dat we van GRAV kunnen leren – ja, nog steeds! – dan is het dat een ‘onderzoekende’ houding als kunstenaar niet hoeft te zijn wat het artistic research-debat er de afgelopen decennia van gemaakt heeft, met veel topzwaar jargon en doelbewuste ontoegankelijkheid. Intelligent werk kan ook speels en leuk zijn.
Je kunt GRAV zien als deel van een serie bewegingen, vanaf eind jaren ’50, om de kwast op te bergen en kunst van de muur af te halen. Morellet, en zijn geestverwanten Julio le Parc, Vera Molnár en Victor Vasarely, waren daarin nog tamelijk ingetogen. Er was meer een doorlopende lijn van hun tekeningen en schilderijen naar hun werk dat licht gaf en bewoog, en dat werk was altijd netjes afgewerkt. Ze werkten met lichtbanen, tl-buizen en motortjes, en Molnár al vroeg met computers, maar het bleven toch tableaus en lijnfiguren: eerder 2,5D dan 3D. De ZERO- of Nul-beweging, waarvan Schoonhoven en de vries deel uitmaakten, pakte het minder gepolijst en minder quasi-mathematisch aan. Schoonhoven maakte zijn reliëfs met oude eierkartons, de vries schilderde met aarde en lijstte bladeren en rietpluimen in. Andere Nul-kunstenaars timmerden spijkers in een vlak, brandden met peuken op doek, schilderden met een vlammenwerper en hingen plastic zakjes met water op een rij. Het verlichte geknutsel dat nu, vermengd met een flinke dot conceptualisme, de norm is op kunstacademies, zou je terug kunnen voeren tot ZERO.
Je kunt GRAV zien als deel van een serie bewegingen, vanaf eind jaren ’50, om de kwast op te bergen en kunst van de muur af te halen.
Ondertussen hield in 1961 een groep meer technologisch angehauchte kunstenaars in Zagreb een tentoonstelling onder de titel Nove Tendencije. Ze hadden hetzelfde onpersoonlijke ethos als GRAV, maar meer handigheid met lampjes, electronica en vanaf eind jaren ’60 ook met computers – ze hoefden zogezegd niet van de muur af te komen. En hoewel ze meer op een ‘onderzoeksgroep’ leken dan GRAV, bleven ze ook niet in het lab zitten, maar annexeerden min of meer de lokale galerie voor hedendaagse kunst en gaven het tijdschrift bit.international uit. De term ‘nieuwe tendensen’ bleek pakkend en goed vertaalbaar: het Parijse Musée des Arts Décoratifs gebruikte Nouvelle Tendance in 1964 als titel voor een tentoonstelling met werk van ZERO, GRAV en de kunstenaars uit Zagreb. Het werd een verzamelterm die nadien vaker is gebruikt.
Een vergeten hoofdstuk is dat alles niet, hoewel de mate van erkenning verschilt. Over ZERO was het afgelopen jaar een imposante tentoonstelling in de Martin-Gropius-Bau in Berlijn, en daarna in het Stedelijk. Nove Tendencije werd min of meer herontdekt door een tentoonstelling in Graz en Karlsruhe, twee centra van de hedendaagse elektronische kunst, alweer een jaar of acht geleden. En de leden van GRAV hebben in Frankrijk aan honneurs geen gebrek gehad, al kwamen die soms wat laat: Vasarély kreeg een eigen museum, Molnár een leerstoel computationele kunst aan de Sorbonne, en Morellet een expositie in Pompidou.
De mate waarin Morellet en de zijnen de kunst hebben vernieuwd, en het instrumentarium van de beeldende kunst hebben uitgebreid, wordt nog weleens onderschat. Ga maar na: alle voorafgaande avant-gardes waren toch variaties op het thema ‘verf op doek’, met af en toe een collage of readymade ertussendoor. Na de jaren ’60 is schilderkunst niet meer dan een subgenre.
Morellet hoeft niet zo nodig de kunstgeschiedenis in te gaan als de artistieke emancipator van de tl-buis – dan zijn de geometrische doeken toch boeiender.
GRAV hief zichzelf op in 1968, omdat ze het niet eens konden worden over hun onpersoonlijke kunstprincipes. Hun pretentie van wiskundigheid en objectiviteit is ook niet per se wat het meest tot navolging strekt. Ook hoeft Morellet niet zo nodig de kunstgeschiedenis in te gaan als de artistieke emancipator van de tl-buis – dan zijn de geometrische doeken toch boeiender. Maar de manier waarop GRAV een uitweg zocht uit het probleem van anything goes – met helderheid en nauwkeurigheid, maar ook door ruimdenkend een waaier aan mogelijkheden te onderzoeken, en stiekem de draak te steken met de eigen regels – maakt hun werk meer dan visuele mindcandy. Het maakt de term ‘onderzoek’ bij nader inzien helemaal niet zo misplaatst.
In het noordelijke trappenhuis van het Louvre zijn vijf ramen van Morellet te zien. Ze bestaan uit niet meer dan een simpel glas-in-lood raamwerk met daarin dunner uitgelijnd een gekantelde versie. En dat is precies de ontregelende knipoog die de plek nodig heeft, tussen een bombardement van renaissance- en barokmeesters, Mesopotamische vondsten en Griekse sculpturen.
Helderheid als uitgangspunt, intellectualisme zonder poeha en avant-gardisme zonder zelfmystificatie. Daar zouden we best heden ten dage nog wat meer van kunnen gebruiken. Als een postume hype daarbij kan helpen moet dat maar.