Nikki is niet gelovig. Toch ging ze de afgelopen weken naar de kerk, steeds naar een andere. Op hard//hoofd doet ze voor de laatste keer verslag van haar zondagen.
Ik word nog steeds wakker met een licht schuldgevoel op zondagochtend. Als ik uitslaap, als ik naar een evenement ga, als ik boodschappen haal – zodra de kerkklokken beginnen te luiden denk ik: “Eigenlijk had ik nu in de kerk moeten zitten.” Er is ergens iets gaande dat ik misloop. #FOMO, zou ik bijna willen zeggen; wie is er nu bang om een kerkdienst mis te lopen?
Ik had graag gewild dat het een gewoonte zou worden, om alle redenen die ik in mijn eerste stukjes aanvoerde: de verdieping, de rust, de uitdaging om liefde te vinden in de kleinste dingen.
“Hoe lang ben je van plan dat vol te houden?” vroegen mijn vrienden.
“Tot ik alle kerken in Utrecht heb bezocht,” zei ik.
En ik schepte niet eens op.
Naar de kerk heeft meer losgemaakt dan ik had verwacht. Veel mensen bleken zich in mijn verhalen te herkennen; zowel in het verlangen om deel uit te maken van een geloofsgemeenschap, als het onvermogen om een kerk te vinden waar ik me thuis voel. En ook in het besef dat ik, in ieder geval op dit moment, niet in staat ben te geloven, sta ik niet alleen. Er zijn veel mensen op zoek naar een manier om uit de alledaagse werkelijkheid te stappen, een spirituele rust te vinden – en er zijn er bijna net zo veel die de onmacht ervaren wanneer het niet blijkt te lukken. Niemand is verbaasd dat ik niet meer naar de kerk ga. Misschien ben ik dat zelf ook wel niet. Maar ik ben wel een beetje teleurgesteld.
Illustratie: Liesbeth de Feyter.
Ik zit, zoals Koert van der Velde omschreef in de Trouw van zaterdag 14 juni, “gevangen in mijn eigen ongeloof”. Hij schreef een artikel over atheïstische kerkdiensten. Alain de Botton pleit ervoor, Ricky Koole en Sara Kroos organiseren ze in Nederland. Het zijn diensten waarin niet over God wordt gesproken, maar gewoon ‘gezellig’ samen wordt gezongen. Vooral mensen die opgroeiden met een geloof voelen zich aangesproken door zulke initiatieven, schrijft Van der Velde, ze “willen het beschutte terughalen zonder het benepene”. In Naar de kerk IV schreef ik over mijn verlangen naar een dergelijke kerk: een waar gedanst werd en gepraat over politiek, een waar mensen op hun verantwoordelijkheid worden aangesproken en getroost worden voor het ongeluk dat ze niet kunnen verhelpen.
Maar de atheïstische dienst spreekt me niet aan. Het klinkt duf, geforceerd en bovenal: vrijblijvend. Misschien ben ik van de ouderwetse leer, maar bij religie hoort mijns inziens ook een bepaalde mate van afzien. Regels waar je je aan moet houden, ongemak waar je mee om moet gaan. De atheïstische kerkdienst is daarvoor te vrijblijvend: er is geen wrijving, er wordt niets van de deelnemers gevraagd. Als een voorstelling die geen moeilijke vragen mag opwerpen, maar zijn publiek enkel gerust moet stellen. Ik luister liever naar verhalen waarin het slecht afloopt met de hoofdpersoon.
Het liefst zie ik mezelf als een “ongelovige gelovige”, zoals een van de kerkgangers zo mooi zei in Naar de kerk III. Of, zoals Van der Velde ze noemt: de “ietsisten”. Ook zij zijn op zoek zijn naar iets hogers en beleven, al is het maar heel af en toe, een (soort van) religieuze ervaring. In Zuid-Afrika voelde ik me bijna gelovig: ik liet me raken door de woorden van de dominee en ging erin mee, voelde me warempel een van de christenen. Maar het duurde niet langer dan een paar uur voor dat gevoel vervaagde – en gelukkig maar. Ik ben een kind van mijn tijd; ik wil niet gevangen zitten in een collectief. Hoe mooi dat collectief ook is.
Waarom blijf ik dan steeds dat collectief opzoeken? Ik vrees dat de angst, waarmee ik deze serie begon, in ieder geval ten dele gegrond is: ik ben een kleine profiteur. Ik wil meegenieten van het gemeenschapsgevoel en de betrokkenheid – maar alleen wanneer mijn pet ernaar staat. Hoewel de Nicolaïkerk een fijne dienst had, met leuke mensen, ben ik er daarna toch nooit naar terug geweest. De folders verdwenen, met enige weemoed, in de oudpapierbak. Ik vind het onmogelijk mezelf te zijn als een van hen, als een gelovige – en ik kan het ook niet.
Wat blijft er dan over? Ik ben niet gaan mediteren, ik doe nog steeds geen yoga, en ik zal niet naar een atheïstische kerkdienst gaan. Hoe graag Alain de Botton het ook anders zou zien: er is geen alternatief. Rituelen zonder betekenis zijn als kinderen die een regendans doen: zonder gevolgen, betekenisloos en daarom zinloos. Misschien is er iets, een God, en is dat liefde. Maar ik denk niet dat ik het in de kerk ga vinden.
Nikki Dekker is dichter en redacteur bij vpro.nl en vpro.nl/boeken.