Michelle van Dijk liet haar kont in een bubbelbad zakken en dacht: Rotterdam wil vaak zo graag en bereikt soms zo weinig. De stad houdt mensen gevangen in stereotypes. Het resultaat: "Meer camera’s dan welzijnswerkers, meer geschreeuw en minder bibliotheken."
De denkende mens – ik wist niet dat het een aparte soort was. Sinds kort word ik dagelijks aangesproken op mijn denkniveau. Als ik ga daten, moet ik naar e-matching.nl, waar de witte boorden aan de waslijn wapperen. Bij de Volkskrant mag ik me zelfs tot het ‘Goede Volk’ rekenen; ‘Goed Volk wil meer weten’. En het Rotterdamse tijdschrift Vers Beton richt zich tot de denkende Rotterdammer en vraagt zich zelfs hardop af: ‘Bestaat de man met de opgestroopte mouwen nog wel?’ En óf die bestaat.
The Bronx, u weet wel, van de straatbendes en van Jennifer Lopez.
Vorige week had ik mijn hoogopgeleide kont laten zakken in het bubbelbad van Schiebroek. Wij in ‘Roffa’ zeggen ook wel ‘de SchieBronx’, The Bronx, u weet wel, van de straatbendes en van Jennifer Lopez. Hier geen latino’s, maar naast me zat wel een stevige man met Sharon op zijn borst getatoeëerd – en ik, de denkende mens, vroeg me af of Sharon zijn dochter of vriendin zou zijn en hoeveel mannen er nog meer waren in dit zwembad met een tatoeage van (een andere) Sharon. De bubbels werkten niet en het water was lauw – wat verwacht je van een buurtzwembad? Tegenover me in het bad zat een vrouw van begin twintig. Ze had hazentanden. In deze tijd toch erg uitzonderlijk, dacht ik, bijna uitgestorven! We zijn toch allemaal in de gouden jaren negentig bebeugeld en strakgetrokken, we hebben nog niet allemaal de gebleekte, perfect gevormde Amerikaanse Joker-grijns op ons gezicht, maar toch: wie heeft er anno 2013 nog hazentanden? Ik dacht aan andere voorbeelden van hetzelfde gezicht: scheve tanden, of juist weer bruine tanden. Geen geld voor de tandarts of het was niet belangrijk genoeg. Gebrek aan kennis of gebrek aan geld, hoe dan ook: de armoede is nog niet uitgestorven.
Crocs!
Ik heb in verschillende wijken in Rotterdam gewoond waar je het stereotype dagelijks tegenkomt: de zwartwerkende steigerbouwer die elke ochtend om vijf uur begint met werken en om drie uur in de kroeg zit; kinderen die opgroeien in de kroeg; bijstandsmoeders die zich te goed voelen voor werk in de supermarkt: "Tussen al die Turken zeker." We durven te lachen om deze vrouwen met krappe leggings, Crocs! Een kuif uit de jaren tachtig en mannen die allemaal hooligans zijn – alsof een klassenverschil een kwestie van smaak is. Maar goede smaak is duur en denken is dat ook. Als je geen kunstgebruiker bent, wordt je niet om je mening gevraagd. En als je nog geen geld hebt voor een beugel, hoe interessant is het dan om te discussiëren over kunst in de stad? Maar is het dan uitgesloten dat in de arbeidersklasse een denker opstaat? Natuurlijk niet.
We prijzen de Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst om z’n ruwe schetsen van de onderklasse in Belgische dorpjes, maar in Nederland kijken schrijvers vaak niet verder dan hun eigen gymnasiumopleiding en het centrum van Amsterdam. Wie duikt in onze eigen onderklasse? Of zijn we soms vergeten dat onze onderklasse ook nog autochtone Nederlanders kent: de man met de opgestroopte mouwen, de vrouw in een zachtroze huispak. Het lijkt – sinds Fortuyn – of ons enige probleem de moslimintegratie is, maar daarmee verbloemen we dat andere probleem: dat van de kansarme Nederlander die net zo goed kampt met werkeloosheid, schooluitval, maar die de eigen verantwoordelijkheid voor die problemen weigert.
Tegenwoordig woon ik in het Oude Noorden in Rotterdam, de wijk met positie nummer 2 op de ‘gettolijst’ [pdf]. Eén winkelstraat heeft hier een flinke opknapbeurt gekregen: het Zwaanshals, met nu vrijwel alleen nog maar traiteurs, horeca, creatieve ondernemers en het Kookpunt uiteraard. Loop je de hoek om, dan zie je op de ‘Noorderboulevard’ winkels zonder naam, etalage of gevelversiering, lege pandjes en achterstallig onderhoud. We knappen Zuid op en wachten tot de problemen in West weer beginnen. We slopen kleine huizen en bouwen grotere flats op dezelfde plaats. Mensen met weinig geld moeten toch ergens wonen, maar s.v.p. NIET HIER, dat is het woonbeleid. Demograaf Henk de Feijter stelde jaren geleden al: "Het gedifferentieerde bouwen heeft geleid tot buurten die aan elkaar hangen als los zand en waar de clash of cultures dagelijks voor onbegrip en irritatie zorgt." Je kunt wolkenkrabbers tot in de hemel bouwen, je kunt yuppen en sociale huurders in één flatgebouw zetten, maar het werkt niet.
De geest van Pim
Ach ja, in de geest van Pim, die zichzelf ook al een ‘denker’ noemde tussen de ‘doeners’ van Rotterdam. Fortuyn wilde meer middenklasse in het centrum en de ‘monoculturen’ van Turken en Marokkanen in wijken moesten doorbroken worden. Kansarmen moesten naar de randgemeenten verhuizen: "Woningbouwverenigingen mogen best een gezin in de wijk plaatsen, en daarbij selecteren op herkomst en inkomen." Nu was het in Rotterdam al beleid om in te zetten op een meer gevarieerde mix van inkomensklassen in de wijken; maar met de woorden van Fortuyn werd herkomst in het publieke debat belangrijker dan inkomen. Uiteindelijk heeft het niets opgeleverd om zo te denken; de samenstelling van de stad is sinds Leefbaar Rotterdam niet aanzienlijk veranderd of verbeterd. Dat verbaast me niets. Ten eerste omdat de klasse van autochtone Nederlanders onder de armoedegrens misschien wel een sterkere ‘monocultuur’ kent dan de groep Turken in het Oude Noorden of Marokkanen in Kralingen-west. Maar in de tweede plaats omdat demografen en sociologen aangetoond hebben dat gemengd wonen de armoede en sociale uitsluiting zeker niet vermindert. En wat krijg je dan voor stad, als je veiligheid en integratie als belangrijkste thema’s benoemt in plaats van onderwijs en werkgelegenheid? Meer camera’s dan welzijnswerkers, meer geschreeuw en minder bibliotheken.
Als je geld oplevert, ben je welkom in deze stad.
Natuurlijk wil Rotterdam ook wel meedoen met andere denkertrends in deze wereld. Daarom blijven we maar bouwen, daarom kunnen creatieve ondernemers voor een habbekrats hier een etage huren, worden ze zelfs in andere gemeenten opgebeld: "Kom je in Rotterdam werken?" Alles mag als je hoogopgeleid bent én een breed publiek bedient – want, even voor de duidelijkheid, subsidies voor gekke kunstenaars, daar beginnen we dus niet aan, Hofplein Jeugdtheater mag uiteindelijk wel blijven, maar theater Bonheur, De Nieuwe Oogst? Heeft u er wel eens van gehoord? Nee, nou dan kunnen we het wel sluiten. Als je geld oplevert, ben je welkom in deze stad, dat is ook het uitgangspunt van de ‘Rotterdam-wet’, die zegt dat je hier mag komen wonen als je 120% van het minimumloon verdient. Goed hè. Beleid dat door Rotterdam bedacht is en landelijk navolging kreeg. Net als de Voedselbank trouwens. Simpel gezegd: de Rotterdamse bestuurders hebben een gebrekkige en ongefundeerde visie op sociale mobiliteit in de samenleving.
De gemeente laat het afweten
Hoe werkt sociale stijging dan wel? Onderwijs en werkgelegenheid lijken mij een mooi begin; zit je dan in Rotterdam wel goed? Bij mbo-reus ROC Zadkine werden honderden banen geschrapt en talloze locaties opgeheven; stichting BOOR, met tachtig scholen in het primair en voortgezet onderwijs, moet al jaren zuinig aan doen door misstanden in het management en zelfs bij de gemeente verdwijnen duizenden (!) banen. achttien van de vierentwintig bibliotheken in Rotterdam verdwijnen, het welzijnswerk is gekort en ook andere initiatieven, zoals Homestart voor jonge (probleem)gezinnen, zijn hun subsidie kwijt. Juist op de plaatsen waar het leergierige kind uit de onderklasse z’n kansen zou kunnen pakken, laat de gemeente het afweten.
Ik geloof niet dat in elke arbeider een Goethe schuilt
En ondertussen houden we de mensen hier gevangen in hun stereotypen: je bent denker of doener, autochtoon of allochtoon, arm of rijk. We halen je met subsidie en vlaggen binnen of je mag je kletsclubje in het buurthuis opheffen. Je zit nog steeds op Hyves of je datet op e-matching.nl. De man met opgestroopte mouwen vindt houvast in zijn eigen stereotype: dat van de xenofobe, blanke man met weinig geld. Zijn problemen worden namelijk keer op keer bevestigd door de PVV; het komt allemaal door de allochtonen. En inderdaad, inmiddels zijn ze nog echt bedreigend ook, zij stijgen op de sociale ladder (o.a. dankzij succes op school) en hij niet. Niemand vertelt hem dat hij daar zelf iets voor moet doen, dat hij voor z’n kinderen iets zou kunnen doen, hij is immers geen probleemgroep.
Ik geloof niet dat in elke arbeider een Goethe schuilt, maar uitgesloten is sociale stijging in onze samenleving gelukkig niet. Sterker nog, een stad als Rotterdam zou het als doel moeten hebben. Dit hoeft helemaal niet te botsen met de verse, in beton gegoten idealen van Vers Beton; maar een beetje realiteitszin siert de denkende mens.
-
Dit is een gastbijdrage van Michelle van Dijk (1981). Ze studeerde Nederlands, won de allereerste editie van Write Now! en werkt in het onderwijs.