De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Terwijl het aantal besnijdenissen in Angelsaksische landen afneemt, neemt het in Nederland juist jaar na jaar toe. Wanneer gaan we het daar nou eens echt over hebben, vraagt Marte Hoogenboom zich af.
Kort na mijn geboorte hebben mijn ouders mij een jurk aangetrokken en heeft iemand een paar druppels water over me heen gespetterd. Het schijnt nogal een gebeurtenis te zijn geweest; mijn familie kwam kijken en achteraf was er cake en koffie. Ik heb er een grote kaars aan overgehouden met mijn naam en geboortedatum erop, maar meer niet. Het is niet alsof iemand – ik zeg maar wat – een stuk van mijn lichaam heeft afgesneden.
Laat dat nou precies zijn wat elk jaar zo’n tien- à vijftienduizend kinderen in Nederland die met een penis worden geboren wel overkomt. Bij hen wordt, zonder dat hun om enige toestemming gevraagd hoeft te worden, een volkomen gezond stuk van hun geslachtsorgaan weggeknipt. Instemming van de ouders volstaat om een niet-therapeutische (medisch niet-noodzakelijke) besnijdenis te laten plaatsvinden, ook al is het een pijnlijke en onomkeerbare operatie die veel meer en veel grotere gevolgen heeft dan algemeen wordt aangenomen.
Voorstanders van genitale verminking schermen met de vermeende hygiënische en seksuele voordelen van de ingreep. Die zou de kans op peniskanker en infecties verkleinen en vroegtijdige zaadlozing tegengaan. We hebben het dan echter om een van de allerzeldzaamste vormen van kanker, en de hygiënische problematiek kan doorgaans evengoed worden bestreden met basale lichamelijke verzorging. Geen van beide argumenten rechtvaardigt het te knippen in een gezond orgaan. De seksuele voordelen worden door sommige besneden volwassenen bovendien omgekeerd geïnterpreteerd: door jarenlange blootstelling aan lucht en wrijving met kleding heeft een besneden penis een drogere en minder gevoelige eikel. Het is dan ook niet verrassend dat de echte beweegredenen voor besnijdenis uit religieuze en, soms, culturele hoek komen.
Heeft onze samenleving dan zo veel moeite met het idee van mannelijke lichamelijke integriteit als iets wat kan worden geschonden?
Het zou een no-brainer moeten zijn: religieuze vrijheid en de vrijheid om je kind naar eigen inzicht op te voeden mag onder geen beding de lichamelijke integriteit van dat kind overschrijden, helemaal als het een levenslange verminking betreft. Niet voor niets verklaarde artsenfederatie KNMG acht jaar geleden al tegen de ingreep te zijn en een debat noodzakelijk te achten.
Waarom roept elke vorm van besnijdenis bij meisjes – zelfs symbolische – zo veel weerstand bij ons op, terwijl we onze schouders ophalen bij de genitale verminking van hun broertjes? Heeft onze samenleving dan zo veel moeite met het idee van mannelijke lichamelijke integriteit als iets wat kan worden geschonden? Vooralsnog lijkt het een geval van ‘wat gaat het jou aan, als jij niet besneden bent?’. Maar levenslange verminking, van wie dan ook, gaat iederéén aan.
Terwijl het aantal besnijdenissen in Angelsaksische landen – van oudsher hoog – jaar na jaar afneemt dankzij het werk van zogeheten ‘intactivisten’, is er in Nederland geen sprake van een aanhoudend maatschappelijk debat, en neemt het aantal gevallen van verminking van penissen juist toe. Eens in de zo veel tijd lijkt de discussie even op te laaien, maar ze dooft snel en dringt nooit tot in Den Haag door. Dat de politiek het onderwerp tot nog toe links heeft laten liggen, is helaas tekenend voor de manier waarop in Nederland over besnijdenis wordt gedacht: we durven ons er niet over uit te spreken, of het laat ons gewoonweg koud.
Er is, zij het voorzichtig, verandering op handen. Waar enkele jaren geleden nog legio zorgverzekeraars alle besnijdenissen vergoedden, is er sinds 1 januari 2018 nog maar één verzekeraar die niet-therapeutische besnijdenissen vergoedt. Maar het gaat te langzaam: zolang er geen echt maatschappelijk debat wordt gevoerd over de verminking van gezonde penissen, is een wettelijk verbod nog lang niet in zicht.