De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Straatintimidatie is een probleem. Maar lossen we dat op met een verbod? Sarah van Binsbergen is niet overtuigd.
Sinds afgelopen zomer ga ik zelfs bij tropische temperaturen niet meer hardlopen in een korte broek. Ik mijd routes die ik eerst graag nam en ga liever niet in het donker rennen. Nu is het natuurlijk een feit dat er, wanneer je als meisje of vrouw in je sportoutfit door de stad racet, nu eenmaal af en toe gefloten, gekeken of iets geroepen wordt. Daar heb ik me nooit veel van aangetrokken, laat staan dat ik me er anders door ging gedragen. Maar nadat iemand tijdens mijn rondje in het park achter me aan kwam lopen en dreigde met seksueel geweld is dat veranderd: ik voel me minder veilig en pas mijn eigen gedrag daarop aan.
Intimidatie op straat, met name seksuele intimidatie, is een probleem. Dat vinden ook Eberhard van der Laan en Ahmed Marcouch, die het thema vorige week politiek op de kaart zetten. In Amsterdam werd op woensdag een verbod op straatintimidatie ingevoerd, met boetes oplopend tot 4.100 euro. Marcouch diende op dezelfde dag een initiatiefwet in om ook landelijk af te rekenen met verbale intimidatie. Dat er door politici aandacht wordt besteed aan straatintimidatie is een positieve ontwikkeling, want daarmee wordt erkend dat niet alleen geweld of ongewenste aanrakingen, maar ook woorden een negatief effect kunnen hebben op je gevoel van veiligheid en vrijheid. Maar het invoeren van een verbod is niet de manier om dit verschijnsel tegen te gaan.
Aan de praktische uitwerking van zo’n verbod zitten heel wat haken en ogen, want hoe bewijs je dat je geïntimideerd bent? In Amsterdam is het opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Dat betekent dat er tegen de overtreders geen aangifte meer gedaan hoeft te worden: handhavers kunnen direct een boete opleggen. Maar dit betekent ook dat een dader op heterdaad betrapt moet worden door een handhaver of agent, voordat er kan worden opgetreden. Gezien de Stasi-praktijken die nodig zouden zijn om zo’n verbod echt te laten werken, is het misschien maar beter als het niet werkt. Zelf had ik me in ieder geval niet direct beter gevoeld als er tijdens mijn rondje park ineens een agent uit de bosjes was gesprongen om de vuilbekkende man in kwestie een boete op te leggen, of als de publieke ruimte nog meer wordt volgehangen met camera’s.
Welke vorm het landelijke verbod zou krijgen, als het er zou komen, is nog niet duidelijk, maar het Amsterdamse verbod lijkt dus vooral een staaltje symboolpolitiek te zijn. Op zichzelf is dat niet erg, het is een manier om een signaal af te geven, maar is dat genoeg? Verbaal, seksueel getint geweld op straat tegen vrouwen heeft alles te maken met diepgeworteld seksisme. Als Van der Laan en Marcouch zich echt zo’n zorgen maken over dit thema, is het te hopen dat ze ook gaan inzetten op onderwijsprogramma’s en het op gang brengen van een maatschappelijke dialoog. Een vuist maken is een fijn gebaar. Maar als het bij een gebaar blijft, is het ook een manier om te vermijden dat je echt je handen vuil moet maken aan een ingewikkeld maatschappelijk probleem.
Beeld via Flickr.
{{postlink3}}