“Kan ik jullie iets aanbieden?” Een knappe man, slechts gekleed in een blauwe zwemshort, houdt ons een dienblad voor. Of eigenlijk is het een hakbijl, waarvan hij het blad gebruikt om verschillende poeders en pillen te presenteren. Ik vraag me af waar die bijl vandaan komt, maar herinner me dat onze gastheer in zijn vrije tijd een fanatieke houthakker is.
Drie uur eerder zat ik nog met mijn vriendin op de bank. We twijfelden of we naar het feestje zouden gaan – de avond ervoor hadden we al een verjaardag bezocht. Moe, het sleutelwoord van de dertiger. Sinds een paar jaar schaam ik me er niet meer voor. Vroeger sleepte ik mezelf naar een dure club om ongemakkelijk te dansen op muziek die ik niet leuk vond. Tegenwoordig kook ik samen met mijn vriendin een fantastische maaltijd die we op de bank opeten terwijl we House of Cards kijken. Daarna hebben we seks als we er zin in hebben, of anders lezen we in bed. Ik snap niet dat ik ooit bang was voor burgerlijkheid. Burgerlijkheid is de shit.
We gingen toch. Het feestje had een dresscode: zwembad-chique. Normaliter heb ik een hekel aan dresscodes, maar nu stond ik voor de spiegel mijn outfit te perfectioneren. Hoewel er niet veel te perfectioneren viel; ik heb maar één zwembroek.
Ik kijk van de bijl naar mijn vriendin, met mijn gebruikelijke spottende blik. Dit is belachelijk. Ik ben nog nooit ergens geweest waar drugs zo laconiek werden aangeboden, als kaasblokjes of leverworst. Maar tot mijn verrassing lees ik in haar ogen: “Waarom niet?”
We delen een pil. “Dat is 4FMP, een variant van XTC. Schijnt erg lekker te zijn,” zegt de houthakker met een knipoog. Ik ga snel naar de WC en google in paniek alle mogelijke bijwerkingen.
Even later ben ik al mijn zorgen vergeten. De barrières vallen weg, ik voel me niet meer ongemakkelijk in mijn zwembroek. Ik dacht vroeger altijd dat drugs je nepgevoelens bezorgen, dat je opeens een vuilnisbak wilt omhelzen, maar in plaats daarvan ben ik nu juist eerlijker dan in het dagelijks leven. Nu waardeer ik plots de muziek die eerst alleen op de achtergrond klonk, de gesprekken die ik hiervoor gespannen voerde, de lieve, mooie mensen om me heen. Fuck, dit is lekker.
We gaan in bad. Ik ben een badmens; als ik in de omgeving van een badkuip ben, is de kans groot dat ik er even later in lig. Het is krap met z’n vieren, maar mijn vriendin ligt tegen me aan in het warme water en ik wil niets anders meer. Het heeft niets met seks te maken; mijn penis is geslonken tot het formaat van een babyhamster. “Fijn hè?” zegt ze zachtjes over haar schouder. Opeens besef ik weer hoe leuk ik haar vind.
Tegelijk besef ik dat het de laatste tijd niet zo goed ging. Er zat een verdriet tussen ons in dat we niet weg kregen, hoe goed we er ook over praatten en hoe vaak we ook op de bank een serie keken. We hadden een feestje en een hakbijl nodig om dat te doorbreken.
De volgende ochtend fietsen we samen in onze badjassen langzaam, heel langzaam, terug naar ons veilige huis.