De generatiepraat over "twentysomethings" begint groteske vormen aan te nemen. Generalisaties zijn handig voor een filmrecensent of een marketeer, maar verwar de clichés die dat oplevert niet met de werkelijkheid. Emy vindt dat het tijd is om de twintiger even met rust te laten.
Frances heeft het moeilijk. Ze is zevenentwintig en haar leven is warrig. Haar relatie is net uitgegaan omdat ze meer houdt van haar beste vriendin dan van haar vriendje, haar danscarrière komt niet van de grond en financieel zit ze krap. Tot overmaat van ramp kondigt de beste vriendin aan naar Japan te gaan verhuizen. Tegen haar nieuwe huisgenoten, jongens van dezelfde leeftijd die ook aan het aanrommelen zijn, klaagt Frances over haar eigen onvolwassenheid. Toch komt het binnen de korte tijdsperiode die de film Frances Ha (2012) beslaat nog goed met haar. Zodra ze wat meer realiteitszin heeft gekregen, krijgt ook haar leven een duidelijke richting, die ik hier niet zal verklappen (maar vanaf de eerste seconden dat je haar ziet weet je al: die danscarrière wordt het sowieso niet).
Vulnerable, floundering, lost, tobbend, als we de critici geloven gaat het niet goed
Een willekeurige twijfelende laat-twintiger, New Yorks, middenklasse, een beetje maf maar niet gierend gek, een beetje navelstaarderig maar niet onsympathiek. Frances is niet het eerste verwarde personage van regisseur Noah Baumbach. In zijn vorige film, Greenberg (2010), speelt Ben Stiller een neurotische veertiger die naast het passen op het huis van zijn broer zo min mogelijk probeert te doen. “Right now I’m trying to do nothing for a while”, zegt hij tegen een vrouwelijke leeftijdsgenoot, die hem antwoordt: “That’s brave at our age.” Maar waar critici Greenberg vooral zagen als een film over een niet altijd even aangenaam individu, interpreteren velen van hen Frances Ha als een portret van een generatie. “Frances Ha exposes the vulnerability of generation Y”, “Representation of a floundering generation” en “Examining the lives of the new lost generation” waren enkele koppen in de Amerikaanse media. Onze eigen Volkskrant kwam met een recensie getiteld “Een zo eerlijk mogelijke ode aan een tobbende generatie”. Vulnerable, floundering, lost, tobbend, als we de critici geloven gaat het niet goed met de generatie waar Frances voor zou staan. Maar welke generatie is dat eigenlijk en wat moet zij met zulke interpretaties?
De generatiepraat waar de critici van Frances Ha aan meedoen is de laatste jaren steeds luider geworden. De groep mensen die momenteel ergens in de twintig is (ook wel: “twentysomethings”) wordt met zo veel termen beplakt dat ze met recht aan een identiteitscrisis mag lijden. De meeste termen zijn afkomstig van marketeers, maar in principe kan iedereen meedoen met het overanalyseren van jongeren. In de jaren tachtig verzon voetbalcoach Leo Beenhakker al de “Patatgeneratie” om te verklaren waarom enkele jonge voetballers niet hard genoeg hun best deden. Sindsdien regent het labeltjes: “Generation Y”, “Millennials”, “Achterbankgeneratie”, “Confettigeneratie”, “Mediageneratie”, “Digitale generatie”, “Generatie Einstein”, “Screenagers”, “Grenzeloze generatie”, “Knip-en-plak-generatie”, of gewoon maar, volgens de special die De Groene Amsterdammer in juni dit jaar uitbracht: “Generatie Alles”. De Groene was optimistisch over de twintigers, maar de algemene consensus is negatief: we hebben hier te maken met een verwende, narcistische generatie, die het belangrijker vindt hoeveel likes ze op haar laatste Facebookpost heeft gekregen dan wie de verkiezingen wint. Hoe oud die ergerlijke jeugd van tegenwoordig nu precies is, is onduidelijk: soms gaat het over iedereen na Generation X (geboortejaar vanaf 1971), soms over iedereen die geboren is vanaf of na 1985.
Zo'n overrijpe postpuber
Mijn eigen geboortejaar is 1985. Ik kan me dus door al die generatiepraat aangesproken voelen. Aanvankelijk vond ik de pogingen tot duiding plezierig. Er leek erkenning te zijn voor de problemen van midden- en laat-twintigers. Ja, dacht ik, “wij” hebben last van onzekerheid en keuzestress, omdat alles mogelijk leek, omdat onze ouders ons op het hart drukten dat we vooral moesten doen wat ons gelukkig maakte maar ook ons volle potentieel moesten benutten, en omdat toen ineens de crisis kwam. Ja, “wij” stellen onze volwassenheid uit, omdat het kan, of moet, omdat we het ook allemaal niet weten. En ja, “ons” narcisme wordt aangewakkerd door sociale media waarop iedereen het leuk lijkt te hebben. Inmiddels ben ik klaar met alle Millennials-praat. De twintigers van nu lijken niet alleen de meest geanalyseerde, maar ook de meest verachte generatie. Zo schrijft Floortje Smit (zelf geboren in 1979) in haar verder positieve recensie van Frances Ha dat de film nergens over gaat: “ja, over zo'n typisch verwend kindmens van eind twintig, die vooral zichzelf moet vinden. Zo'n overrijpe postpuber met grote dromen maar een nog grotere besluiteloosheid, die al eerder opdook van [sic] films als Garden State tot Oh Boy, en de televisieserie Girls natuurlijk” [cursivering EK].
Generatiedenken in het algemeen lijkt me een twijfelachtige bezigheid
Het is niet alleen vanwege de laatdunkende houding van de generatieduiders dat ik aan hun analyses ben gaan twijfelen, generatiedenken in het algemeen lijkt me een twijfelachtige bezigheid. Een generatie analyseren terwijl zij nog bezig is zich te ontwikkelen is als foto’s maken vanuit een bewegend voertuig. Je krijgt wel flarden van de beleefde werkelijkheid erop, maar het totaalplaatje blijft vaag. Denken in generaties betekent automatisch het creëren van kunstmatige groepen, gebaseerd op veronderstelde overeenkomsten die met elke wereldgebeurtenis weer kunnen verschuiven. Sociologen worden in hun afbakeningen geholpen door de “vijftien jaar”-regel, die suggereert dat elke vijftien jaar een nieuwe levensfase en daarmee een nieuwe generatie begint, maar als ze die regel exact volgen komen ze in de problemen. De socioloog Karl Mannheim benadrukte al dat een groep leeftijdsgenoten tot een generatie gemaakt wordt door het delen van historische en socio-culturele gebeurtenissen. Als er weinig ingrijpends gebeurt, kan het gevoel dat je tot een specifieke generatie behoort evengoed uitblijven. Bovendien maakt niet iedereen van dezelfde leeftijd hetzelfde mee of geeft daar dezelfde waarde aan. Klasse en opleiding vormen belangrijke scheidslijnen.
De verschillen tussen generaties vervagen als je naar de verschillen binnen generaties en de overeenkomsten tussen generaties kijkt. Stelden de babyboomers (om maar weer van een duidelijke ‘generatie’ te spreken) niet ook hun volwassenheid uit? Waren zij niet even narcistisch en hadden zij niet ook last van de illusie dat anderen het altijd leuker hebben? Worden niet zowel twintigers als vijftigers getroffen door de kredietcrisis? Is Generatie X niet even digitaal bekwaam en even druk op sociale media als Generatie Y? En zijn de Y’ers niet evenzeer of evenmin “verloren” als de X’ers? In A Moveable Feast (uit 1964, maar het boek gaat over de jaren twintig) reageert Hemingway geïrriteerd op Gertrude Steins opmerking dat hij tot een verloren generatie behoort: “I thought that all generations were lost by something and always had been and always would be.” De periode van volwassenwording is voor elke generatie verwarrend, spannend, eng en onzeker, technologische en sociale ontwikkelingen zijn daarbij niet veel meer dan een nieuw sausje over een traditioneel gerecht.
Wie een leuke recensie of een lekker marketingrapport wil schrijven, kan zulke nuanceringen natuurlijk niet gebruiken. Het is een stuk vermakelijker als je een aantal neerbuigende generalisaties klaar hebt. De televisieserie Girls (begonnen in 2012) heeft daar enorm bij geholpen. Lena Dunham, bedenker van en hoofdrolspeler in Girls, maakte het critici gemakkelijk door haar hyperzelfbewuste en egocentrische personage Hannah te laten zeggen: “I think that I may be the voice of my generation.” Het werd de tagline voor de serie en het meest aangehaalde citaat in artikelen over Girls, maar de zin was niet serieus bedoeld. Hannah spreekt direct erna de ondermijnende woorden: “Or, at least, a voice of a generation”, maar belangrijker nog: ze is high als ze dit zegt. Dunham heeft dit ook benadrukt in een interview: “The character was on opium! I think the 'voice of a generation' concept was lost with beatnik literature. Because of globalization and increasing populations, my generation kind of consists of so many different voices that need so many different kinds of attention. But if my writing can show what it's like to be young, I'm happy.”
“Daar ga ik weer met mijn schaamteloze zelfpromotie”
Eigenlijk zou een generatie zich alleen zelf moeten mogen definiëren, dat we een groep pas gaan zien als een groep als deze een manifest heeft opgesteld, als mensen zelf verklaren dat ze daadwerkelijk bepaalde kenmerken delen. Nu wordt het groepsgevoel van buitenaf opgelegd. “Wij” twintigers kunnen nog zo hard roepen dat we geen generatie zijn en dat we met rust gelaten willen worden, omdat we door anderen in een groep zijn geplaatst, gaan we ons daar toch naar gedragen. (Ik spreek nu ook vanuit een “wij”, omdat ik me als een “jullie” aangesproken voel.) Het is vergelijkbaar met het wekelijks lezen van de horoscoop. Al roep je dat je het onzin vindt, je herkent er toch iets in, dat internaliseer je en voor je het weet roep je: “Je moet mij niet laten kiezen hoor, ik ben een Weegschaal, daar zijn wij heel slecht in.” Omdat narcisme en zelfbewustzijn zogenaamde generatiekenmerken zijn moeten twintigers zich er ook steeds tegenover verhouden, wat een vicieuze cirkel van zelfbespiegeling veroorzaakt. Onder twintigers is het bijna etiquette om een Facebookpost over iets wat je hebt geschreven of gemaakt gepaard te laten gaan met de verontschuldigende zelfbewuste mededeling “daar ga ik weer met mijn schaamteloze zelfpromotie”.
Alleen gelatenheid
In de film Oh Boy (2012) zag ik onverwacht tegengif voor het stereotype generatiedenken. Oh Boy lijkt op het eerste gezicht enorm op Frances Ha. Beide films zijn om onduidelijke redenen gefilmd in zwart-wit, beide gaan over een eind-twintiger wiens leven overhoop ligt en beide spelen in een wereldstad (Berlijn en New York). Maar daar houden de overeenkomsten op. Waar Frances kwebbelt, zwijgt Niko (Tom Schilling) in Oh Boy, waar zij een richting zoekt, laat hij zich juist meewaaien met de wind. Als het om stuurloosheid gaat is dat een cruciaal verschil. De typische Millennial is namelijk weliswaar zoekende, maar minstens even ambitieus (zie bijvoorbeeld de generatie-special van De Groene). Dat past bij het narcisme. In Oh Boy zien we daar niets van terug. Niko merkt aan het begin van de film dat hij geen geld meer kan pinnen, zijn vader blijkt zijn toelage te hebben stopgezet omdat hij niet netjes studeert. Het is een situatie die we kennen uit de eerste aflevering van Girls: “We’re cutting you off.” De ouders die steeds voor het volgroeide kind gezorgd hebben, hebben er opeens genoeg van, waardoor het kind gedwongen wordt keuzes te maken, voor zichzelf te gaan zorgen. Lena in Girls protesteert heftig en worstelt zich vervolgens een weg naar de volwassenheid, met als ultiem doel om schrijfster te worden. Bij Niko is er alleen gelatenheid. Zijn enige ambitie: een kopje koffie scoren. In de tussentijd komt hij met de meest uiteenlopende types in aanraking. In zijn nieuwe staat van zijn lijkt hij losgesneden van tijd en ruimte. De anderen praten en praten en hij kijkt ze alleen maar aan, scherp en tegelijkertijd vol mededogen. Hij ziet, en doorziet, maar oordeelt niet.
De twintigers die je vaakst en het hardst hoort zijn doorgaans de meest narcistische.
Je zou kunnen speculeren dat Niko depressief is, maar dan doe je de film geen recht. In Oh Boy is de richtingloosheid geen puberale periode waar je doorheen moet, het is het uitgangspunt voor een nieuwe manier van zien, die tegelijkertijd heel oud is. De blik van de buitenstaander, de flaneur, de nietsnut, die puur door niet mee te draaien in de ratrace maatschappijkritiek beoefent. De hoofdpersoon in Oh Boy zou evengoed veertig kunnen zijn, of vijftig. Maar hij is eind twintig en door de uiterlijke overeenkomsten met Frances Ha krijgt dat gegeven een lading. Mensen van dezelfde leeftijd kunnen zich in zeer gelijke omstandigheden bevinden en toch diametraal andere richtingen opgaan. In de termen van Trainspotting heeft Frances voor “life” gekozen: een vaste baan, uitzicht op een eigen appartement en een relatie – kortom: volwassenheid. Niko weet het nog niet zo, maar hij zal de laatste zijn om ons lastig te vallen met zijn twijfels. Zulke twintigers zijn er ook, meer dan je denkt, je hoort ze alleen niet. De twintigers die je vaakst en het hardst hoort zijn doorgaans de meest narcistische. Dat is nu niet anders dan vijftig jaar geleden.
Emy Koopman was jarenlang Hard//hoofd-redactielid en is literatuurwetenschapper, psycholoog en schrijver. Ze debuteerde in 2016 met de roman Orewoet. Haar meest recente boek Tekenen van het universum verscheen in januari 2022 bij uitgeverij Prometheus.
Liesbeth de Feyter studeerde schilderkunst en beeldverhalen aan Sint Lucas in Brussel. Ze werkt als freelance illustrator en striptekenaar en maakt poëtische beelden met een luguber kantje.