In de jaren negentig was alles anders op de boerderij van Willems ouders. Willem wordt uit bed gehaald om mee te helpen bij de geboorte van een kalf. Kijk hier voor de overige delen van deze serie.
Midden in de nacht schrok ik van een gestalte in mijn slaapkamer.
"Er moet er eentje kalven. Kun je even helpen?"
Ik kreunde en draaide me om, mijn gezicht naar de muur.
"Mama is ziek. Ik zie je zo."
En weg was mijn vader.
Ik deed alsof ik hem niet had gehoord en bleef liggen. Als hij er de volgende dag naar zou vragen, zou ik zeggen dat ik niet goed wakker was toen hij naast mijn bed stond. Ik sloot mijn ogen, maar viel niet in slaap. Ik stelde me voor hoe mijn vader in zijn eentje in de weer was in het afkalfhok. De onrust in mij groeide. Ik kon het gewoonweg niet maken om te blijven liggen.
In de stal was het onrustig. Hier en daar loeide een koe. Een aantal stond vlak achter het muurtje van het afkalfhok. Ze probeerden om en over het muurtje te kijken, maar dat lukte niet. De koe die moest kalven lag plat op haar zij. Twee pootjes staken uit haar lijf. Mijn vader had alles klaar staan.
"Doe een overall aan", zei hij.
"Nee."
In mijn pyjama kroop ik onder het voerhek door het hok in. Mijn vader bond touwtjes aan de poten van het kalf. Aan de uiteindes van de touwtjes zaten houten blokjes, bedoeld als handvat. Ik hield het ene blokje vast, mijn vader de andere. De koe perste.
"Nu!" riep mijn vader.
We trokken. Ik gleed uit en viel met mijn pyjama in het vieze stro. Mijn vader keek niet om. Hij was alleen met het kalf bezig. Je kon de neus nu zien. De tong hing naar buiten, dat hoorde zo, al zag hij wel blauw. Bij de volgende wee trokken we een stuk harder. Het kalf was half uit de koe. Mijn vader zei dat we moesten blijven trekken tot het dier er helemaal uit was. De koe kreunde. Toen het kalf op de vloer lag, stak mijn vader zijn hand in de bek om het slijm eruit te halen. Er zat nauwelijks beweging in.
"Verdomme!" riep mijn vader.
Snel greep hij het glibberige kalf stevig vast en hing het over het hek. De kop bungelde aan de ene kant, de achterpoten aan de andere kant.
"Water! Nu!"
Ik pakte de emmer uit de hoek en gooide hem leeg over de kop van het kalf. Het dier bewoog, de poten spartelden. Nog even liet mijn vader het kalf ondersteboven hangen en legde het toen voor de koe neer.
"Een maaltje", zei hij en zuchtte diep. Het zweet stond op zijn voorhoofd.
Ik zweeg.
Even later was hij verdwenen. Waarschijnlijk moest hij iets pakken en zou hij elk moment terugkomen. Ik vreesde dat ik nog een klusje voor hem moest doen. Haastig waste ik mijn handen en rende naar het woonhuis.
In de hal botste ik tegen hem op. Hij had zijn overall nog aan en leek op weg naar buiten, naar de stal. Ik ging ervan uit dat ik met hem mee moest, maar dat vroeg hij niet. Hij wees slechts naar mijn pyjama.
"Die kun je wel weggooien."