Maartje krijgt een vriendschapsverzoek van een man uit Gambia. Ze heeft hem nog nooit ontmoet, maar sinds wanneer is dat een voorwaarde om vrienden te worden...
Regelmatig vraag ik me af of mijn vrienden ‘echt’ zijn. We zitten in een park, of eigenlijk is het een grasveld onder een stolp, waar de zon altijd schijnt. Het park is ruim opgezet, toch kun je elkaar niet ontlopen. Mijn vrienden en ik delen intimiteiten, we vertellen over een nieuwe baan of relatie en sturen uitnodigingen voor feestjes waarvan het niet uitmaakt of je komt. Het gaat erom dat je bent uitgenodigd en dat het feest na afloop op ‘je muur’ verschijnt. Ik ken de achternamen van mijn vrienden, en hun verjaardagen, opleidingen, hobby’s, woon- en geboorteplaatsen, gezinssituaties, vakantieplannen. Bladerend door spectaculaire wereldreizen, vind ik een foto leuk, zeg tegen die vriend dat hij er goed uitziet, wat hij op zijn beurt weer leuk vindt. We hebben elkaar nog nooit ontmoet.
In het Facebook-park leven we voor applaus
Online is niets echt, maar alles is zichtbaar. Daarom is het belangrijk hoe je erbij loopt. In het park dat Facebook (of ieder ander sociaal netwerk) heet, spelen we betere versies van onszelf. We zijn schimmen op de wand van een grot, maar dan mooie schimmen, geprojecteerd in hoge resolutie, al dan niet gephotoshopt. De profielfoto is een still uit mijn leven, een pose. Het is een snapshot van een succesmoment waarop ik heel even ben wat ik wil worden. Ik sta op een podium, kijk een tikje arrogant, buik in, lippen getuit. De mooie foto wordt leuk gevonden. Bij een lelijke foto kijken we de andere kant op, irritante vrienden verbergen we met één muisklik. In het Facebook-park leven we voor applaus. Elke foto, elk bericht, iedere statusupdate wordt onmiddellijk beoordeeld. Dit houdt de kwaliteit op peil. Alleen het beste komt bovendrijven in de nieuwsfeed van mijn vrienden.
Illustratie: Gemma Pauwels
Buiten de stolp doe ik er alles aan om mijzelf omhoog te werken. Daar ben ik een representatie van de online vriend die ik wil zijn. Ik ga naar een feestje en dans voor de foto, met een publiek in gedachten.
Een vriend die ik niet ken
Een man uit Gambia stuurt mij een vriendschapsverzoek. Zijn foto zegt me niets, hoewel we gemeenschappelijke vrienden hebben. Hij is nog niet lang op Facebook maar erg actief. Zijn profiel is openbaar en ik zie dat hij in korte tijd enorm veel vrienden heeft gekregen, soms wel 20 op een dag. Zij reageren op zijn foto’s, plaatsen berichten op zijn muur. Ik accepteer. Toch vraag ik me af of deze man wel echt bestaat.
Mijn achterdocht wordt gevoed door een aantal vrienden die de man en ik gemeen hebben. Van hen weet ik zeker dat ze niet echt zijn. Deze virtuele vrienden zijn bedacht, geschreven en gebouwd. Mijn eigen profiel is dan misschien een optimistische versie van wie ik ben, maar achter deze vrienden zit überhaupt geen persoon. Het zijn personages die verder gaan dan alterego’s of pseudoniemen, hun Facebook-profielen lezen als een nieuw soort roman.
Wanneer je je ‘bevriendt’ met zo'n virtuele vriend, val je in een los script dat (vaak door een schrijver of dichter) is uitgezet. Het personage staat niet op zichzelf, meestal ‘maakt’ de schrijver vrienden en familieleden die reageren op statusupdates van de hoofdpersoon en hem taggen in foto’s. Gebeurtenissen worden gescript en reacties van de figuranten op elkaar afgestemd. Op die manier wordt het verhaal vanuit verschillende perspectieven verteld. De lezer kan dus een actieve rol in het verhaal spelen, maar omdat de meeste virtuele personages een openbaar profiel hebben, kun je ook vanaf de zijlijn meelezen.
De meest succesvolle personages laten ook in ‘het echte leven’ van zich horen, bijvoorbeeld in interviews of publicaties. Een enkele virtuele vriend heeft zelfs een acteur die het personage in de werkelijkheid speelt; de schrijver onderbouwt zijn virtuele verhaal met tastbare bewijsstukken.
Een vriend die nooit teleurstelt
Schrijver David Pefko veroverde eind 2011 literair Nederland met zijn personage Louis Nanet. Deze botte dichter schreeuwde voornamelijk beledigingen in Caps Lock. Zijn grove taal viel op onder de stolp, waar iedereen elkaar leuk vindt en vol stopt met mierzoete complimenten. Met zijn fictieve stem leverde David Pefko commentaar. Toch zijn deze virtuele personages geen heteroniemen (fictieve schrijverspersoonlijkheden). Het zijn geen marionetten die de schrijver gebruikt om uitspraken te doen waar hij zelf geen verantwoordelijkheid voor wil nemen. Het draait om de spanningsboog in het verhaal, de fictie die voor het virtuele bestaan van Louis Nanet geschreven is.
Inmiddels heb ik steeds meer Louis Nanets onder mijn vrienden. Je hebt Emma Van Lichtenbergh Caestert de geile politicologe, de opgepompte Steroid Vladimir, Paul Breitner de op geld beluste literair agent en het meisje dat zichzelf Plankje noemt en ondervoeding en anorexia leuk vindt. Het ene personage is overduidelijk verzonnen, bij de ander heb ik enkel dat vermoeden omdat onze gemeenschappelijke vrienden schrijvers zijn, die ook virtuele personages maken.
Het meisje is eigendom van de mensen die invulling geven aan haar personage
Het hebben van actieve vrienden is voor een virtueel personage van levensbelang. In Japan is bijvoorbeeld Hatsune Miku een ware popsensatie. Dit mangameisje met opwaaiend rokje en blauwe paardenstaarten werd in 2007 ontwikkeld door Crypton Future Media. Mangakunstenaar Kei Garō ontwierp haar uiterlijk, maar de duizenden fans bepaalden haar karakter en laadden het personage. Er zijn al meer dan 100.000 liedjes voor Hatsune geschreven en tijdens haar megashows danst ze de dansjes die door haar fans bedacht zijn. Het meisje is eigendom van de mensen die invulling geven aan haar personage, hierdoor is de virtuele ster voortdurend in ontwikkeling.
Hatsune, die op het podium geprojecteerd wordt, ziet er naast de levende bandleden opvallend klein uit. Toch zijn de fans niet teleurgesteld, het hologram is immers niet minder echt dan een YouTube-filmpje van de ster. Hatsune Miku bestaat alleen in gedachten, voor elke fan is zij iemand anders. Een virtueel idool dat, om die reden, niet teleur kán stellen.
Een vriend die niet bestaat
Of mijn vrienden onder de stolp echt zijn heeft volgens mij niet zoveel te maken met of zij daadwerkelijk bestaan. In de documentaire Catfish (2010) heeft de jonge fotograaf Nev Schulman intensief contact een ‘Facebook-familie’ zoals hij hen noemt. Hoewel ze elkaar nooit ontmoet hebben en maandenlang alleen via Facebook en telefoon communiceren, wordt hij verliefd op de aantrekkelijke oudste dochter, Megan. Wanneer hij haar gaat opzoeken blijkt dat die Megan niet bestaat. Haar moeder, een ongelukkige huisvrouw, beheerde de geïdealiseerde versies van haar familieleden en hun vrienden op Facebook. Nev had dus al die tijd met maar één persoon contact.
Door de opkomst van virtuele personages, vraag me ik af of al mijn Facebook-vrienden wel echt bestaan. Hoe meer interactie er is, hoe echter de vriendschap voelt, ook al weet je nooit zeker welke gebrekkige, lichamelijke versie er achter die mooie profielfoto schuilt. In dat opzicht lijken mijn 'echte' vrienden en mijn fictieve vrienden op elkaar. Online spelen we allemaal een rol, we nemen een pose aan om voor onze vrienden zo aantrekkelijk mogelijk te zijn. Mijn leven is niet gescript, maar wat ik ervan deel is wel bedacht.
Illustratie: Gemma Pauwels
De man uit Gambia die ik niet kende, heb ik na een week weer ontvriend. Ik vond de artikelen die hij deelde niet interessant, zijn updates niet grappig. Een saaie vriend is als een slecht boek. Waargebeurd of niet; als het niet goed geschreven is, wil niemand het lezen. We zijn vrienden op Facebook om elkaar te vermaken. We ontmoeten elkaar in een virtuele omgeving die is vormgegeven als een lachspiegel. Daar is geen ruimte om verdriet te delen, er wordt alleen maar leuk gevonden. Vorige week hebben mijn ouders onze oude hond laten inslapen. Hoe lullig dat ook klinkt, nu ik dit opschrijf moet ik er weer van huilen, alsof het mijn oma was. Toch durf ik dat niet te delen, omdat ik bang ben dat het pathetisch overkomt. Dus blijf ik lachen op Facebook, en zo zien mijn vrienden me, alsof er niets veranderd is. Alsof in mijn leven altijd de zon schijnt.
__
Dit artikel verscheen in het tijdschrift De Vriend dat is uitgegeven ter gelegenheid van de My Friend. My Enemy. My Society. manifestatie van Castrum Peregrini. Tijdens deze manifestatie organiseert hard//hoofd een wedstrijd waarbij zes deelnemers ieder een virtuele vriend maken.