In een hete zomer wordt een volkstuinencomplex opgeschrikt door de komst van een onbekende man. Een verhaal in zeven delen. Deze week: de schuldige bekent.
Illustratie: Bette Adriaanse
Het proces
Jasper zat in zijn kar achter een hoge tafel in de kantine. Hij had een hamer waarmee hij op een stuk steen sloeg. Hij en de vreemdeling hadden die ochtend de kantine ingericht voor het proces. Tegenover Jasper stonden twee kleine tafels, daarachter een rij stoelen. De vreemdeling zat aan het linkertafeltje, Jaap, Nel Schenk en Avar aan het rechtertafeltje. Sunshine zat achterin met haar armen over elkaar en naast haar zat Peter te draaien op zijn stoel. Er was alleen een schemerlamp aan, voor de rest was de kantine donker. De vreemdeling was een lijst aan het voorlezen.
‘Een koffer, een zijden pyjama, acht kostuums, een tapijt, gordijnen, ramen, een dak, een matras en een dekbed, een lamp, een bureau, een televisie, acht kussens, een zaklamp, vijf zonnebloemen en negenhonderdvijfentwintig euro in briefgeld. Ik slaap niet meer goed en ik heb problemen met ademhalen.’
‘Kom op zeg,’ riep Avar luid. ‘Er is pas één nacht voorbij.’
De vreemdeling hoestte. Hij wiep een schuine blik op Avar.
Nel Schenk schoof haar stoel naar achter en stond op. ‘Edelachtbare,’ zei ze zo plechtig mogelijk, ‘ik wil graag als eerste mijn onschuld bewijzen.’
Ze had een lange rok aangetrokken en haar haren opgestoken. Haar handen trilden toen ze voor Jaspers tafel haar dagboek uit haar tas trok.
‘Dit is het bewijsstuk,’ zei ze.
Ze draaide zich om naar het publiek en hield het ook voor hen omhoog. Jasper knikte. Met luide stem begon Nel Schemk voor te lezen.
‘Woensdagavond. Het is nu vijf voor half een in de avond en ik lig op dit moment in bed in mijn kamer mijn serie te kijken die tot half twee duurt. Ik ga niet naar buiten. Sarah heeft nog steeds geen antwoord gegeven op het aanzoek van Rick, maar ze heeft al wel een trouwjurk uitgezocht met Brian, die daar heimelijk kapot aan ging. Mike heeft een trip naar het meer gepland om het goed te maken met Sarah, maar weet niet dat daar een moordenaar rondloopt. Hij stuurt haar vooruit om de spullen te brengen. Het is half twee woensdagavond. De serie is afgelopen en ik lig nog steeds in mijn bed in mijn kamer. Ik merk dat ik langzaam in een diepe slaap val, die zal duren tot de ochtend, waarbij ik geen enkele keer wakker wordt, of uit mijn bed kom om de deur uit te gaan.’
Nel maakte een soort buiging en legde haar dagboek voor Jasper neer. ‘Je kan het allemaal nalezen.’
Voordat ze zich omdraaide legde ze haar hand even op die van Jasper en zei met zachte stem ‘Ik ben onschuldig’ tegen hem. Daarna draaide ze zich om en ging op een van de stoelen naast Sunshine zitten.
‘Maar ik ben ook onschuldig,’ zei Jaap. Hij was van het tafeltje opgestaan. Ook hij had zijn nette kleren aan en zijn haar gekamd. Jaap haalde een opgerold stuk papier uit een plastic tas en rolde het uit.
‘Het bewijs dat ik mij woensdagnacht om half drie in mijn huis voor de spiegel bevond.’
Op het papier dat hij omhoog hield was een zelfportret van Jaap te zien, gezeten voor de spiegel. Achter zijn rechteroor hing een bijzonder grote langwerpige digitale klok die aangaf: Woensdag 2:30.
Met een gespannen gezicht legde hij zijn bewijsmateriaal voor Jasper neer en liep terug naar de stoelen, waar hij van de zenuwen bijna naast ging zitten.
De vreemdeling en Jasper keken nu naar Avar, die als enige verdachte over was.
‘Oh,’ zei Avar, ‘ben ik.’
Hij draaide zich om en knikte naar Peter, die opstond uit zijn stoel en zijn handen aan zijn broek vegend naar voren liep.
‘Ik heb het gedaan,’ verklaarde Peter.
Even was iedereen stil. Toen stond de vreemdeling op en deed zijn zonnebril af.
‘Wat?’
‘Ja,’ zei Peter. Hij had zijn hoofd zo diep gebogen dat de bovenkant van zijn haar te zien was. Het werd al een beetje dun op de kruin.
Avar ging naast Peter staan. Hij haalde uit een plastic tas het lijk van de reiger, dat hij voor Jasper neerlegde. Vervolgens haalde hij kleren uit de tas, die volledig met roet besmeurd waren. Het waren een bruine polo en een korte broek, zoals Peter ze altijd droeg. Hij spreidde ze uit op de tafel.
‘Peter kon woensdagnacht na de begrafenis van Fernando niet slapen. Hij is buiten gaan rondlopen en toen hij bij het huisje van de vreemdeling kwam heeft hij het in brand gezet. Uit onmacht.’
Peter trok aan de onderkant van zijn T-shirt. ‘Ik doe soms domme dingen,’ zei hij, ‘ik weet niet waarom ik het doe.’
‘Ja,’ zei Avar. ‘Uit onmacht. En ik ben dus onschuldig.’
Hij glimlachte naar Sunshine.
De vreemdeling stond op uit zijn stoel.
‘Hoe kwam je dan aan de benzine?’ vroeg hij aan Peter.
‘Die heeft hij uit Jaaps schuur gepakt,’ zei Avar.
‘Uit de schuur,’ zei Peter.
’En hoe laat was dat dan Peter?’ vroeg de vreemdeling.
‘s Nachts,’ zei Peter.
‘Dat soort dingen weet hij niet,’ zei Avar.
‘En de reiger is dus ook jouw schuld,’ zei de vreemdeling. ‘Dat heb jij gedaan?’
Peter barstte in snikken uit.
‘Zijn al die vragen echt nodig?’ Nel Schenk stond ook op. ‘Peter heeft toch bekend. Het is al erg genoeg.’
‘Maar ik geloof het niet,’ zei de vreemdeling. Hij draaide zich om naar Sunshine. ‘Had jij niet een droom?’
Sunshine keek naar Peter. Daarna keek ze naar haar vader. Hij stond op zijn tenen. Altijd als hij zenuwachtig was ging hij op zijn tenen staan.
‘Dromen zijn niet echt,’ zei ze zacht. ‘Dit is echt, dit hier en nu.’
‘Het is nu toch duidelijk,’ zei Avar tegen Jasper.
‘Ja,’ viel Jaap hem bij. ‘We moeten Peter een beetje met rust laten. Het is al erg genoeg voor hem. Straks is hij zijn huis kwijt, en het is nog een mooi huis ook, recht naast het washok. Witte muren, en ruimte voor een schuur.’
‘Hmm,’ zei Jasper.
‘Ik heb het echt gedaan,’ zei Peter huilend.
‘Dat lijkt me dan duidelijk,’ zei Jasper. Hij sloeg met de hamer op de steen. ‘Bij deze vind ik Peter schuldig aan artikel 4.3.’
Einde
Sunshine zat met Peter aan de rand van de sloot achter haar huisje. Ze zeiden niets, al een tijd niet. Sunshine wist sinds de brand niet meer goed wat ze tegen hem moest zeggen en Peter zelf zei nog minder dan eerst.
Hij woonde nu in het schuurtje naast de takkenversnipperaar. Aan zijn muur hing het vonnis dat Jasper op een vel had gekalligrafeerd. Jasper woonde in het huis van Peter naast het washok en de vreemdeling, die ze nu Kees noemden, had zijn huis opgebouwd met hulp van Avar, Jaap en Nel Schenk.
Sunshine en Peter keken stil naar het bruine water in de sloot. Ze lieten de slijmerige modder tussen hun tenen sijpelen en volgden met hun ogen de bladeren die uit de bomen dwarrelden.
-
Bette Adriaanse is schrijfster en beeldend kunstenaar. Ze maakt tekeningen, schrijft fabels, verhalen, en heeft net haar eerste boek af. Ze publiceert in Engeland en Nederland. www.betteadriaanse.nl