Asset 14

De flaneur sleept niet met zijn voeten

Michiel Leen arriveert in Parijs met het vaste voornemen het geheim van het flaneren te doorgronden. Het lijkt hem te lukken. Maar al gauw begint de naïviteit van zijn expeditie te wringen.

'Hoog tijd dat jij leert flaneren,' gooit Ella me voor de voeten op een Brussels terras, najaar 2013. Ze zegt het met een meewarige blik op mijn afgetrapte bottines met hun gebutste neuzen en gehavende zolen. Altijd gehaast, geen tijd om te kijken waar ik mijn voeten zet, geen tijd om net voor het rendez-vous even in een winkelruit te kijken hoe ik erbij loop. Ik kan haar geen ongelijk geven.

'Maar waar dan?' vraag ik. Flaneren, het woord roept bestudeerde nonchalance op, een ontspannen flair. Slenteren, dat ken ik, en dat lukt in Antwerpen wonderwel. En rondhangen is in Brussel geen probleem. Maar flaneren?

'Heb je al aan Parijs gedacht?' antwoordt Ella. Nee, dat heb ik niet. Zo ver reikt mijn horizon niet. De hare wel, dat weet ik. In een vingerknip kan zij beslissen om naar Milaan te gaan, Londen, Berlijn, of inderdaad, Parijs. ‘Zou nochtans iets voor jou zijn,' zegt ze.

Parijs is me steeds ontglipt. Voor het werk ben ik vaak genoeg in Frankrijk geweest, Parijs kwam in zicht, maar tot nu toe heb ik er nooit een voet gezet. Het plan was er wel, maar steeds kwam er iets tussen. Ruzies met vriendinnetjes. Onverwachte deadlines. Praktische bezwaren. De residentie van deBuren verplicht me om twee weken in de agenda te arceren: PARIJS! FLANEREN!

Veel tijd voor research is er niet. De definitie van flaneren heb ik wel opgezocht. ‘Wandelen om te kijken en gezien te worden,' zegt Van Dale. Kort en bondig, maar het zegt niet veel. Flaneren lijkt me in de eerste plaats iets wat je doet wanneer je er de tijd voor hebt. Een vorm van wandelen waarbij je, quasi-nonchalant, de stad tot decor maakt. Je slentert niet, want dat is niet elegant genoeg: de flaneur sleept niet met zijn voeten. Rondhangen is het ook niet, want dat woord draagt een lamlendigheid in zich die het flaneren niet heeft. Flaneren is toch ook een subtiele vorm van genieten.

De opdracht die ik mezelf stel is bedrieglijk eenvoudig: eenmaal geïnstalleerd in de Cité Universitaire, de metro nemen naar Saint-Germain-des-Prés en dan: flaneren maar! Als flaneren ergens lukt, dan toch wel hier in dit zesde arrondissement, ooit de pleisterplaats van de existentialisten, Sartre en De Beauvoir op kop.

Hoewel, de wandeling die volgt mag dan wel zonder welomlijnd doel of eindpunt zijn, ik heb nooit het gevoel dat ik de groove te pakken heb. Flaneren is moeilijk in straten waar je nooit eerder geweest bent. Met je toeristenplannetje in de hand lukt het gewoon niet. Elke zweem van nonchalance verdwijnt als je op iedere straathoek de kaart moet bovenhalen, of prompt rechtsomkeert moet maken, omdat Rive Droite en Rive Gauche niet hetzelfde zijn als de Antwerpse Linker- en Rechteroever, en je al gauw helemaal de weg kwijt bent.

De succesvolle flaneur geeft op zijn minst de indruk dat hij thuishoort op de plaats waar hij is. Waar hij heen gaat mag onduidelijk zijn, ook voor hemzelf, maar flaneren en de facto verdwaald zijn, dat gaat niet samen. Zie me hier lopen, klungelend met de kaart, de pas gehaast, op zoek naar een herkenningspunt in straten die ik nog nooit gezien heb.

Illustratie: Josse Blase

Kijken en bekeken worden, het hoort erbij volgens de definitie. Neem het van me aan: het woordenboek bedoelt ‘bekeken worden zonder dat het onwennig wordt.'  Als de flaneur zich aangegaapt weet, valt hij uit zijn rol. Je kunt er maar beter netjes bijlopen, zeker in Parijs. Het is niet zo dat iedereen die mijn pad kruist erbij loopt als was hij of zij net ontsnapt uit de nieuwe catalogus van Yves Saint Laurent of Christian Dior, maar het scheelt toch niet veel.

Mijn vestimentaire keuze mag dan ook ongelukkig heten. Ik draag een  T-shirt met daarop in koeienletters de naam van mijn favoriete new wave band. Het is al erg genoeg dat ik op de Boulevard Saint-Michel niemand anders tegenkom met een band-T-shirt. Het wordt gênant wanneer ik de Parisiens luidop zie denken:  ‘Echo et les Bunnymen? Qu’est-ce que c’est ça, alors?'

Weet je wel van jezelf of je aan het flaneren bent?

Op de derde dag van ons verblijf verlaat ik ’s middags de Cité Universitaire zonder stadsplannetje op zak. Het T-shirt heb ik ingeruild voor een hemdje, al wil ik enkel een hapje eten scoren en dan terugkeren. Het draait anders uit. Na het middagmaal moet ik vaststellen dat ik de weg naar het metrostation bijster ben. Geen paniek. Blijven wandelen. Ik heb de hele namiddag. Het weer is best aangenaam, geen zorgen. Ik volg de richtingaanwijzers naar Jardin du Luxembourg, maak een ommetje langs de pélouse interdite – strikt verboden het gazon te betreden – en de pélouse autorisée – voetballen en tikkertje spelen toegestaan – en blijf een poosje staan kijken naar de speelgoedbootjes op de grote vijver in het midden van het park. Een postkaartje waar ik even deel van uitmaak.

Wanneer ik de jardin verlaat, stuit ik op een richtingaanwijzer voor het museum Ossip Zadkine. Ik besluit het museum, het vroegere atelier van de beeldhouwer bij wie Jan Wolkers in de leer ging, mee te pikken. Waarom ook niet? De namiddag strekt zich nog ver voor me uit. Na het museumbezoek vind ik, als bij toeval, het metrostation terug waar ik enkele uren eerder ben uitgestapt en spoor terug naar de Cité. Een ontspannen gevoel maakt zich van me meester.

Collega Seb vraagt me ’s avonds wat ik die dag heb gedaan. Ik doe het relaas van mijn warrige namiddagwandeling. 'Oh, maar dan heb je geflaneerd vanmiddag?' ‘Als jij het zegt,‘ antwoord ik enigszins perplex. 'Zie je wel, ik kán het!' jubelt het in mij. Alleen spijtig dat ik het zelf niet door heb gehad.

In de dagen die volgen treed ik de stad met meer zelfvertrouwen tegemoet. Ik snuister tussen de boekenstalletjes langs de Seine en ga op jacht naar souvenirs. Alle kaartjes die ik naar het thuisfront stuur – Le baiser de l’hôtel de ville van Doisneau voor mijn vriendin, het terras van café Flore voor de ouders, jazzmuzikanten in Saint-Germain-des-Prés voor Ella – baden in dezelfde zwart-witte nostalgie.

Op een terrasje aan de Boulevard Saint-Michel, schrijf ik een briefje naar een dierbare kameraad die ‘thuis is achtergebleven,’ zoals ik dat intussen omschrijf. Met de autoriteit die ik mezelf na vijf dagen in de lichtstad meen te mogen toedichten, schrijf ik hem dat we dit avontuur volgend jaar moeten overdoen, hij en ik en onze vriendinnen. ‘Ik begin me hier thuis te voelen,' besluit ik overmoedig.

Ach, het zal wel. Zijn die Parijse boulevards niet de ultieme platgetreden paden? Misschien moet ik maar toegeven dat ik hier vooral op vakantie ben. Moet ik Hemingway achterna? Sartre? De cafés bezoeken die zij frequenteerden? Wat houd je eraan over, buiten een forse caférekening? Vaart op het terras van café de Flore plots de geest van Sartre in mij? Hoegenaamd niet: bourgeois people and blasé waiters, Tripadvisor heeft gewoon gelijk.

Ik moet eerlijk blijven tegenover mezelf: het is de eerste keer dat ik hier voet zet. Elke straathoek die ik omsla, sla ik voor de eerste keer om. Als het al een avontuur is, speelt het zich grotendeels af in mijn eigen hoofd. Ik heb nog geen aanknopingspunten om door te dringen tot wat hier écht leeft. Node leef ik hier in toeristenmodus, al laat ik de Eiffeltoren en het Louvre links liggen. Veel liever neem ik, na het late ontwaken, de metro naar de binnenstad om nog meer impulsaankopen te doen in boekenstalletjes, om de krant te lezen op een terras met een café-crème, of iets sterkers. Op deze manier valt het nog best uit te houden, gesteld dat de bankrekening het volhoudt.

Maar zelfs dan kan je er niet omheen: Parijs, onder haar glanzende vernis, is een vermoeide stad. De metrostations zijn morsig, de straten stoffig en vuil. Ik kiek het standbeeld van Voltaire in zijn droevige tuintje. Diderot gaat schuil onder een laag duivenstront. Auguste Comte, op het pleintje bij de ingang van de Sorbonne, wordt langzaam overmand door mos.

En er broeit hier van alles. Toegegeven, ik moet het ook maar in de krant lezen. Het begint wanneer ik Le Monde inruil voor Le Parisien, en voor de verandering een krant onder ogen krijg waar daadwerkelijk nieuws in staat, in plaats van paginabrede speculaties over de pirouettes van de macht in het Elysée. Stadskrant Le Parisien vertelt over de spanningen in de wijk La Goutte d’Or, waar de belaagde politie schreeuwt om versterking. Het WK voetbal bereikt een kookpunt. Blijkt dat nogal wat jonge Parisiens van Maghrebijnse afkomst niet supporteren voor Les Bleus. Hun steun aan de Algerijnse of Marokkaanse elftallen is niet zozeer ingegeven door nostalgie naar het land van de voorouders, maar uit afkeer van Frankrijk.

In de ramsjbak bij Fnac in Les Halles stuit ik in het begin van onze tweede week in Parijs op de dvd van La Haine. Ik besluit een avond in de Cité te blijven en de film te bekijken. Het verhaal is twintig jaar oud. Toen rotte het al in de beruchte banlieues. In de hele film is er niet één scène zonder conflict. 'Jusqu’ici tout va bien … Jusqu’ici tout va bien …‘ herhaalt het hoofdpersonage, tot er een schot af gaat en het scherm zwart wordt. Ik voel me steeds ongemakkelijker bij de naïeve opzet van mijn expeditie in Parijs-zoals-je-het-je-altijd-al-had-voorgesteld. Als je maar niet te ver noordelijk of oostelijk afdwaalt, hoef je daartoe niet eens oogkleppen op te zetten.

'Wat wil je ook, met 25 miljoen toeristen per jaar?' zegt Adriaan van Dis, wanneer ik hem bij zijn doortocht in Biermans-Lapôtre vraag hoe hij die tweeledigheid ervaart. ‘Er is het romantische, heerlijke Parijs. Maar buiten de Périphérique is het een ander verhaal. Er is wel degelijk een ander, een krassend Parijs.' En Van Dis kan het weten, getuige zijn boek Stadsliefde. Zeker, ook in die bundel vind je de wufte observaties van de francofiel, verliefd op het ideaalbeeld van de lichtstad. Maar Van Dis is door de jaren heen Parisien genoeg geworden om de chaotische werkelijkheid van de hedendaagse metropool te zien. Dit is een stad in de eenentwintiste eeuw, hoeveel geld en middelen het ‘officiële’ Parijs ook besteedt om dat te maskeren. Enkele maanden later zal blijken dat die spanningen ook wereldschokkende uitschieters kennen. In juli 2014 was nog niemand van ons Charlie.

Ik kan niet anders dan met gemengde gevoelens terugkijken op mijn verblijf in Parijs, me lichtjes ongemakkelijk voelen bij de naïviteit ervan. En toch, Ella had gelijk: Parijs was het beste decor om, hoe kortstondig ook, me over te geven aan dit frivole onderzoek. Mijn eerste indruk van Parijs blijft positief, en het is mijn stellige voornemen om de stad in de toekomst grondiger te verkennen. Zonder stadsplannetje, zonder plan tout court, als een ware flaneur. Alsof ik nooit wat anders gedaan heb.

 

Michiel Leen (1987) werkt als freelance journalist, onder andere voor Knack.be, De Standaard en culturele publicaties als Ons Erfdeel, Verzin en Rekto:Verso.

Deze tekst kwam tot stand in het kader van een residentieproject van het Vlaams- Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de stichting Biermans – Lapôtre.

 

Mail

Josse Blase is een illustrator, afgestudeerd aan de Hogeschool van Kunsten in Utrecht. Zijn stijl kenmerkt zich in humor, kleur, speelsheid en een groot gevoel voor detail.

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
test
het laatste
Eiland zonder eilandjes

Eiland zonder eilandjes

Bram de Ridder is vervangend psychiater op Bonaire. Maar hoe moet hij zich als witte zorgprofessional verhouden tot de mensen van het eiland? Lees meer

De rode draad 1

De rode draad? Dat zijn wij, voor elkaar

Jihane Chaara is geen determinist, maar vraagt zich toch af of sommige ontmoetingen in het leven wel echt toeval zijn. Wat als we allemaal volgens een rode draad met elkaar verbonden zijn, zowel in ons huidige netwerk, als ook met degenen die op magische wijze ons leven in komen? Lees meer

Huizen, omhulsels

Huizen, omhulsels

Anne Schepers had nooit gedacht dat ze een huis kon kopen. Tijdens de verbouwing denkt ze na over huizen als politiek middel, hoe het is om als sociale klimmer ruimte in te nemen en waarom dromen over een fantasiehuis een privilege is. Lees meer

Huizen, omhulsels 1

richtingen, ruimtes, rijping

Anne Ballon schreef drie gedichten over een innerlijk dialoog. Met zachte, precieze en lichamelijke beelden neemt Anne ons mee in een conflict tussen een ‘jij’ die naar geborgenheid in seksuele ervaringen zoekt en een ‘ik’ die aan dit zoeken probeert te ontsnappen. Lees meer

:Consent als verzet: brieven over consent in een koloniale wereld

Consent als verzet: brieven over consent in een koloniale wereld

Consent is complex in een wereld gevormd door koloniaal geweld. Yousra Benfquih vraagt zich in haar eerste brief aan Alara Adilow af hoe consent een instrument kan worden van verzet. Lees meer

:Oproep: Hard//hoofd Biechtlijn

Luister de collectieve biecht uit 'Ssst'!

Voor Hard//hoofd magazine 'Ssst' verzamelden we biechten; de collectieve audiobiecht luister je hier! Lees meer

Met deze column kan ik de wereldvernietigen

Met deze column kan ik de wereld vernietigen

‘Maar als ik die column nu verder schrijf’ zegt Marthe van Bronkhorst, ‘dan komt deze informatie online, en kan ik die AI op ideeën brengen.' Lees meer

Iemand die in je gelooft

Iemand die in je gelooft

Jam van der Aa ontdekte pas laat dat ze autisme heeft. Toen ze jong was herkende jeugdzorg bovendien niet de rol van autisme in de onveilige situatie bij haar thuis. Ze was gedreven en nieuwsgierig, maar lange tijd op zichzelf aangewezen. Dit essay is een pleidooi voor betere jeugdzorg en gaat over veerkracht en jezelf leren begrijpen en vertrouwen. Lees meer

Stilte

Stilte

Haren wassen bij de kapper, of een ochtendkoffie in een treincoupé. Angelika Geronymaki neemt je in dit gedicht mee langs vormen van stilte. Lees meer

Automatische concepten 87

Van mijn spreekkamer tot aan Afghanistan

In haar behandelkamer zit Jihane Chaara als forensisch psycholoog niet alleen tegenover slachtoffers, maar ook tegenover daders van dwingende controle, een vorm van huiselijk geweld. Wat is het verband tussen deze psychologische, onderdrukkende machtstructuur van een individidu als meneer X in haar spreekkamer, en het regime van de Taliban in Afghanistan? Een essay over de verbinding tussen daderschap, ontkenning, grotere structuren van vrouwenonderdrukking en verzet. Lees meer

Lieve Yas 1

Lieve Yas

'Ik ben langzamerhand gaan inzien dat voor mij de scheidslijn tussen absolute vrijheid en eenzaamheid vaag is.' Mischa Daanen schrijft een brief aan zijn ex-date, die na een lange relatie vooral toe was aan vrijblijvendheid. Kan iets wel echte liefde zijn, als je beide andere voorwaarden stelt aan een relatie? Lees meer

Schieten op de maan

Schieten op de maan

'I shot the moon, and I’ll do it again if I have to.' Julien Staartjes vindt het moeilijk te bevatten hoe de wereld letterlijk in brand staat, maar er toch vooral ogen zijn gericht op wie de grootste raket kan bouwen. Daar kan geen fictie tegenop, maar je moet het toch proberen. Lees meer

Einde Schooldag

Einde Schooldag

Leerlingen zijn als tijdelijke passanten van wie je een hoop weet, maar nooit hoe het met ze af zal lopen. 'Ze zijn open eindes', zo schrijft Engels docente Charlotte Knoors in dit persoonlijke essay over de raadselachtige verhouding tussen docent en student. Lees meer

Zo rood als een kreeft

Zo rood als een kreeft

Wanneer twee Spaanse vrienden Ferenz Jacobs uitnodigen voor een protestmars tegen toerisme in Barcelona, voelt hij zich voor het eerst weer een 'outsider'. In dit essay richt hij zich op de gevolgen van massatoerisme op de permanente bewoners. Is er een ander soort toerisme mogelijk, buiten de logica van onderdanigheid, kolonialisme en uitbuiting om? Lees meer

Ik was elf

Ik was elf

In dit verhaal onderzoekt Jochum Veenstra waar de grens tussen fictie en werkelijkheid ligt voor kinderen. En tot welk punt kan je als ouder je zoon beschermen? Lees meer

Ze willen niet dat je dit weet over ons voedselsysteem 1

Kun je liefde delen?

Marthe van Bronkhorst onderzoekt polyamorie: 'Als ik mijn hart versplinterd heb, kan ik het dan minder hard breken?' Lees meer

Auto Draft 4

Tijd buiten de uren om

Micha Zaat sliep binnen een jaar in bijna 60 verschillende hotelkamers. In dit essay licht hij het fenomeen van de hotelkamer als liminaal object toe, en legt uit wat zo'n kortdurend verblijf voor gasten én kamers betekent en waarom het onmogelijk is om ouder te worden in een hotelkamer. 'In het bed waar ik gisteren droomde over sterven in een auto-ongeluk ligt nu iemand te masturberen.' Lees meer

Een ode aan de pornofilm 2

Een ode aan de pornofilm: Het Porn Film Festival Amsterdam

Porno is meer dan wat Pornhub en andere grote platforms ons voorschotelen. Het Porn Film Festival Amsterdam laat deze donderdag tot en met zondag zien, dat porno kwetsbaarder, artistieker en vrijer is dan velen verwachten. Emma Zuiderveen spreekt met organisatoren Erik ter Veld en Franka Bauwens. Lees meer

De macht van het lookje

De macht van het lookje

Columnist Loïs Blank analyseert de stijlkeuzes van Zuckerberg, en Ivanka en Donald Trump. Wat proberen ze met hun kleding te zeggen, en wat hangt er van hun kledingkeuzes af? Lees meer

Auto Draft 2

'Kunnen we vrienden zijn?': over een noodzakelijk veranderende mens-natuur relatie

Wanneer Jop Koopman afreist naar Lombok om de Indonesische visie op mens-natuurrelatie beter te begrijpen, gaat hij op pad met een lokale mysticus. In dit essay onderzoekt hij hoe we de verhouding mens-natuur opnieuw kunnen vormgeven; wat de agency is van onze omgeving, en waarom we vrienden moeten worden met alles rondom ons. Lees meer

Lees Hard//hoofd op papier!

Hard//hoofd verschijnt vanaf nu twee keer per jaar op papier! Dankzij de hulp van onze lezers kunnen we nog vaker een podium bieden aan aanstormend talent. Schrijf je nu in voor slechts €2,50 per maand en ontvang in september je eerste papieren tijdschrift. Veel leesplezier!

Word trouwe lezer