Complex
Het raampje geeft zich met één elleboogstoot over,
zoals verwacht. Je pleegt wel vaker een overleg
met jezelf net op weg nog: ‘Je kunt dit, je hebt dit
eerder gedaan.’ En sta je nu niet binnen?
Je hoorde het glas kletteren in ontzag.
In de gangen wil je voetafdrukken achterlaten die ze
morgen als boswachters kunnen volgen. In je vreemde
habitat druk je je tenen in de grond. Het galmt door
je aderen maar je plaatst je passen vluchtig en
stil. De intacte ramen houden angstig hun adem in.
Het gebouw omarmt je zoet, niets ongenoods aan.
Maar het gat in het glas had jouw vorm. Een kind
zelfs weet een blok in de juiste holte te proppen.
Ook als het alleen bij de kassa wacht. Je zoekt je
ouders maar vindt alleen maar lege schappen en
wat dacht jij wel niet? Van bovenaf bezien is het heldere
mazzel. Je hebt de stappen simpelweg doorlopen. Je
ontkent mompelend je eigen zweet. Een druppel arrogantie
loopt lang je hals naar je navel. Je drukt op het alarm.
Je maakt dat je niet wegkomt.
Lijnen trekken
Je kindertekening hangt nog steeds op het toilet.
Een treinspoor slingert het volledige blad over.
Er zijn geen afslagen. De trein komt altijd op tijd aan.
Hij staat stil op zijn bestemming en zal nooit vertrekken.
Zolang je hier zit, ben je veilig. Je hoeft niets
te vertellen of te verzwijgen. Met frisse tegenzin
schuif je weer aan. Je kijkt: dit zijn ze. Jouw mensen.
Maakt het dan nog uit wat je van ze vindt?
Hun stoelen kruipen dichter op de jouwe. Ze willen
je optillen. Je excuseert je, alweer. Bij terugkomst til je
ze allebei even kort in de lucht. Meteen ren je terug
naar de wc om het gewicht uit je vingers te masseren.
Je hebt gedronken met je ouders. De nacht is
een wankele tafel dus je blijft. In je kinderkamer
trek je een la open. Je kleurt door in je slaap.
Die tekeningen hang je niet op.