Lieve lezer,
Deze week paradeert, poseert en flaneert Hard//hoofd erop los, want wij zijn trots, en de hele wereld mag het weten.
In de Trotse week stellen we het thema ‘trots’ in al haar verschijningsvormen tentoon. Want trots heeft niet één vorm, kleur of stem, maar komt voor in zo veel gedaanten als er mensen op aarde rondlopen. Het kan een warme emotie zijn (het topje van Maslows piramide zelfs), maar kan voor je het weet ook heel grimmig en beklemmend worden. Wat als je bijvoorbeeld het idee hebt dat anderen onterecht trots op je zijn? Die vraag onderzoekt Thijs Joores deze week in zijn gedichten over het ‘imposter syndrome’.
Trots en schaamte zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden en de angst voor een negatieve trotsbalans zit diep in onze maatschappij ingebakken. Zo diep zelfs, dat we iemand die geen zin heeft om hun excuses aan te bieden vaak weg laten komen met het non-excuus: ‘Ik ben er niet trots op.’ Wieneke van Koppen hoorde Rico Verhoeven diezelfde woorden zeggen, na zijn ‘toevallige’ overwinning op Badr Hari. Ze beschrijft het in haar essay over opschepperige social media-berichten. En omdat we bang zijn te hoog van de toren te blazen, kondigen we goed nieuws vaak aan ‘met gepaste trots’, want god verhoede dat ons publiek daar vraagtekens bij zou stellen.
Trots is een vuur om je aan te warmen als je in de kou bent gezet
Toch is het heus niet altijd verkeerd om hoog van de toren te blazen. Voor de vele gemarginaliseerde groepen in onze samenleving kan trots dienen als een fluwelen harnas: wie weigert zich weg te laten zetten om hun geaardheid, identiteit of afkomst, harnast zich met eigenwaarde en pareert shaming met pride. Voor wie op welke manier dan ook niet voldoet aan heersende normen, fungeert trots als de laatste mentale verdedigingslinie bij een aanval op hun bestaansrecht, een vuur om je aan te warmen als je in de kou bent gezet.
Gepaste trots kan dus het allerindividueelste feestje zijn van de allerindividueelste identiteit. Maar wanneer gaat gepaste trots over in ongepaste trots? De laatste jaren zien we steeds vaker vormen van trots waar we zo onze bedenkingen bij kunnen hebben. Afgelopen zomer nog, toen enkele honderden betogers in Boston de straat op gingen voor een ‘Straight Pride’. Zij meenden op te komen voor een ‘onderdrukte meerderheid’ (en waren verreweg in de minderheid tegenover tegendemonstranten).
De trots van zulke dominante groepen is helaas wel vaker twijfelachtig en kan – zo leert de geschiedenis ons – ronduit gevaarlijk worden. Waar de trots van de één die van de ander overschaduwt, ligt superioriteitswaan op de loer. Helaas leert de geschiedenis ons ook dat de gevolgen van ongepaste trots zelden worden ervaren door de groepen die het luidst hun trots verkondigen.
Met een voorzichtig trotse groet,
Marte Hoogenboom
Adjunct-hoofdredacteur