Toen ik een jaar of vijf was nam mijn oma mij mee naar het circus. ‘‘Eén kind en één volwassene’’, zei ze tegen de kaartverkoper. Ik moest lachen. ‘‘Maar oma,’’ zei ik, ‘‘jij bent toch helemaal niet volwassen? Jij bent bejaard. Kijk toch eens in de spiegel.’’ Gelukkig lachte mijn oma er zelf het hardst om. Zij was dan ook de leukste oma ter wereld. En de mooiste en de grappigste. Ze mag dan al veertien jaar dood zijn, ik denk nog elke dag aan haar.
Deze anekdote is zo vaak op familiefeesten opgerakeld, dat ik niet meer kan zeggen of ik het mij daadwerkelijk herinner. Maar al lach ik elke keer maar weer mee, toch voelt mijn kleuterlogica ergens nog steeds heel vertrouwd. Kinderen, volwassenen en bejaarden zijn drie aparte menssoorten. Mijn dochter begrijpt dat heel goed. ‘‘Oma, oma,’’ roept zij soms een vrouw na die wij op straat passeren. Natuurlijk denkt ze dan niet dat dat háár oma is; zij ziet haar grootouders elke week en over hun identiteit kan dus geen misverstand bestaan. Nee, ze zegt ‘oma’ zoals ze ‘poes’ zegt wanneer ze een poes ziet, of ‘la’ wanneer ik vergeten ben de chocoladerepen uit het zicht te verbergen. Ik ben elke keer weer opgelucht als ik constateer dat de oma in kwestie een typische oma is, met grijs haar in een knot en een rollator. Dit soort oma’s vindt het helemaal niet erg om oma genoemd te worden, volgens mij vragen ze er zelfs een beetje om. Maar Annika wil ook weleens ‘oma’ juichen naar een vrouw van middelbare leeftijd, die zichtbaar elke ochtend haar tijd neemt om er jeugdig uit te zien. Ik roep dan verontschuldigend: ‘‘haar oma’s zijn jong en beeldschoon hoor,’’ en grijp dan naar mijn telefoon om de vrouw een foto van mijn moeder onder de neus te drukken, zodat er geen misverstand kan bestaan over de omvang van het compliment dat haar zojuist ten deel is gevallen. Maar vrouwen van middelbare leeftijd die zichtbaar elke ochtend de tijd nemen om er jeugdig uit te zien, kunnen verbazingwekkend hard lopen wanneer ze iets niet gehoord willen hebben.
Illustratie: Gino Bud Hoiting
Annika kan weinig kwalijk genomen worden. Mijn ouders en schoonouders zijn allen eind vijftig of begin zestig en hebben het met betaald en onbetaald werk, reizen, sporten, muziek maken en cultuur snuiven voorlopig veel te druk voor bingoavonden en heupoperaties. Onlangs kwam mijn schoonmoeder met haar oudere zussen bij ons op de koffie. ‘‘Toen ons grootje mijn leeftijd had,’’ zei de zus die zeventig was maar net zo goed vijfenvijftig had kunnen zijn, ‘‘zat ze de godganse dag sjaals te breien. Kilo’s wol gingen er in een week doorheen. De kerk kon ze op zeker moment niet meer kwijt. De hele regio werd voorzien, ook als het hartje zomer was. We hebben haar eigenlijk nooit leren kennen, want ze had alleen maar oog voor haar naalden en zei geen woord.’’ De ‘typische oma’ met rollator en grijs haar in een knot is, als je er bij stilstaat, steeds meer een zeldzaamheid in ons straatbeeld aan het worden. Ouder worden is tegenwoordig een proces dat zo geleidelijk gaat, dat je zomaar tot op je sterfbed een volwassene zou kunnen zijn.
En toch blijft het kinderoog eigenwijs de mensheid in drieën verdelen. Soms denk ik dan ook dat er een platoons Idee van het grootouderschap bestaat, dat uitsluitend door kinderen herkend kan worden. Dan kan je nog zo blakend van gezondheid en barstend van energie zijn, maar platoonse Ideeën hebben nou eenmaal de eigenschap eeuwig en onveranderlijk te zijn en daar valt dus onmogelijk tegenop te kleurspoelen of bergbeklimmen.
Maar zoals gewoonlijk zal de waarheid wel weer relatiever zijn dan dat. Al weet ik natuurlijk beter, mijn eigen kinderogen blijven op hun beurt stug hun eigenwijze orde aanbrengen. Voor mij zullen mijn ouders, ook als ze ooit aangewezen mogen raken op diensten als Tafeltje-dek-je, nog steeds tot de categorie ‘volwassenen’ behoren. Bejaard zullen ze dus nooit zijn, wat mijn dochter daar ook over denken mag. En al word ik dit jaar dertig, ik blijf mezelf zien als kind. Dat bedoel ik overigens niet op de pathetische wijze van mannen die met treintjes spelen, alsjeblieft niet zeg. Eeuwig jong blijven heeft me altijd een verschrikkelijke gedachte geleken; als kind al wilde ik juist zo snel mogelijk tot het knusse bejaardenrijk behoren. Ik blijf het echter, elke keer dat ik een circus bezoek, onwerkelijk vinden om een volwassenenkaartje te moeten kopen. Daarom heb ik voor dat soort gelegenheden ook een spiegeltje op zak.