De opa van Emma Stomp vertrok vanuit Curaçao naar Nederland. In haar gedichten observeert ze het gemis dat dat met zich meebrengt. 'Koop een wollen muts tegen de regen en kou, bid tweemaal daags voor je examens, denk aan thuis maar niet te veel, weet dat alles uiteindelijk is voorbestemd.'
Ik wil een luik naar het verleden
Dit gedicht begint niet met hoe je die middag ineenzakte,
werd thuisgebracht door een collega
die bij een willekeurig huis aanbelde en riep:
‘Er ligt een zieke man op de achterbank.’
In dit gedicht laat ik de tumor zo ver krimpen
dat de begrafenisstoet in omgekeerde richting
naar huis rijdt, je opstaat uit de kist
en zegt dat het allemaal een grap was.
Dit is hoe we opa tot leven wekken
en dit keer zal er zo veel gelach zijn,
groeistreepjes op de muur van al je zoons,
de promotie die je altijd wilde.
Twee minister-presidenten later bedank je God
voor elk kleinkind dat je wordt geschonken,
ben je nog altijd koningsgezind
in het land van de overheerser.
Diezelfde kleinkinderen die je later vragen
waarom er thuis geen Papiamentu werd gesproken,
en je zou je schouders ophalen,
iets mompelen over Europa en integratie,
zwijgend over jezelf uitwissen om vooruit te komen
want dat was de interpretatie
van het nakroost dat Gloria Wekker
en James Baldwin had gelezen.
Dit gedicht begint niet met hoe je die middag ineenzakte,
maar met een foto op de schouw
waar je kleindochter naar kijkt
terwijl ze het ruisen van de zee hoort.
Een leven zo voorspelbaar als opgevouwen was
Voorschoten – Willemstad
Mijn oma’s geheugen is een pad vol met kraters.
Meerdere bezoekers zijn hier vermist geraakt.
Loop niet verder. Je bent gewaarschuwd.
Ze zegt dat het leven niet meer dan een zucht is,
sneller dan de passaatwind, voor je het weet glipt
alles tussen je vingers door.
Op de hoek van de straat vroeg mijn opa of ze met hem meeging.
En ze wist dat hij het niet had over een rijtjeshuis
in een straat met coniferen. Een leven zo voorspelbaar
als opgevouwen was. Voor het donker naar huis fietsen.
En ze wilde nee zeggen, want ze had nog nooit
over stoffige wegen gereden,
een salamander tussen cactussen weg zien schieten.
Mijn oma brandt haar mond aan hete thee, noemt me bij de
verkeerde naam en toch besluit ik haar te geloven als ze vertelt
hoe haar antwoord luidde voor ze overstag ging.
(‘Ik zou wel willen maar ik weet niet hoe.’)
Niets over het achterlaten van dierbaren
of hoe ze eind jaren zestig vanaf de heuvel
Willemstad in lichterlaaie zag staan.
Of hoe ze een paar maanden later
hun spullen in dozen zouden stoppen,
hun hond en accent achterlieten op het eiland.
In mijn oma’s kraterlandschap blijven alleen
de mooie herinneringen bewaard.
AI wekt een foto hem tot leven, toch kan er niets tippen
aan het handschrift van mijn overgrootmoeder op luchtpostpapier
Ondertussen in Zeelandia
Ik kom uit een familie van brievenschrijvers.
De zinnen schuin, de uithalen zo groot dat het verlangen van de pagina’s spat.
Als ik aan mijn opa denk, ruik ik de kaarsen die we voor hem opstaken in verlaten kerken.
De wierook en zijn katholieke goedkeuring die we waarschijnlijk wel wegdroegen.
AI wekt een foto hem tot leven, toch kan er niets tippen
aan het handschrift van mijn overgrootmoeder op luchtpostpapier.
Koop een wollen muts tegen de regen en kou, bid tweemaal daags voor je examens,
denk aan thuis maar niet te veel, weet dat alles uiteindelijk is voorbestemd.
Ouderlijk advies reikt over landsgrenzen heen en een Nederlands diploma gaat gepaard met de offers, vereist de nodige fantasie van de achterblijvers.
In gedachten varen mijn overgrootouders naar Voorburg, zitten ze op de eerste rij wanneer hun oudste zoon naar het altaar loopt, applaudisseren ze het hardste van iedereen,
terwijl in werkelijkheid thuis in Zeelandia de telefoon de hele dag roodgloeiend staat.
Iemand brengt champagne mee, een glas blijft onaangeroerd staan.
Als kind had ik altijd heimwee, kon ik zelfs niet bij de buren slapen.
En ik vraag me af of er iets van het gemis van mijn voorouders is doorgegeven.
‘Hij gaat niet dood,’ zei mijn overgrootvader op de dag dat mijn opa naar Nederland vertrok.
Maar wat zeiden ze toen hij terugkwam?
Alles wat ik voor me zie is een opengebarsten hemel, en hoe mijn opa bijna
struikelt als hij de loopbrug afloopt, thuiskomt en heimwee krijgt.
Emma Stomp (1994) schrijft over alles wat haar fascineert: van vreemde Mexicaanse gezegdes tot aan de mooiste uren in je lichaam. Eerder studeerde ze sociologie aan de UvA, waar ze nu werkt als communicatiemedewerker. Ze is dol op Wes Anderson films en vintagekleding en heeft minstens zo’n grote koffieverslaving als Lorelai Gilmore.
Sara Mertens (1994) is illustrator en striptekenaar. In de beelden die ze maakt lopen droom en werkelijkheid door elkaar. In een heldere lijn verbeeldt ze de meest onopvallende gebeurtenissen. Centraal in haar werk staat de relatie die we aangaan met elkaar en onze omgeving.


















