Wikileaks en de kindermisbruikzaak in Amsterdam tonen aan dat het internet vol met geheime gangen zit. Gebeuren daar dingen die het daglicht niet kunnen verdragen? Wordt het toch niet tijd voor regulering in de virtuele wereld?
Al enige weken is heel de wereld in de ban van het nieuws over Julian Assange en zijn organisatie Wikileaks. Wikileaks lekt(e) geheime documenten die verschillende regeringen in een op zijn zachtst gezegd weinig flatteus daglicht stellen. Begin deze week kwam het nieuws over Robert M, een pedofiele kinderverzorger uit Letland. Zijn vriend is eigenaar van de website boyhood.org, waarop kinderpornografisch materiaal verkrijgbaar zou zijn. Wat hebben een pedofiele kinderverzorger en Julian Assange met elkaar te maken? In beide zaken is een grote rol weggelegd voor het internet en beide zaken roepen belangrijke vragen op met betrekking tot het internet en het gebruik daarvan: Is er regulering nodig en zo ja, in welke vorm?
Het World Wide Web bestaat nog maar zo'n twintig jaar, korter nog voor consumentengebruik. In feite is het een nieuwe parallelle maatschappij waarvan niemand nog weet hoe die gereguleerd moet worden en waarin dus in zekere zin anarchie heerst. China doet een poging tot het stroomlijnen van het internet, maar haar rigide en restrictieve wijze van regeren lijkt ons weinig wenselijk. Toch komt in de digitale maatschappij, net zoals in analoge maatschappijen criminaliteit voor. Anders dan in de 'echte' wereld, wordt criminaliteit ogenschijnlijk maar mondjesmaat bestreden. Er bestaan wel controlerende instanties, zoals het Meldpunt Cybercrime. Ook is er een Europees initiatief voor het bestrijden van internetcriminaliteit in een Europees "cybercrime centre". Toen echter een maand geleden mijn e-mail gehackt werd door iemand met een Chinees IP-adres, is het nooit in me op gekomen bij een van deze instanties aangifte te doen. Zoals veel dingen in de digitale maatschappij, lijkt ook de criminaliteit daar minder echt.
Twee dagen geleden leerde ik, middels een artikel over Robert M. van het bestaan van zogeheten "darknets": door hun leden streng beveiligde peer-to-peer gemeenschappen waarbinnen bijvoorbeeld pedofielen kinderpornografisch materiaal uitwisselen. De politie krijgt nauwelijks vat op deze netwerken, omdat infiltreren nagenoeg onmogelijk is: De peers eisen van iedere nieuwkomer nieuw materiaal, dat zij nog niet eerder hebben gezien binnen hun netwerk. De politie kan dat nieuwe materiaal onmogelijk verschaffen en boekt dus weinig succes als het gaat om het oprollen van dergelijk netwerken. Toch sloeg Eurojust, het justitieel orgaan van de EU, haar slag en rolde het een groot internationaal kinderpornonetwerk op. Zevenendertig verdachten werden aangehouden.
Eén-nul voor justitie, zou je denken. Het internationale onderzoek liep al sinds 2006, sinds 2008 gecoördineerd door Eurojust. De vraag rijst nu echter hoe lang het zal duren voordat er een soortgelijk wijdvertakt netwerk voor het zojuist opgerolde in de plaats komt. Zeker geen vier jaar, schat ik. Op internet kunnen dingen exponentieel groeien zonder veel moeite. Het bereik en de snelheid van het digitale medium zijn ongekend. Is het succes van Eurojust wel genoeg?
En dan is er Wikileaks. Een organisatie die openlijk en op grote schaal illegaal verkregen documenten publiceert in naam van transparantie en vrijheid. Assange, tegelijk paria en held, profileert zich als een voorvechter van openheid en eerlijkheid. Deze beide idealen lijkt hij met een zeker fundamentalisme en een duidelijke bias ten opzichte van de Verenigde Staten na te jagen. Wat Wikileaks doet is echter —in tegenstelling tot eerdergenoemde netwerken— vooralsnog niet illegaal. Wanhopig proberen de VS zijn site uit de lucht te halen. Het uit de lucht halen van een site die berichten publiceert die je niet bevallen is een omstreden zaak (misschien zelfs net zo illegaal) en blijkt bovendien weinig effectief: de site is inmiddels te bezoeken via de vele mirrorsites. De VS en Assange zijn in feite begonnen aan een strijd in een onverlichte arena, waar beide geen hand voor ogen zien en wild om zich heen slaan. Wie in zijn recht staat is onbekend, want een proces is er nog niet geweest.
Het internet lijkt ons boven de pet gegroeid. Als publicatiemedium laat het zich niet of nauwelijks beteugelen. Dat maken Wikileaks en illegale kinderpornonetwerken op een pijnlijke manier duidelijk. Wat je er vandaag afhaalt, staat er morgen in tweevoud weer op. De belofte van openheid, democratisering en toegankelijkheid die met het wereld wijde web mee werd geleverd, is ontmaskerd. Die belofte getuigt van een naïef beginnersenthousiasme: de fabelachtige wereldwijde democratie die het internet had moeten zijn, dreigt te ontaarden in een stuurloze anarchie. Wellicht had men verder vooruit moeten denken aan de mogelijkheden die het internet biedt voor mensen die er minder respectabele of nobele intenties op na houden, zoals terroristen en pedofielen. Of mensen, zoals Assange, die er nobele intenties op nahouden, maar daarmee wel grootschalige ongeregeldheden kunnen veroorzaken. Hoe dan ook lijkt het tijd dat er door de regulerende instanties, voor zover ze bestaan, een inhaalslag wordt gemaakt. Een digitale Verenigde Naties? Wellicht, want meer dan de analoge wereld is het internet nu één grote wereld vol kosmopolieten die vooralsnog vogelvrij zijn.