"Hoe gaat het nu met uw broer?", vraag ik na plaats te hebben genomen in de fauteuil schuin tegenover mevrouw. Ze kijkt mij bedenkelijk aan. "Welke van de twee bedoel je?" "Ik bedoel die ene waarvan z'n maagwand is gescheurd." Hij is de broer over wie mevrouw uitvoerig heeft verteld tijdens mijn vorige bezoek aan haar. "Nou, dat gaat niet zo best." Mevrouw slaakt een diepe zucht, staart even voor zich uit en buigt voorover om een sjekkie te draaien.
"Mijn broer heeft na de operatie aan zijn maag ook nog een hersenbloeding gekregen. We zijn nu alweer een paar weken verder en hij komt maar niet bij." Mevrouw likt routineus haar vloeitje dicht. "Nou, dat klinkt niet goed nee. En hoe gaat het met uw andere broer?" "Die ligt ook in het ziekenhuis. Hij was thuis weer gevallen en heeft nu zijn andere heup gebroken. De artsen hebben geen goede hoop."
Mevrouw neemt een eerste trek van haar shagsigaret en blaast een flinke rookwolk uit. "Met hem ging het al lange tijd niet goed, toch? U heeft al vaker over hem verteld. Hij is toch ook degene met een dochter met wie het zo slecht gaat?" "Ja, zijn dochter heeft net te horen gekregen dat ze niet meer lang te leven heeft. Ze is wel weer terug uit het ziekenhuis, maar aan bed gekluisterd. Elk moment kan haar laatste zijn," zegt ze op emotieloze toon. Het is alsof ze haar zielenroerselen bedwingt met wat ze inhaleert. Mevrouw paft flink door en is inmiddels alweer halverwege haar zware Pall Mall. Even uit ze alleen nog de door haar longen gezogen rook en langzaam raken we omgeven door een nevel van shagdampen.
Illustratie door Liesbeth de Feyter
"En hoe gaat het met u?" vraag ik, in een poging iets in haar los te maken.
"Verschrikkelijk.” zegt ze zonder echt lading aan haar uitspraak mee te geven. “Ik heb net van mijn specialist te horen gekregen dat het bloed in mijn longslagaders niet meer goed kan worden rondgepompt. Als ik me niet laat opereren ga ik dood, omdat ik op een gegeven moment geen zuurstof meer krijg. Maar liever dat, dan sterven op de operatietafel." De droge taal van mevrouw wil niet echt tot me doordringen. "Dus u laat zich niet opereren?", vraag ik om zeker te zijn van wat mevrouw me nu vertelt.
Ze neemt een laatste trekje van haar sjekkie. "Ik heb in mijn leven genoeg ellende meegemaakt. Laat mij nu maar dood gaan." Mevrouw kijkt me voor het eerst in ons gesprek aan. Pas nu zie ik in haar ogen wat er achter haar opgetrokken rookgordijn schuilgaat.
Als ik eenmaal weer buiten sta, waait er een gure wind door mijn haren. Achter mij staat Gods huis met zijn klokken die reiken naar de hemel. Links van mij de apotheek, rechts de flat van mevrouw. Pas als ik op mijn natgeregende fietszadel ga zitten, word ik overvallen door emotie. Ik hef mijn hoofd en laat de regen langs mijn gezicht stromen. Ik proef het in elke druppel die langs mijn lippen glijd. Ik leef.